AY2Y-19A321-SA.book Page 1 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
Aston Martin Owner's Club
Word lid van de Aston Martin Owner’s Club (AMOC)
De sportieve geest van de dertiger jaren heerst nog steeds in een van
de meest exclusieve autoclubs ter wereld. AMOC is een vereniging
van enthousiastelingen in bijna 60 landen met een gedeelde
interesse in iconische auto’s van een legendarisch merk. Geniet
samen met gelijkgezinden van de vele activiteiten, zoals avondjes uit,
weekendjes weg of rijtochten. Toe aan iets spannenders? AMOC-
concours zijn dé evenementen voor kenners van prachtige auto’s.
Kan het u niet snel genoeg gaan? We organiseren zowel rallydagen,
sprints en heuvelbeklimmingen als autoraces op racebanen als
Silverstone en Goodwood in het Verenigd Koninkrijk en Lime Rock
in de Verenigde Staten.
AY2Y-19A321-SA.book Page 2 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
De Aston Martin Heritage Trust is een educatieve
liefdadigheidsinstelling die is toegewijd aan de geschiedenis van het
merk vanaf het allereerste begin, nu bijna een eeuw geleden. Met de
AMOC deelt zij een prachtige 15e eeuwse schuur in Oxfordshire, die
fungeert als internationaal hoofdkwartier, museum en archief.
Bezoek onze website om meer over deze unieke organisaties te
ontdekken. We heten u er graag van harte welkom.
The Aston Martin Owners Club
Drayton St. Leonard,
Wallingford
Oxford
Engeland
OX10 7BG
Telefoon: +44 (0)1865 400 400
Fax: +44 (0)1865 400 200
Website: www.amoc.org
AY2Y-19A321-SA.book Page 3 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
Inleiding........................................................................................1
Voertuigbeveiligingssysteem ..........................................................2
Alvorens te gaan rijden..................................................................3
Bedieningselementen....................................................................4
Rijden...........................................................................................5
Klimaatregeling .............................................................................6
Audio............................................................................................7
Hands-free bellen .........................................................................8
Satellietnavigatie ...........................................................................9
Onderhoud.................................................................................10
Specificaties................................................................................11
Service......................................................................................... A
Aston Martin Assistance................................................................ B
Garantie van Aston Martin............................................................ C
Alfabetische index........................................................................D
Alles is in het werk is gesteld om de nauwkeurigheid van de gegevens
in dit instructieboekje te waarborgen. Echter, noch de fabrikant noch
de dealer, die dit instructieboekje aan u overhandigt, kan onder geen
enkele omstandigheid verantwoordelijk worden gehouden voor
onnauwkeurigheden of de gevolgen daarvan. Alle rechten
voorbehouden.
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, opgeslagen of
verzonden in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch,
mechanisch, middels fotokopieën, opnamen of op enig andere
manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Aston
Martin Lagonda Limited.
De fabrikant behoudt zich het recht voor om zonder kennisgeving
specificaties te wijzigen in overeenstemming met zijn beleid van
voortgaande productverbetering.
Samengesteld door het Technical Publications Department
ASTON MARTIN LAGONDA LIMITED
Banbury Road
Gaydon
WARWICK
Warwickshire
CV35 0DB
Engeland
Telefoon: +44 (0)1926 644300
Fax: +44 (0)1926 644733
Uitgave 1 – April 2011
Onderdeelnummer – AY2Y
-19A321-SA
AY2Y-19A321-SA.book Page 4 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
Inleiding
Welkom.....................................................................................1.2
Waarschuwingen, aanmaningen tot voorzichtigheid en opmerkingen
1.3
Locatie van onderdelen..............................................................1.4
Voertuigidentificatie ...................................................................1.4
Gegevens opslaan ......................................................................1.5
Veiligheidsmankementen doorgeven..........................................1.5
Voertuigherkomst.......................................................................1.6
AY2Y-19A321-SA.book Page 1 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
1.2
Inleiding
Welkom
Welkom in uw nieuwe Aston Martin Cygnet.
In deze handleiding voor de eigenaar en de andere publicaties in het
documentatiepakket vindt u informatie, waardoor u nog meer plezier
krijgt van het bezit van en het rijden met uw Aston Martin.
In deze handleiding voor de eigenaar wordt niet alleen de werking
van het voertuig uitgelegd, maar ook de bediening van de
voertuigsystemen. Wij bevelen alle nieuwe eigenaren aan de inhoud
van deze handleiding vóór het rijden zorgvuldig te bestuderen.
Deze handleiding voor de eigenaar maakt deel uit van de
noodzakelijke voertuiguitrusting t.b.v. gerechtelijke erkenning en
moet te allen tijde in het voertuig worden bewaard.
Franchisedealers van Aston Martin
Dit is een overzicht van alle Aston Martin dealers ter wereld. Zij
verzorgen de verkoop en het onderhoud van Aston Martins en
beschikken over de noodzakelijke voorzieningen, kennis en tevens
over door de fabriek opgeleid personeel.
www.astonmartin.com
Alles is in het werk gesteld om de nauwkeurigheid van de gegevens
in deze dealerlijst te waarborgen. Het is echter mogelijk dat er
wijzigingen optreden bij de franchisehouders van Aston Martin.
Noch Aston Martin noch enige importeur of dealer op deze lijst kan
aansprakelijk worden gesteld voor onnauwkeurigheden of de
gevolgen daarvan.
Alle dealers op deze lijst streven ernaar om te voldoen aan de hoge
Aston Martin normen voor verkoop en onderhoud. Ieder voertuigen
dat als een Aston Martin wordt verkocht moet bovendien aan de
plaatselijk geldende wetgeving voldoen.
Als onderhoud nodig is in een ander land dan waarin dit voertuig
oorspronkelijk werd gekocht, zal er alles aan worden gedaan om aan
de vereisten van de eigenaar te voldoen. De beschikbaarheid van
onderdelen kan echter beperkt zijn als gevolg van verschillen in de
voertuig en onderdeelspecificaties
Als de dichtstbijzijnde Aston Martin dealer u niet kan helpen, kunt u
contact opnemen met het hoofdkantoor van Aston Martin:
Aston Martin Lagonda Limited
Banbury Road
Gaydon
WARWICK
CV35 0DB
Telefoon: +44 (0)1926 644300
Fax: +44 (0)1926 644733
Aston Martin dealers zijn zelfstandige ondernemers. Ze zijn geen
vertegenwoordigers van de onderneming en hebben daarom niet het
recht om financiële of andere overeenkomsten aan te gaan namens
de onderneming.
Alleen Aston Martin dealers mogen reparaties onder garantie
uitvoeren.
AY2Y-19A321-SA.book Page 2 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
1.3
Inleiding
Erkende carrosseriereparateurs van Aston Martin
Een lijst met alle carrosseriereparateurs van Aston Martin is hier te
vinden:
www.astonmartin.com
Alle door Aston Martin erkende carrosseriereparatiecentra zijn
beoordeeld en gecontroleerd volgens de normen voor Aston Martin
carrosseriereparatiecentra in de categorie A of B.
Categorie A: Reparaties aan de gelijmde aluminiumopbouw, alle
beschadigingen aan de lak en lichte structurele beschadigingen.
Categorie B: All beschadigingen aan de lak en lichte structurele
beschadigingen.
Allhoewel alles in het werk is gesteld om de nauwkeurigheid van de
gegevens in deze dealerlijst te waarborgen, is deze lijst aan
wijzigingen onderhevig. . Noch Aston Martin noch enige erkende
carrosseriereparateur van Aston Martin kan aansprakelijk worden
gesteld voor onnauwkeurigheden of de gevolgen daarvan.
Erkende servicecentra van Aston Martin
Een lijst met alle erkende servicecentra van Aston Martin is hier te
vinden:
www.astonmartin.com
Alle door Aston Martin erkende servicecentra zijn beoordeeld en
gecontroleerd volgens de normen voor Aston Martin.
Alhoewel alles in het werk is gesteld om de nauwkeurigheid van de
gegevens in deze lijst met servicecentra van Aston Martin te
waarborgen, is hij aan wijzigingen onderhevig . Noch Aston Martin
noch een servicecentrum van Aston Martin kan aansprakelijk worden
gesteld voor onnauwkeurigheden of de gevolgen daarvan.
Waarschuwingen, aanmaningen tot
voorzichtigheid en opmerkingen
De nu volgende waarschuwingen, aanmaningen tot voorzichtigheid
en opmerkingen worden in deze handleiding voor de eigenaar
gebruikt om uw aandacht te vestigen op specifieke informatie.
Waarschuwingen
Waarschuwing: Dit zijn procedures die u nauwkeurig dient
op te volgen om de kans op letsel te verkleinen.
Aanmaningen tot voorzichtigheid
Deze verschijnen bij procedures die u nauwkeurig dient op te
volgen om de kans op schade aan uw voertuig te verkleinen.
Opmerkingen
Deze verschijnen bij procedures die problemen bij de bediening
van uw voertuig helpen vermijden.
AY2Y-19A321-SA.book Page 3 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
1.4
Inleiding
Locatie van onderdelen
De locatie van alle onderdelen is
omschreven zoals gezien vanaf de
bestuurdersstoel, m.a.w. de locatie van
de in deze afbeelding aangegeven
brandstofvulklep is omschreven als
‘links aan de achterkant van het
voertuig’.
Voertuigidentificatie
Het voertuigidentificatienummer (VIN) is onder de rechtervoorstoel
in de vloerplaat gestanst.
U kunt het VIN zien als u de vloerbedekking op de getoonde wijze
optilt.
Het voertuig is gemarkeerd met een VIN-label van de fabrikant voor
het eerste stadium (2). Aston Martin Lagonda, de fabrikant van het
tweede stadium, heeft een eigen VIN-label (1) aangebracht. Dit
voertuig is volgens de regels geregistreerd met het VIN van Aston
Martin Lagonda.
AY2Y-19A321-SA.book Page 4 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
1.5
Inleiding
Het motornummer is in het motorblak aangebracht.
Gegevens opslaan
De computers in uw voertuig kunnen gedetailleerde gegevens
opslaan, zoals (maar niet beperkt tot):
• het gebruik van de veiligheidssystemen, waaronder de
veiligheidsgordels van zowel de bestuurder als de passagiers;
• informatie over de prestaties van diverse systemen en modules in
het voertuig;
• informatie m.b.t. de status van de motor, gasklep, stuurinrichting,
remmen of andere systemen.
Tot deze gegevens behoort mogelijk informatie over hoe de
bestuurder het voertuig bedient, zoals (maar niet beperkt tot)
informatie m.b.t. de rijsnelheid en het gebruik van de remmen, het
gaspedaal en het stuur. Deze informatie kan worden opgeslagen bij
normaal gebruik, een botsing of een bijna-botsing.
Deze informatie kan in principe uitgelezen en gebruikt worden door:
• Aston Martin
• Onderhouds- en reparatiebedrijven
• Wetshandhavers of overheidsinstellingen
• Derden die rechten doen gelden of uw toestemming verkrijgen
om dergelijke informatie uit te lezen.
Veiligheidsmankementen doorgeven
Als u denkt dat uw voertuig een defect m.b.t. de veiligheid vertoont
dat een ongeluk kan veroorzaken of letstel of zelfs een fatale afloop
tot gevolg kan hebben, dient u onmiddellijk uw Aston Martin dealer
of de afdeling Service Operations van de fabrikant op de hoogte te
stellen. Gebruik in het laatste geval het onderstaande adres.
Aston Martin Lagonda Limited
Service Operations Department
Banbury Road
Gaydon
WARWICK
CV35 0DB
Engeland
Telefoon:
(internationaal) +44 1926 644700
(vanuit VK) 01926 644700
Fax: (+44) (0)1926 644733
AY2Y-19A321-SA.book Page 5 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
1.6
Inleiding
Voertuigherkomst
Model:
bijvoorbeeld handgeschakelde of automatische transmissie
Kleur van carrosserie:
Kleur van interieur:
Kleur van dashboard:
Voertuigidentificatienummer (zoals aangegeven op het
fabrikantlabel van Aston Martin):
Zoals op het VIN-plaatje
Eerste eigenaar:
Verkopende dealer
Afleverdatum
Tweede eigenaar:
Verkopende dealer
Afleverdatum
Derde eigenaar:
Verkopende dealer
Afleverdatum
Vierde eigenaar:
Verkopende dealer
Afleverdatum
AY2Y-19A321-SA.book Page 6 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
1.7
Inleiding
Vijfde eigenaar:
Verkopende dealer
Afleverdatum
Zesde eigenaar:
Verkopende dealer
Afleverdatum
AY2Y-19A321-SA.book Page 7 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
1.8
Inleiding
AY2Y-19A321-SA.book Page 8 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
Voertuigbeveiligingssysteem
Inleiding.....................................................................................2.2
Voertuigsleutel ...........................................................................2.2
Ontgrendelen en openen ...........................................................2.3
Vergrendelen .............................................................................2.4
Hoofdvergrendelschakelaars.......................................................2.4
Brandstofklepontgrendeling........................................................2.5
Achterklep .................................................................................2.5
Dubbel vergrendelen..................................................................2.6
Alarm.........................................................................................2.6
Passief antidiefstalsysteem ..........................................................2.7
Persoonlijke instellingen .............................................................2.8
AY2Y-19A321-SA.book Page 1 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
2.2
Voertuigbeveiligingssysteem
Inleiding
Dit voertuig wordt beschermd door een elektronisch
beveiligingssysteem dat een alarm laat afgaan en de lichten laat
knipperen wanneer een poging tot inbraak wordt waargenomen. Het
alarm gaat in de volgende situaties af:
• Een portier wordt met iets anders dan met de voertuigsleutel
ontgrendeld of geopend.
• De motorkap wordt geopend terwijl het voertuig vergrendeld is.
• Er wordt op de achterruit getikt of deze wordt gebroken.
• De accu wordt weer aangesloten.
De voertuigbeveiliging wordt nog verbeterd door een passief
antidiefstalsysteem (PATS) dat het starten van het voertuig blokkeert
als de verkeerde voertuigsleutel wordt gebruikt.
Voertuigsleutel
Het voertuig wordt met twee voertuigsleutels en een
sleutelnummerplaatje geleverd.
De bestuurder moet de voertuigsleutel altijd bij zich
dragen.
Bewaar de reservesleutel en het sleutelnummerplaatje op een veilige
plaats. Laat de voertuigsleutel niet in het voertuig achter wanneer u
het voertuig onbeheerd achterlaat.
Als de voertuigaccu leeg is of als de
instapfunctie niet naar behoren werkt,
zult u de mechanische sleutel moeten
gebruiken. Druk op de ontgrendeltoets
en haal de mechanische sleutel eruit. Na
gebruik moet u de mechanische sleutel
weer in de elektronische sleutel
opbergen.
Als u een voertuigsleutel kwijtraakt, neem dan contact op met uw
Aston Martin Dealer.
'Verminder de impact van elektromagnetische golven; gebruik naar
behoren'
Seleutelloos instap- en startsysteem
U kunt dit voertuig vergrendelen en ontgrendelen door
eenvoudigweg de voertuigsleutel bij u te dragen, bijvoorbeeld in uw
zak.
De twee voertuigsleutels behoren bij het sleutelloos instap- en
startsysteem.
Bij het vergrendelen of ontgrendelen van de portieren kunt u het
systeem bedienen als u zich met de sleutel op circa 0,7 m van een
buitenportiergreep (Raadpleeg ’Ontgrendelen en openen’, pagina
2.3) bevindt.
AY2Y-19A321-SA.book Page 2 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
2.3
Voertuigbeveiligingssysteem
Beveiligingsfuncties van de
voertuigsleutel
[1] VERGRENDELEN: Eenmaal indrukken
om het voertuig in één stap te vergrendelen
en het beveiligingssysteem in te schakelen.
[2] ONTGRENDELEN: Eenmaal indrukken
om het voertuig in een stap te ontgrendelen.
Ontgrendelen en openen
Ga met de sleutel op zak op
een afstand van maximaal 0,7
meter van het portier staan.
Pak de portierhandgreep vast
om het voertuig te
ongrendelen. Raak hierbij de
sensor aan de achterkant van
de handgreep aan. De
richtingaanwijzers knipperen
twee keer om aan te geven dat
het beveiligingssysteem is ontgrendeld. Alle portieren worden
ontgrendeld.
Gedurende drie seconden na het vergrendelen, kunt u het portier
niet ontgrendelen.
Als er tijdens het rijden een portier wordt geopend, is er een
waarschuwing te horen tot het portier is gesloten.
Het is mogelijk dat de portieren niet worden ontgrendeld als u
een portierhandgreep te snel opentrekt of als u plotseling binnen het
werkbereik van de buitenantenne komt en een portierhandgreep
beweegt. Laat de portierhandgreep in dat geval weer los, ontgrendel
de portieren opnieuw en controleer of de portieren zijn ontgrendeld,
voordat u aan de handgreep trekt.
Wanneer u handschoenen draagt en een portierhandgreep vastpakt,
is het mogelijk dat de portieren langzaam ontgrendelen of helemaal
niet.
Als er nog een voertuigsleutel binnen het werkbereis is, kan het langer
duren voordat de portieren worden geopend nadat een
portierhandgreep is vastgepakt.
Wanneer u het voertuig ontgrendelt, gaat de interieurlamp
banden. De lamp gaat 15 seconden na het sluiten van de portieren
uit of wanneer de "START/STOPKNOP" naar de stand ACCESSOIRE
wordt gedraaid.
AY2Y-19A321-SA.book Page 3 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
2.4
Voertuigbeveiligingssysteem
Vergrendelen
Controleer of de portieren en
de achterklep zijn gesloten (het
voertuig wordt niet
vergrendeld als er nog een
portier open staat). Ga met de
voertuigsleutel op zak maximal
0,7 m van het portier af staan
en raak de vergrendelsensor (1)
aan om het portier te
vergrendelen.
Of ga op maximaal 0,7 m van
de achterklep staan en raak de
vergrendeltoets (2) aan.
De richtingaanwijzers
knipperen één keer wanneer
het beveiligingssysteem wordt
ingeschakeld.
Automatisch opnieuw vergrendelen
Als het voertuig wordt vergrendeld en weer ontgrendeld, maar er
binnen 30 seconden geen portier of achterklep wordt geopend,
wordt het voertuig automatisch opnieuw vergrendeld en wordt ook
het beveiligingssysteem opnieuw ingeschakeld.
Hoofdvergrendelschakelaars
De portieren en de achterklep
kunnen met de
hoofdvergrendelschakelaar
worden ontgrendeld (1) of
vergrendeld (2).
Als het voertuig met de
hoofdvergrendelschakelaar is
vergrendeld, kan het portier
aan de bestuurderszijde
worden geopend door één keer aan de portierhandgreep te trekken.
Het portier aan de passagierszijde kan alleen worden geopend door
alle portieren met de voertuigsleutel of de
hoofdvergrendelschakelaar te ontgrendelen.
De hoofdvergrendelschakelaar werkt niet als het voertuig vanaf de
buitenzijde werd vergrendeld.
Bij een ongeval worden de portieren automatisch ontgrendeld.
AY2Y-19A321-SA.book Page 4 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
2.5
Voertuigbeveiligingssysteem
Brandstofklepontgrendeling
Trek aan de
brandstofklepontgrendeling
om de brandstoftankdop te
openen (links van de
bestuurdersstoel). Voordat u
gaat tanken, moet u ervoor
zorgen dat de portieren en
ruiten zijn gesloten en dat u de
"START-/STOPKNOP" hebt
uitgeschakeld.
Achterklep
De achterklep openen
Ga met de voertuigsleutel in
uw zak op 0,7 m van de
achterklep staan, houd de
ontgrendeltoets ingedrukt en
open tegelijkertijd de
achterklep..
Als het voertuig is
vergrendeld en het
beveiligingssysteem is
ingeschakeld, dan wordt dit
systeem uitgeschakeld en de richtingaanwijzers knipperen twee keer
wanneer de achterklep wordt geopend. De portieren blijven
vergrendeld.
De achterklep sluiten
Laat de achterklep aan de
handgreep zakken. Duw de
achterklep aan de buitenkant
naar beneden om hem te
sluiten.
Controleer altijd of de
achterklep goed dicht zit.
AY2Y-19A321-SA.book Page 5 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
2.6
Voertuigbeveiligingssysteem
Dubbel vergrendelen
Schakel de dubbele vergrendeling nooit in als er mensen in
het voertuig zijn. De portieren kunnen bij een dubbele
vergrendeling niet van binnenuit worden geopend.
Toegang door onbevoegden
tot het voertuig wordt
voorkomen door de
portierontgrendelfunctie uit te
schakelen vanuit het voertuig
of buiten het voertuig. Bij
voertuigen met dit systeem zijn
er etiketten op de portierruiten
aangebracht.
U schakelt de dubbele vergrendeling als volgt in. Draai de "START-/
STOPKNOP" naar UIT, laat alle passagiers uitstappen en controleer of
alle portieren zijn gesloten. Met de sleutel in uw zak raakt u
vervolgens de vergrendelsensor op de buitenportierhandgreep aan of
drukt u op de vergrendeltoets op de achterklep (twee keer binnen vijf
seconden). Of u drukt tweemaal binnen vijf seconden op de toets
VERGRENDELEN van de voertuigsleutel.
U opent de portieren door de buitenhandgreep van het
bestuurdersportier vast te houden, of door de toets
ONTGRENDELEN op de voertuigsleutel in te drukken.
Alarm
U schakelt het alarm als volgt in: sluit de portieren, de achterklep en
de motorkap en vergrendel vervolgens de portieren met de
vergrendelsensor op de portierhandgreep, de vergrendeltoets op de
achterklep of de toets VERGRENDELEN op de voertuigsleutel. Het
systeem wordt na 30 seconden automatisch ingeschakeld.
De status van het controlelampje in de instrumentengroep
verandert van aan in knipperend wanneer het systeem is ingesteld.
Druk op de toets ONTGRENDELEN op de voertuigsleutel om het
alarm te stoppen.
AY2Y-19A321-SA.book Page 6 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
2.7
Voertuigbeveiligingssysteem
Passief antidiefstalsysteem
Het passieve antidiefstalsysteem (PATS) is een volledig automatische
startblokkering.
Als u een voertuigsleutel kwijtraakt, kan er een duplicaat van de
reservesleutel worden gemaakt door uw Aston Martin Dealer, die
hem ook zal programmeren.
De motor starten
Wanneer u het beveiligingssysteem hebt uitgeschakeld, de
voertuigsleutel binnen bereik is en de de "START-/STOPKNOP" naar
ACCESSOIRE of CONTACT wordt gedraaid, stuurt de PATS-
controller een signaal naar de voertuigsleutel. De voertuigsleutel
moet met een geldige code reageren, voordat u de motor kunt
starten. Zodra er een geldige code wordt ontvangen, werkt het
ontstekingssysteem normaal. Wordt de voertuigsleutelcode niet
ontvangen, of is de code ongeldig, dan blijft de startmotor
geblokkeerd.
PATS-status
De status van het PATS-
systeem wordt aangegeven
door het symbool in de
instrumentengroep (1).
Storingsfunctie
Als het statussymbool blijft knipperen wanneer de "START-/
STOPKNOP" naar CONTACT wordt gedraaid, kan er niet worden
gestart.
Mocht deze situatie zich voordoen, schakel de "START-/STOPKNOP"
dan naar UIT en weer terug naar CONTACT. Lukt dit niet, gebruik
dan de reservesleutel. Lukt dit wel, vraag dan een vervanging aan
voor de defecte voertuigsleutel. Blijft u problemen ondervinden met
de voertuigsleutel, neem dan contact op met uw Aston Martin
Dealer.
Contact Actie (geldige code)
aan (ON) Symbool licht drie seconden op.
uit (OFF) Symbool knippert continu.
AY2Y-19A321-SA.book Page 7 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
2.8
Voertuigbeveiligingssysteem
Persoonlijke instellingen
U kunt een aantal van de beveiligingsfuncties naar wens aanpassen. Voor het programmeren van deze
voorkeursinstellingen is speciale apparatuur nodig. Uw Aston Martin Dealer kan u hierbij helpen.
Bij het personaliseren van bepaalde functies kan het zijn dat andere functie-instellingen ook worden
veranderd.
Item Functie Standaardinstelling Gepersonaliseerde instelling
Sleutelloos instap-
en startsysteem
Sleutelloos instap- en
startsysteem
aan (ON) uit (OFF)
Werkingssignaal
(alarmknipperlichten)
aan (ON) uit (OFF)
Voertuigsleutel Draadloze afstandsbediening aan (ON) uit (OFF)
Verstreken tijd voordat
automatische
portiervergrendeling wordt
ingeschakeld als portier na
ontgrendelen niet wordt
geopend.
30 seconden 60 seconden
120 seconden
Werkingssignaal
(alarmknipperlichten)
aan (ON) uit (OFF)
Portierzoemer aan (ON) uit (OFF)
AY2Y-19A321-SA.book Page 8 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
Alvorens te gaan rijden
Alvorens te gaan rijden...............................................................3.2
Stoelverstelling ...........................................................................3.2
Stoelen met temperatuurregeling................................................3.6
Stuurwiel....................................................................................3.6
Binnenspiegels ...........................................................................3.7
Buitenspiegels ............................................................................3.7
Veiligheidssysteem .....................................................................3.8
Veiligheidsgordels.......................................................................3.9
Airbags.....................................................................................3.12
Veiligheid voor kinderen ..........................................................3.14
Uitschakeling passagiersairbag ..................................................3.16
ISOFIX-verankeringen ..............................................................3.17
Riemverankeringen ..................................................................3.18
Automatisch blokkerende oprolmechanismen ..........................3.19
Kinderzitjes ..............................................................................3.19
Opbergruimte in het interieur ..................................................3.23
Media-apparatuur ....................................................................3.25
Accessoirestekkerdoos..............................................................3.26
Elektrisch bediende ruiten........................................................3.26
Leeslampjes..............................................................................3.27
AY2Y-19A321-SA.book Page 1 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
3.2
Alvorens te gaan rijden
Alvorens te gaan rijden
Controles voor het rijden
Controleer uw voertuig om er zeker van te zijn dat alles overeenkomt
met de informatie en specificaties in deze handleiding voor de
eigenaar.
Aan de buitenkant:
• Controleer de wielen, wielmoeren en banden.
• Controleer of alle ruiten, spiegels en lampen schoon zijn en
nergens mee bedekt zijn.
• Controleer of de achterklep, de motorkap en de brandstofklep
goed zijn gesloten.
• Controleer de werking van alle lichten.
In het interieur:
• Controleer of de portieren goed gesloten zijn.
• Controleer of de stoel, de spiegels en het stuur correct zijn
afgesteld.
• Controleer of alle meters en symbolen de juiste waarden
aangeven.
• Controleer of alle passagiers hun veiligheidsgordels hebben
vastgezet.
Stoelverstelling
Voorstoelen
Waarschuwing: Verstel de stand van de bestuurdersstoel niet
tijdens het rijden.
Waarschuwing: Leg geen kussen tussen de rug van de
bestuurder of passagier en de rugleuning. Het aannemen van de
juiste houding kan dan moeilijk zijn, waardoor de
veiligheidsgordel en de hoofdsteun niet de juiste ondersteuning
kunnen bieden, met ernstig of dodelijk letsel tot gevolg bij de
bestuurder of passagier.
Waarschuwing: Leg niets onder de voorstoelen.
Voorwerpen die onder de voorstoelen worden gelegd, kunnen
vast komen te zitten in de stoelrails, waardoor de stoel niet
vastgezet kan worden. Dit kan een ongeval tot gevolg hebben.
Ook kan het stelmechanisme worden beschadigd.
Waarschuwing: Let er bij het afstellen van de stoelpositie op
dat andere passagiers door de bewegende stoel niet gewond
raken.
Waarschuwing: Houd uw handen niet onder de stoel of in de
buurt van bewegende onderdelen. Dit om letsel te voorkomen.
Vingers en handen kunnen in het stoelmechanisme vast komen
te zitten.
De bedieningselementen van de stoelen bevinden zich aan
weerskanten van de voorstoelen.
AY2Y-19A321-SA.book Page 2 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
3.3
Alvorens te gaan rijden
Bestuurdersstoel
[1] : De stoel naar voren of naar
achteren schuiven
[2] : De hoek van de rugleuning
vergroten of verkleinen.
[3] : De stoel omhoog of omlaag
zetten.
Voorpassagiersstoel De voorpassagiersstoel kan worden versteld, zodat de achterbank
goed bereikbaar is.
Zet de stelhendel van de rugleuninghoek (2) omhoog. Wanneer de
rugleuning zo ver mogelijk naar voren is geklapt, kan de stoel naar
voren en achteren worden geschoven.
Schuif de stoel zo ver mogelijk naar voren. Nadat de passagiers op de
achterbank hebben plaatsgenomen, schuift u de stoel weer naar
achteren tot deze blokkeert. De rugleuning blokkeert in de
rechtopstand zodra u deze weer omhoog zet.
De passagiers op de achterbank kunnen het voertuig verlaten door de
stelhendel voor de rugleuning (3) te gebruiken.
AY2Y-19A321-SA.book Page 3 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
3.4
Alvorens te gaan rijden
Hoofdsteunen
De stoelen van de bestuurder en de voorpassagier hebben niet-
verstelbare hoofdsteunen (1), die de achterwaartse slag van het hoofd
bij een aanrijding van achteren beperken, waardoor de kans op
wiplash wordt verminderd.
Ga in de stoel zitten, zet de
rugleuning rechtop en controleer
of uw achterhoofd in het midden
tegen de hoofdsteun komt. De
hoofdsteunen functioneren het
beste wanneer de afstand tussen
de achterkant van het hoofd en de
hoofdsteun zo klein mogelijk is.
Achterbank
Waarschuwing: Verstel de stand van de achterbank niet
tijdens het rijden. Zet het voertuig op een vlakke ondergrond
stil, schakel de handrem in en zet het voertuig in de stand P
(automaat) of in de eerste versnelling (handgeschakeld).
Waarschuwing: Leg niets onder de stoel dat kan rollen of dat
groter is dan de beschikbare ruimte.
Waarschuwing: Ga niet rijden als het stoelkussen omhoog is
gezet.
Waarschuwing: Laat niemand plaatsnemen op een opgeklapt
stoelkussen of in de bagageruimte als er wordt gereden.
Waarschuwing: Nadat u de achterbank weer op de
oorspronkelijke plaats hebt gezet, moet u controleren of de
rugleuning en het zitkussen goed zijn vergrendeld en of de
veiligheidsgordels niet zijn verdraaid of onder de zitplaats
vastzitten.
Rugleuning van achterbank omlaag klappen
De achterbank kan worden opgeklapt voor meer ruimte in de
kofferruimte.
Berg de gespen van
de
veiligheidsgordels
weg.
AY2Y-19A321-SA.book Page 4 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
3.5
Alvorens te gaan rijden
Trek aan de ontgrendelhendel
en klap de zitting zo ver op tot
de hoofdsteunen kunnen
worden verwijderd.
Duw op de ontgrendelknop en
trek de hoofdsteun
tegelijkertijd naar buiten.
Klap de zitting terug en berg de
hoofdsteunen op in de vakken
aan de achterkant van de
voorstoelen.
Kussen van achterbank opbergen
Het zitkussen van de achterbank kan ook worden weggeklapt voor
meer bagageruimte.
Trek de riem horizontaal. De
vergrendeling onder het
stoelkussen laat los, zodat het
stoelkussen kan worden
opgetild.
Zet de knop los en maak de
riem los.
Veranker de riem aan de
hoofdsteun.
AY2Y-19A321-SA.book Page 5 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
3.6
Alvorens te gaan rijden
Stoelen met temperatuurregeling
De voorstoelen beschikken
over stoelverwarming. U kunt
de verwarming met de
stoelbedieningselementen voor
iedere stoel apart inschakelen.
De controlelampjes branden
wanneer de stoelverwarmingen
zijn ingeschakeld
De stoelverwarmingen
kunnen worden ingeschakeld
wanneer de "START-/STOPKNOP" op CONTACT staat.
Stuurwiel
Stuurvergrendeling
Wanneer de "START-/STOPKNOP" is uitgeschakeld en er een portier
wordt geopend en gesloten, blokkeert de stuurvergrendelingsfunctie
het stuurwiel in de huidige stand. De stuurvergrendeling wordt
uitgeschakeld wanneer de "START-/STOPKNOP" opnieuw wordt
bediend.
Om de stuurvergrendeling uit
te scahkelen, draait u het stuur
voorzichting naar links of
rechts terwijl u tegelijkertijd op
de "START-/STOPKNOP"
drukt. Als de
stuurvergrendeling niet
ontgrendelt, knippert het
controlelampje van de "START-
STOPKNOP" groen.
Kantelen
Waarschuwing: Verstel de stuurkolom niet tijdens het rijden.
Waarschuwing: Controleer of de stuurkolom is vergrendeld.
De ongrendelhendel moet helemaal omhoog staan, in lijn met
de stuurkolom.
U kunt de kantelhoek van het
stuurwiel instellen met de
ontgrendelhendel (1). Trek de
ontgrendelhendel naar
beneden en zet het stuurwiel
in de gewenste stand. Houd
het stuurwiel in de gewenste
stand en vergrendel het door
de hendel omhoog te drukken.
AY2Y-19A321-SA.book Page 6 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
3.7
Alvorens te gaan rijden
Binnenspiegels
Achteruitkijkspiegel met automatische
antiverblindingsstand
Draai de achteruitkijkspiegel over de kogelbevestiging tot u goed
achteruit kunt kijken.
De achteruitkijkspiegel wordt automatisch gedimd als het licht van de
koplampen van het achteroprijdende verkeer te fel wordt. De spiegel
keert weer terug naar de gewone stand als het licht weer tot een
acceptabel niveau is gedaald.
U kunt de automatische modus
met de toets op de
achteruitkijkspiegel in- en
uitschakelen. Het
controlelampje brandt
wanneer de automatische
modus is ingeschakeld.
De spiegel schakelt iedere
keer wanneer de "START-/STOPKNOP" naar CONTACT wordt
gedraaid, terug naar de automatische modus.
Raak de sensors niet aan en leg
er niets overheen, zodat ze
correct kunnen werken.
Make-upspiegel
In elke zonneklep is een make-
upspiegel gemonteerd.
Buitenspiegels
Selecteer de linker- of
rechterspiegel (1) om deze af te
stellen. Zet de schakelaar (2)
vervolgens omhoog, omlaag,
naar links of rechts om deze
spiegel in de gewenste stand te
zetten.
De "START-/STOPKNOP"
moet naar ACCESSOIRE of
CONTACT zijn gedraaid,
voordat de buitenspiegels
kunnen worden versteld.
Verwarmde spiegels
Zodra u de achterruitverwarming inschakelt, worden ook de
verwarmingselementen van de buitenspiegels 15 minuten
(Raadpleeg ’Bedieningselementen climate control’, pagina 6.3)
ingeschakeld.
Waarschuwing: Raak de buitenspiegels niet aan als de
verwarming is ingeschakeld. Zij kunnen erg heet worden en
brandwonden veroorzaken.
AY2Y-19A321-SA.book Page 7 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
3.8
Alvorens te gaan rijden
Elektrisch in-/uitklapbare
De elektrische inklapfunctie klapt de buitenspiegels in tot zij vlak
tegen de portieren liggen.
Klap de spiegels in door op de
toets te drukken. De spiegels
worden ingeklapt. Herhaal
deze handeling om de spiegels
terug in de rijpositie te zetten.
De elektrische
inklapfunctie kan worden
gebruikt wanneer de START-/
STOPKNOP in de stand
ACCESSOIRE of CONTACT AAN staat.
Veiligheidssysteem
Het veiligheidssysteem biedt de bestuurder en alle passagiers
bescherming bij ongevallen. Het systeem bestaat uit:
• Veiligheidsgordels met voorspanners en
belastingbegrenzingssystemen voor de bestuurder en passagier.
• Voorste airbag, bestuurderszijde
• Voorste airbag, kniehoogte aan bestuurderszijde
• Zijairbags voor de bestuurder en de passagier voorin
• Airbag met dubbele kamer, passagierszijde voor
• Stoelkussenairbag, passagierszijde voor
• Uitschakelingsschakelaar voor airbag (PAD) van passagier voorin
• Registratie van voorpassagier
• Zijgordijnairbags
• Gordijnschildairbag achterruit
Al deze systemen worden aangestuurd door een regelmodule van het
veiligheidssysteem (RCM). Bij een botsing analyseert de regelmodule
van het veiligheidssysteem (RCM) de informatie van verschillende
sensors, waaronder de botsingsomstandigheden en welke stoelen
zijn bezet. Op basis van deze informatie activeert de RCM de juiste
veiligheidsmechanismen. Tijdens een botsing kan de RCM wel of niet
de gordelvoorspanners inschakelen en geen, een of alle airbags
activeren.
Als de gordelvoorspanners of airbags bij een botsing niet werken,
betekent dit niet dat er een storing is in het systeem. Het betekent
daarentegen dat het systeem heeft bepaald dat de omstandigheden
van het ongeval (de ernst, het gebruik van de veiligheidsgordels, etc.)
zodanig waren dat deze veiligheidsmechanismen niet hoefden te
worden ingeschakeld.
Airbags voor de voorpassagiers werken alleen bij frontale of bijna
frontale botsingen, niet wanneer het voertuig kantelt of bij botsingen
aan de zijkant of achterkant, tenzij bij deze botsing de voorwaartse
snelheid voldoende wordt verminderd.
Bepalen of het systeem gebruiksklaar is
Het waarschuwingssymbool in de instrumentengroep geeft aan
of het systeem werkt.
Wanneer de "START-/STOPKNOP" op CONTACT staat, brandt dit
symbool enkele seconden om aan te geven dat het systeem gereed
is. Als het lampje niet oplicht of als het na een paar seconden niet
dooft of als het tijdens het rijden oplicht, heeft het
zelfdiagnosesysteem voor de airbags een storing waargenomen.
AY2Y-19A321-SA.book Page 8 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
3.9
Alvorens te gaan rijden
Als een van deze omstandigheden optreedt (zelfs met tussenpozen),
laat het veiligheidssysteem dan onmiddellijk door uw Aston Martin
dealer nakijken. Doet u dit niet, dan is het mogelijk dat het systeem
bij een botsing niet correct werkt.
Veiligheidsgordels
Aston Martin raadt het gebruik van veiligheidsgordels sterk aan.
Waarschuwing: Veiligheidsgordels mogen niet worden
gedragen als de gordel gedraaid is.
Waarschuwing: Iedere veiligheidsgordel is voor één persoon
bedoeld. Er ontstaan gevaarlijke situaties wanneer een gordel
om een kind op de schoot van een passagier wordt vastgegespt.
Zet een veiligheidsgordel voor een volwassene niet rond twee
kinderen vast.
Waarschuwing: Wanneer de veiligheidsgordel is vastgegespt,
mag de gordel geen scherpe randen raken, waardoor hij kan
gaan rafelen of worden doorgesneden bij normaal gebruik of bij
een ongeval. Indien nodig, moet de gordel worden beschermd.
Waarschuwing: Een veiligheidsgordel is van doorslaggevende
betekenis voor uw veiligheid. Als u uw veiligheidsgordel niet
omdoet, vergroot u de kans op ernstig letsel met mogelijk fatale
afloop bij een ongeluk.
Waarschuwing: Let erop dat u en uw passagiers hun
veiligheidsgordels altijd vastzetten en dat deze correct gebruikt
worden, ook al zijn er airbags aangebracht.
Waarschuwing: Als u de rugleuning achterover zet, biedt de
veiligheidsgordel bij een ongeval minder bescherming. Zet de
rugleuning rechtop.
Waarschuwing: Veiligheidsgordels oefenen hun werking uit
via het beendergestel van het lichaam en horen laag over de
voorkant van het bekken, de borstkas en de schouders gedragen
te worden. Draag het heupgedeelte van de gordel nooit over de
onderbuik
Waarschuwing: Draag het schoudergedeelte van de gordel
nooit onder uw arm of achter uw rug langs.
Waarschuwing: Haal harde of breekbare voorwerpen, zoals
een bril of een mobiele telefoon, altijd uit uw zakken, omdat ze
onder de veiligheidsgordels bekneld kunnen raken en mogelijk
bij een ongeluk letstel kunnen veroorzaken.
Waarschuwing: Zwangere vrouwen behoren medisch advies
te vragen over hoe zij de veiligheidsgordel het beste kunnen
omdoen.
AY2Y-19A321-SA.book Page 9 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
3.10
Alvorens te gaan rijden
Waarschuwing: Houd veiligheidsgordels schoon, zodat het
oprolmechanisme correct kan werken. Let erop dat de gordel
niet is gedraaid, gerafeld of dat de beweging ervan wordt
verhinderd. Als u twijfelt over de toestand of de werking van het
veiligheidsgordelmechanisme, laat het dan door uw Aston
Martin dealer nakijken.
Waarschuwing: breng geen wijzigingen of extra’s aan
waardoor de instelmogelijkheden van de veiligheidsgordel niet
meer zouden werken, of het gordelmechanisme de speling in de
gordel niet meer zou opnemen. Breng nooit accessoires op de
veiligheidsgordels aan.
Waarschuwing: Veiligheidsgordels moeten zo strak mogelijk
worden aangetrokken, en toch nog comfortabel voelen, zodat ze
de bescherming kunnen bieden waarvoor ze zijn bedoeld. Een
slaphangende gordel biedt de drager veel minder bescherming.
Waarschuwing: Het is uitermate belangrijk dat u de
veiligheidsgordelinrichting in zijn geheel vervangt als de gordel
tijdens een ernstige botsing is gedragen, zelfs wanneer er geen
schade aan de veiligheidsgordelinrichting waarneembaar is.
Voorspanners en belastingsbegrenzingssystemen
Alle veiligheidsgordels zijn uitgerust met een voorspanner en
belastingsbegrenzingssystemen.
Bij de meeste frontale of bijna frontale ongevallen, worden de airbag
voorin en alle voorspannersystemen tegelijkertijd ingeschakeld.
De voorspanners trekken de veiligheidsgordels strak terwijl de airbags
uitzetten. De belastingsbegrenzingssystemen verslappen de
veiligheidsgordel op een beheerste manier, om de kracht van de
aanspannende gordel op de borstkas van de passagier te
verminderen.
Bij sommige minder ernstige frontale of bijna frontale botsingen
wordt alleen het voorspannersysteem ingeschakeld.
Veiligheidsgordelherinnering
Driver (bestuurder)
Er licht een waarschuwingssymbool in de instrumentengroep op
en de veiligheidsgordelherinnering voor de bestuurderszijde gaat af,
om aan te geven dat de veiligheidsgordel niet is vastgeklikt. De
zoemer gaat 30 seconden af nadat het voertuig een snelheid van ten
minste 20 km/h heeft bereikt. Als de veiligheidsgordel dan nog niet is
vastgemaakt, gaat de zoemer nog 90 seconden met een andere toon
af.
Passagier voorin
Er licht een waarschuwingssymbool in de instrumentengroep op
en de veiligheidsgordelherinnering voor de bestuurders- en
de passagierszijde gaat af, om aan te geven dat de veiligheidsgordel
niet is vastgeklikt. De zoemer gaat 30 seconden af nadat het voertuig
een snelheid van ten minste 20 km/h heeft bereikt. Als de
veiligheidsgordel dan nog niet is vastgemaakt, gaat de zoemer nog 90
seconden met een andere toon af.
AY2Y-19A321-SA.book Page 10 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
3.11
Alvorens te gaan rijden
Passagiers op de achterbank
Er licht een waarschuwingssymbool in de instrumentengroep op
en de veiligheidsgordelherinnering voor de achterbank gaat
af, om aan te geven dat de veiligheidsgordel niet is vastgeklikt. De
zoemer gaat 30 seconden af nadat het voertuig een snelheid van ten
minste 20 km/h heeft bereikt. Als de veiligheidsgordel dan nog niet is
vastgemaakt, gaat de zoemer nog 90 seconden met een andere toon
af.
Veiligheidsgordel vastzetten
Wanneer u op een helling staat geparkeerd, kan de
veiligheidsgordel blokkeren wanneer u deze uittrekt. Dit is geen
storing. Wanneer het mechanisme blokkeert, laat de riem dan los en
trek hem vervolgens heel langzaam uit om te voorkomen dat het
blokkeermechanisme ingrijpt.
Bij iedere zitplaats is een
driepuntsgordel met een
blokkeermechanisme
aangebracht. Punten 1, 2 en 3
geven de drie punten van de
veiligheidsgordel aan. Punt 3 is
tevens de plaats van de gesp.
Het blokkeermechanisme trekt
de gordel automatisch strak en
biedt zodoende veiligheid in
combinatie met comfort. Bij een
botsing of als er sterk wordt
afgeremd, blokkeren de
oprolmechanismen.
Trek de veiligheidsgordel uit, met de gesp over de schouder en dwars
over de borstkas.
Duw de gesp in het gordelslot tot
u een klik hoort.
Trek de diagonaal liggende
gordel strak om te controleren of
het slot goed vastzit
Controleer tenslotte of de gordel
laag om de heupen ligt en niet is
gedraaid.
Als een passagier tijdens een rit
de positie van de stoel of de
veiligheidsgordel moet
aanpassen, kan de
gordelspanning worden
veranderd.
AY2Y-19A321-SA.book Page 11 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
3.12
Alvorens te gaan rijden
De passagier moet daarom
(zodra dit veilig gedaan kan
worden) zachtjes aan het
gordelgedeelte over de schouder
trekken om de gordel wat losser
te maken en dit dan onmiddellijk
loslaten, zodat de riem in de
nieuwe positie wordt
strakgetrokken.
Veiligheidsgordel losmaken
Druk op de knop van het gordelslot terwijl
u de gesp vasthoudt en laat de riem
langzaam oprollen.
Veiligheidsgordel voor kind
vastzetten
Waarschuwing: Een (jong) kind dat
niet correct is vastgezet, kan tijdens
een ongeval ernstig of dodelijk letsel
oplopen. Veiligheidsgordels zijn
bestemd voor volwassenen en grotere
kinderen. Baby’s en kleinere kinderen
moeten in een goedgekeurd kinderzitje zitten
Let erop dat de gordel strak staat en dat deze correct over de borstkas
en de heupen van het kind ligt. Dit zijn de delen van het lichaam die
de botsingskrachten het beste kunnen absorberen.
Het gordelgedeelte voor de schoot moet over het bovenste deel van
de dijen lopen, zodat de krachten op de heupen en niet op de buik
worden uitgeoefend.
Airbags
Aanvullend beveiligingssysteem voor inzittenden
Het voertuig is uitgerust met airbags voor de bestuurder en de
passagiers. De airbags en de gordelvoorspanners worden elektrisch
aangestuurd door het veiligheidssysteem.
Het systeem zal de airbags voorin (1, 2 en 3) alleen opblazen bij een
ernstige frontale botsing. De zijairbags in de voorstoelen (4) en de
bovenste portierpanelen (5) worden alleen ontplooid wanneer de
ernstige botsing aan die zijde van het voertuig plaatsvond. De airbags
in de panelen boven ieder portier beschermen de hoofden van de
bestuurder en de passagiers bij bepaalde botsingen aan de zijkant.
De airbag achterin (6) ontplooit wanneer de voertuig is betrokken bij
een ernstige aanrijding tegen de achterzijde.
Airbags bieden een extra bescherming voor de bestuurder en
passagiers bij een ernstige botsing (frontaal of aan de zijkant). De
airbags vormen een aanvulling op de veiligheidsgordels.
AY2Y-19A321-SA.book Page 12 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
3.13
Alvorens te gaan rijden
Tegen de zonnekleppen en aan het uiteinde van het instrumentenpaneel aan de passagierszijde zijn
stickers met belangrijke veiligheidsinformatie met betrekking tot airbags aangebracht. Lees deze
instructies en volg ze op alvorens met het voertuig te gaan rijden.
Airbagontplooiing
Waarschuwing: Als er stoelbekledingen als accessoire worden gebruikt, is het mogelijk dat de
zijairbags niet kunnen ontplooien en wordt het gevaar voor letsel bij een ongeval vergroot.
Gebruik geen accessoire stoelbekledingen.
Waarschuwing: Alle inzittenden, dus ook de bestuurder, moeten altijd hun veiligheidsgordel
omdoen, ongeacht of er airbags zijn aangebracht, om het gevaar voor (dodelijk) letsel tijdens een
ongeval te verminderen.
Waarschuwing: Er mogen absoluut geen voorwerpen tegen het midden van het stuurwiel of het
dashboardpaneel vóór de passagier worden aangebracht. Dergelijke voorwerpen kunnen letsel
veroorzaken als het voertuig bij een ongeval betrokken is geraakt dat ernstig genoeg is om de
airbags te laten ontplooien.
AY2Y-19A321-SA.book Page 13 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
3.14
Alvorens te gaan rijden
Airbags worden zeer snel en met aanzienlijke kracht opgeblazen. Er
bestaat daarom gevaar voor dodelijke of ernstige verwondingen,
zoals breuken en letsel in het gezicht en aan de ogen of interne
verwondingen, met name bij passagiers die niet correct worden
beschermd door veiligheidsgordels of die niet correct zitten wanneer
de airbags worden ontplooid. Het risico op letsel door een
ontplooiende airbag is het grootst dichtbij het bekledingspaneel over
de airbag.
De hele reeks gebeurtenissen van het registreren van de botsing tot
het volledig opblazen van de airbag neemt slechts een fractie van een
seconde in beslag. Het geluid en het gas dat vrijkomt bij het
ontplooien van de airbags vormt geen gevaar voor de gezondheid.
Er mogen geen wijzigingen aan het stuurwiel, het dashboard aan de
passagierszijde of een ander onderdeel van het airbagsysteem
worden aangebracht; en ook mag er niet aan deze onderdelen
worden geknoeid. Door dergelijke handelingen kan het systeem
worden uitgeschakeld of kan de airbag per ongeluk worden
opgeblazen.
Het systeem zal de airbags niet opblazen bij kleine stoten tegen de
voor of zijkant, zoals kan plaatsvinden tijdens het parkeren.
Werkzaamheden aan het airbagsysteem mogen alleen door een
Aston Martin dealer worden uitgevoerd.
Veiligheid voor kinderen
Aston Martin raadt het volgende sterk aan:
• Dat alle kinderen op de achterbank worden geplaatst.
• Dat u geen kinderzitje op de passagiersstoel voorin plaatst.
• Dat u, indien aanwezig, altijd gebruik maakt van de ISOFIX-
verankeringen.
Een kind, ongeacht zijn of haar leeftijd, moet altijd zijn vastgezet
wanneer het voertuig in beweging is.
Waarschuwing: Uit ongevalstatistieken blijkt dat kinderen
over het algemeen beter beschermd worden wanneer ze correct
op de achterbank zitten dan op de passagiersstoel voorin. Een
geschikt kinderzitje dat correct wordt geplaatst en gebruikt biedt
de hoogste mate van bescherming voor jonge en kleine kinderen
in de meeste ongevalsituaties.
Waarschuwing: Zet kinderen altijd op een geschikte manier
vast. Gebruik hiervoor een goed kinderzitje of harnas.
Waarschuwing: Iedere veiligheidsgordeleenheid mag slechts
door één passagier worden gebruikt. Het is erg gevaarlijk om
dezelfde veiligheidsgordel te gebruiken voor uzelf en een kind
dat op uw schoot zit.
AY2Y-19A321-SA.book Page 14 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
3.15
Alvorens te gaan rijden
Waarschuwing: Kinderzitjes mogen niet tegen het portier
leunen. Het kind moet correct op het zitje zitten en mag niet
(bijna) tegen het portier of de ruit leunen
Uw voertuig beschikt over de volgende inrichtingen voor het plaatsen
van kinderzitjes:
• Uitschakelingsschakelaar voor airbag (PAD) van passagier
• ISOFIX-verankeringen
1
(alleen bij de achterbank).
• Registratiesysteem voor passagier voorin
• Automatisch blokkerend oprolmechanisme (ALR) van
veiligheidsgordels voor passagierszitplaatsen
• Riemverankeringspunten (alleen bij de achterbank)
Kinderzitjes en passagiersairbag voorin
Waarschuwing: Extreem gevaar. U mag absoluut geen naar
achteren gericht kinderzitje op een stoel plaatsen die door een
airbag wordt beschermd.
Waarschuwing: Plaats geen kinderzitje op een voorstoel die
wordt beschermd door een ingeschakelde airbag.
Waarschuwing: Alleen wanneer er een kinderzitje op de
passagiersstoel wordt geplaatst, mag de PAD-schakelaar worden
uitgeschakeld, aangezien de voorpassagier de extra bescherming
van de airbag dan niet nodig heeft. Er kan ernstig en zelfs
dodelijk letsel worden opgelopen.
Waarschuwing: Plaats nooit een kind op een kinderzitje of op
een stoelverhoger op de voorstoel als de airbag is ingeschakeld.
Als er een kinderzitje op de passagiersstoel moet worden geplaatst,
moet de airbag voor de passagier worden uitgeschakeld. Volg de
installatie-instructies van de fabrikant van het kinderzitje nauwkeurig
op.
Met de PAD-schakelaar kunt u niet de zijairbags voor de
voorpassagier of de gordelspanners uitschakelen.
Waarschuwingslabels
Waarschuwing: Extreem gevaar: U mag absoluut geen naar
achteren gericht kinderzitje monteren op een stoel waarvoor
een werkende airbag is gemonteerd.
Het volgende waarschuwingsetiket
2
is op het uiteinde van het
dashboard aangebracht (passagierszijde).
1.
Standaard voor het plaatsen van kinderzitjes in voertuigen en bedoeld om
het plaatsen van kinderzitjes snel en eenvoudig te laten verlopen.
2.
Afhankelijk van de markt.
AY2Y-19A321-SA.book Page 15 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
3.16
Alvorens te gaan rijden
Uitschakeling passagiersairbag
Waarschuwing: Alvorens een kinderzitje op de
passagiersstoel voorin te plaatsen, moet de passagiersairbag
worden uitgeschakeld.
Waarschuwing: Controleer voordat u gaat rijden altijd eerst
of de PAD-schakelaar in de door u gewenste stand staat.
Waarschuwing: Alleen wanneer er een kinderzitje op de
passagiersstoel wordt geplaatst, mag de PAD-schakelaar worden
uitgeschakeld, aangezien de voorpassagier de extra bescherming
van de airbag dan niet nodig heeft. Er kan ernstig en zelfs
dodelijk letsel worden opgelopen.
Met de PAD-schakelaar kunt u niet de zijairbags in de
passagiersstoel of de gordelspanners uitschakelen.
Met de PAD-schakelaar (uitschakeling passagiersairbag) kunt u de
airbag uitschakelen, waarmee de passagier op de voorstoel wordt
beschermd. Wanneer de PAD op OFF (uit) is gezet, kan er een
kinderzitje op de passagiersstoel worden gezet.
Als de airbag voor de passagier voorin bij CONTACT AAN is
ingeschakeld (ON), dan verschijnt het symbool "PASSAGIERSAIRBAG
AAN" (1) in het middelste display. Als deze airbag is uitgeschakeld
(OFF), verschijnt het symbool "PASSAGIERSAIRBAG UIT" (2).
De PAD-schakelaar bevindt zich op het dashboard, aan de onderkant
van de stuurkolom.
De PAD-schakelaar moet door een Aston Martin dealer worden
gecontroleerd wanneer een van de volgende omstandigheden
optreedt:
• Noch het symbool voor "PASSAGIERSAIRBAG UIT" noch voor
"PASSAGIERSAIRBAG AAN" licht op.
• Het symbool voor "PASSAGIERSAIRBAG UIT" blijft branden
wanneer het contact aan staat en de passagiersairbag is
ingeschakeld
• Het symbool "PASSAGIERSAIRBAG AAN" blijft branden wanneer
het contact aan staat en de passagiersairbag is uitgeschakeld.
AY2Y-19A321-SA.book Page 16 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
3.17
Alvorens te gaan rijden
De airbag in- of
uitschakelen
Steek de mechanische sleutel in
de PAD-schakelaar en draai
hem linksom naar de stand OFF
(airbag uitgeschakeld) of
rechtsom naar de stand ON (airbag aan). Verwijder de sleutel.
Airbag ingeschakeld: Let erop dat het symbool
"PASSAGIERSAIRBAG AAN" blijft branden zolang het contact is
ingeschakeld. Als u de aanwijzingen hierboven niet opvolgt, kan het
leven van het kind gevaar lopen.
Airbag uitgeschakeld: Let erop dat het symbool
"PASSAGIERSAIRBAG UIT" blijft branden blijft zolang het contact is
ingeschakeld.
ISOFIX-verankeringen
Waarschuwing: Een niet-vastgezet kinderzitje is gevaarlijk.
Als u plotseling moet stoppen of bij een ongeval betrokken raakt,
kan het bewegen met als gevolg ernstig of dodelijk letsel bij het
kind of andere passagiers. Zorg ervoor dat het kinderzitje
correct wordt vastgezet volgens de instructies van de fabrikant.
Waarschuwing: Let er bij het plaatsen van het kinderzitje op
dat er geen veiligheidsgordels of vreemde voorwerpen in de
buurt van de ISOFIX-verankeringen liggen. Als veiligheidsgordels
of vreemde voorwerpen ervoor zorgen dat een kinderzitje niet
goed aan de ISOFIX-verankeringen kan worden vastgezet, dan
kan het kinderzitje bij plotseling remmen of een botsing gaan
bewegen met ernstig of dodelijk letsel bij het kind of andere
passagiers tot gevolg.
Dit voertuig is uitgerust met
ISOFIX-verankeringen
(International Standards
Organisation FIX) voor het
plaatsen van kinderzitjes op de
achterbank. De positie van de
ankers wordt aangegeven door
twee labels bij de stoelbasis.
Zet het kinderzitje vast met de
ISOFIX-verankeringen volgens de instructies van de fabrikant van het
kinderzitje.
AY2Y-19A321-SA.book Page 17 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
3.18
Alvorens te gaan rijden
Riemverankeringen
Waarschuwing: Een baby of kind dat niet goed beschermd
wordt, kan bij een botsing ernstig of zelfs dodelijk letsel
oplopen. Veiligheidsgordels zijn bestemd voor volwassenen en
grotere kinderen. Baby’s en kleinere kinderen moeten in een
goedgekeurd kinderzitje zitten
De riem voor het kinderzitje moet altijd worden gebruikt
wanneer een kinderzitje wordt vastgezet met de ISOFIX-
verankeringen.
Waarschuwing: Verankeringspunten voor kinderzitjes zijn
alleen bestand tegen de belastingen die worden opgewekt door
correct geplaatste kinderzitjes. Onder geen beding mogen de
ankerpunten worden gebruik voor veiligheidsgordels voor
volwassenen, harnassen of om andere voorwerpen of
apparatuur aan het voertuig te bevestigen.
Waarschuwing: Volg altijd de aanwijzingen van de fabrikant
van het kinderzitje op. Als deze instructies bij het plaatsen van
het kinderzitje niet worden opgevolgd, kan dit gevaar voor het
kind opleveren.
Waarschuwing: Let erop dat er boven en onder de riem van
het kinderzitje geen voorwerpen zitten. Plaats geen voorwerpen
op de riem tussen het kinderzitje en het riemverankeringspunt.
Plaats de riem niet over voorwerpen tussen het kinderzitje en
het riemverankeringspunt.
Een riem is in dit geval een band, waarmee de bovenkant van een
kinderzitje wordt vastgezet aan een verankeringspunt aan het
voertuig, zodat het kinderzitje in een ongevalssituatie niet te sterk
beweegt. Deze riem geeft bij een ernstige botsing aanvullende
bescherming aan het kind in het zitje. De riem is een aanvulling op
de veiligheidsgordels.
De riemverankeringspunten
bevinden zich achterin de
kofferruimte.
Bevestig de riemclip aan het
verankeringspunt (zie
afbeelding) en let erop dat de
vergrendelveer helemaal is
gesloten, zodat de clip niet per
ongeluk los kan gaan.
Trek altijd de riem strak.
AY2Y-19A321-SA.book Page 18 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
3.19
Alvorens te gaan rijden
Automatisch blokkerende oprolmechanismen
Waarschuwing: Volg altijd de aanwijzingen van de fabrikant
van het kinderzitje op. Als deze instructies bij het plaatsen van
het kinderzitje niet worden opgevolgd, kan dit gevaar voor het
kind opleveren.
AstonMartin beveelt geen specifiek kinderzitje voor dit voertuig aan,
waarbij de veiligheidsgordel moet worden gebruikt.
Het ALR-systeem (automatisch blokkerend oprolmechanisme) is
bedoeld om kinderzitjes stevig vast te houden. Het ALR-systeem
vergrendelt tijdelijk de veiligheidsgordel dat het kinderzitje op zijn
plaats houdt.
Werking van het ALR-systeem
Trek de veiligheidsgordel voorzichtig helemaal naar buiten. Het ALR-
systeem zal slechts in werking treden wanneer de veiligheidsgordel
helemaal uit is getrokken.
Duw de veiligheidsgordelgesp door het kinderzitje, zoals aangegeven
door de fabrikant van het kinderzitje. Laat de gesp in het gordelslot
vastklikken.
Stel de gesp op de veiligheidsgordel af, indien nodig, zodat het
onderste deel strak staat en laat vervolgens het bovenste deel
helemaal terugtrekken tot het kinderzitje stevig vastzit. Terwijl de
veiligheidsgordel wordt opgerold, maakt het ALRsysteem een
klikkend geluid.
Zodra het bovenste deel van de gordel helemaal is opgerold, trekt u
hieraan om te controleren dat het ALR-systeem is ingeschakeld.
Wanneer u op een helling staat geparkeerd, kan de
veiligheidsgordel blokkeren wanneer u deze uittrekt. Dit is geen
storing. Wanneer het mechanisme blokkeert, laat de riem dan los en
trek hem vervolgens heel langzaam uit om te voorkomen dat het
blokkeermechanisme ingrijpt.
Zodra de gordel helemaal is opgerold, wordt het ALRsysteem
uitgeschakeld. De veiligheidsgordel kan dan als een normale gordel
worden gedragen. Zodra het ALR is ontkoppeld, moet de
veiligheidsgordel volledig worden uitgetrokken om het systeem
opnieuw te laten ingrijpen wanneer er weer een kinderzitje wordt
geplaatst.
Kinderzitjes
Waarschuwing: Volg altijd de aanwijzingen van de fabrikant
van het kinderzitje op. Als deze instructies bij het plaatsen van
het kinderzitje niet worden opgevolgd, kan dit gevaar voor het
kind opleveren.
Waarschuwing: U mag een kind van 12 jaar of jonger, of met
een gewicht van 36 kg of minder, niet zonder een geschikt
kinderzitje of kinderkussen in het voertuig laten plaatsnemen.
Aston Martin raadt an dat u kinderzitjes met het ISOFIX-systeem
gebruikt die voldoen aan de veiligheidsnorm ECE44. Voor meer
informatie kunt u contact opnemen met uw Aston Martin Dealer.
Kinderzitjes gebruiken
Wanneer u kinderzitjes op de
achterbank zet, plaats de
voorstoel dan zo dat de
stoelrails (3) volledig door de
afdekkingen (1) met een
driehoek (2) worden bedekt.
AY2Y-19A321-SA.book Page 19 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
3.20
Alvorens te gaan rijden
Wanneer u een kinderzitje op
de voorstoel plaats, zet de
rugleuning van de stoel dan
helemaal recht (1) en de stoel
zo ver mogelijk naar achteren
(2).
Let op het volgende bij het
uitkiezen van een kinderzitje:
• Er moet een etiket op zijn
aangebracht, waarop staat aangegeven dat het voldoet aan de
betreffende veiligheidsnormen.
• Lees de instructies bij het kinderzitje aandachtig door. Zorg dat u
ze begrijpt en het zitje correct en veilig in het voertuig kunt
plaatsen en gebruiken.
• Let erop dat het kinderzitje geschikt is voor het gewicht en de
ontwikkelingsfase van het kind. Deze informatie staat gewoonlijk
op het etiket dat door de norm of de bepalingen vereist is of in de
instructies voor het babyzitje.
Een (jong) kind dat niet correct is vastgezet, kan tijdens een ongeval
ernstig of dodelijk letsel oplopen. Veiligheidsgordels zijn bestemd
voor volwassenen en grotere kinderen. Baby’s en kleinere kinderen
moeten in een goedgekeurd kinderzitje zitten
Kinderen kunnen bij een ongeval gevaar lopen als hun kinderzitje
niet correct in het voertuig werd vastgezet.
Houd een baby of kind nooit op schoot wanneer het voertuig rijdt.
Neem contact op met plaatselijke fabrikanten voor kinderzitjes en
stoelverhogers waarin het kind naar voren kijkt. Deze fabrikanten
kunnen u advies geven over de veiligheid van hun eigen kinderzitjes.
Neem de instructies van de fabrikant voor het gebruiken en plaatsen
van de kinderzitjes en stoelverhogers door. Gebruik de juiste maat en
zet het zitje of de verhoger vast volgens de instructies van de
fabrikant. Lees de instructies bij het kinderzitje over het plaatsen en
gebruiken van het zitje of de verhoger.
Kinderzitjes - ISOFIX-verankering
Volg altijd de aanwijzingen van de fabrikant van het kinderzitje op.
Als deze instructies bij het plaatsen van het kinderzitje niet worden
opgevolgd, kan dit gevaar voor het kind opleveren.
AY2Y-19A321-SA.book Page 20 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
3.21
Alvorens te gaan rijden
Gewichtsgroep
1
1.
Zoals aangegeven op de verpakking van het kinderzitje.
Klasse Bevestiging ISOFIX-posities
Achter, buitenzijde
Reiswieg F ISO/L1 X
GISO/L2X
‘0’ Tot 10 kg (0-9 maanden) E ISO/R1 X
‘0+’ Tot 13 kg (0-18 maanden) E ISO/R1 IL
2
2.
Britax Baby - Safe Plus II met Aston Martin logo
DISO/R2X
CISO/R3X
‘I’ 9 tot 18 kg (9 maanden tot 4 jaar) D ISO/R2 X
CISO/R3X
BISO/F2IUF
B1 ISO/F2X
3
IUF
3.
Britax Baby - Safefix Plus met Aston Martin-logo
AISO/F3X
Gewichtsgroep
1
1.
Zoals aangegeven op de verpakking van het kinderzitje.
Klasse Bevestiging ISOFIX-posities
‘II’ 15 tot 25 kg (4 tot 12 jaar) X
‘III’ (22 tot 36 kg (4 tot 12 jaar)) X
Uitleg
IUF – geschikt voor kinderzitjes in de ISOFIX-categorie die zijn goedgekeurd voor deze gewichtsgroep
IL – geschikt voor specifieke ISOFIX-kinderzitjes (zgn. CRS). Deze ISOFIX-kinderzitjes vallen in de categorieën
'bepaald voertuig', 'beperkt' of 'semi-universeel'.
X – ISOFIX-positie niet geschikt voor ISOFIX-kinderzitjes in deze gewichts- of lengtegroep.
Geleverd onder richtlijn 77/541/EG.
AY2Y-19A321-SA.book Page 21 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
3.22
Alvorens te gaan rijden
Kinderzitjes - veiligheidsgordel aanbrengen
Neem contact op met plaatselijke fabrikanten voor kinderzitjes en stoelverhogers waarin het kind naar
voren kijkt. Deze fabrikanten kunnen u advies geven over de veiligheid van hun eigen kinderzitjes en
ook over hoe ze moeten worden geplaatst.
Gewichtsgroep
1
1.
Zoals aangegeven op de verpakking van het kinderzitje.
Positie
Passagier voorin Achter, buitenzijde
‘0’ Tot 10 kg (0-9 maanden) U
2
2.
Zet de passagiersstoel zover mogelijk naar achteren en zover mogelijk omhoog.
U
‘0+’ Tot 13 kg (0-18 maanden) U U
‘I’ 9 tot 18 kg (9 maanden tot 4 jaar) U U
‘II’ 15 tot 25 kg (4 tot 12 jaar) U L
‘III’ (22 tot 36 kg (4 tot 12 jaar)) U U
Uitleg
L – geschikt voor specifieke kinderzitjes. Deze kinderzitjes behoren tot de categorieën: ‘specifiek voertuig’, ‘beperkt’
of ‘semi-universeel’.
U - geschikt voor kinderzitjes in de ‘universele’ categorie die zijn goedgekeurd voor deze gewichtsgroep.
X– Positie niet geschikt voor kinderen in de gewichtsgroep.
*– Vanwege beperkte ruimte voor veel kinderzitjes niet geschikt.
Geleverd onder richtlijn 77/541/EG.
AY2Y-19A321-SA.book Page 22 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
3.23
Alvorens te gaan rijden
Opbergruimte in het interieur
Handschoenenzak
Maak het riempje los van de gesp om de zak te openen.
Bekerhouder
Waarschuwing: Gebruik de bekerhouder alleen wanneer u
dit veilig kunt doen.
Waarschuwing: Plaats geen hete dranken in de bekerhouder
wanneer het voertuig in beweging is. U loopt hierdoor een risico
op brandwonden.
Waarschuwing: Gebruik alleen papieren, polystyreen of
andere 'zachte' bekers. Harde bekers of voorwerpen kunnen bij
een ongeval persoonlijk letsel veroorzaken.
In de vloerconsole is een
bekerhouder aangebracht.
Flessenhouders
In de bekleding naast de
achterbank zijn bekerhouders
aangebracht.
Portiervakken
In de voorportieren zijn
portiervakken aangebracht.
Achterste opbergvak
De handleiding is hier
opgeborgen.
Het achterste opbergvak
bevindt zich onder de
achterbank.
Trek de riem horizontaal. De
vergrendeling onder het
stoelkussen laat los, zodat het
stoelkussen kan worden
opgetild.
AY2Y-19A321-SA.book Page 23 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
3.24
Alvorens te gaan rijden
Zet de knop los en maak de
riem los.
Veranker de riem aan de
hoofdsteun.
Plaats de riem terug op de
oorspronkelijke plaats wanneer
u de achterbank weer
terugklapt.
Bagagevak
Het bagagevak bevindt zich
achter de achterbank.
Zet de klep open voor toegang tot het bagagevak.
Waarschuwingsdriehoek en EHBO-sethouder
De waarschuwingsdriehoek en de EHBO-sethouder zijn onder het
bagagevak opgeborgen.
U kunt deze bereiken door de
gordelsloten weg te bergen.
Trek aan de ontgrendelhendel
en klap de zitting zo ver op tot
de hoofdsteunen kunnen
worden verwijderd.
AY2Y-19A321-SA.book Page 24 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
3.25
Alvorens te gaan rijden
Duw op de ontgrendelknop en
trek de hoofdsteun
tegelijkertijd naar buiten.
Klap de zitting terug en berg de
hoofdsteunen op in de vakken
aan de achterkant van de
voorstoelen.
Draai en verwijder de knoppen
en verwijder vervolgens het
bagagevak.
Media-apparatuur
In de vloerconsole is een 3,5
mm aansluiting voor media-
apparatuur
aangebracht(Raadpleeg
’Verbinding audio-apparaat’,
pagina 7.13).
Muziekapparaten die via de
3,5 mm aansluiting zijn
aangesloten, kunnen niet met
het audiosysteem van het voertuig worden bediend. Ook kunnen zij
niet via het voertuig hun batterijen opladen. Dit kan echter wel via
de accessoire-aansluiting in de middenconsole (Raadpleeg
’Accessoirestekkerdoos’, pagina 3.26).
AY2Y-19A321-SA.book Page 25 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
3.26
Alvorens te gaan rijden
Accessoirestekkerdoos
Waarschuwing: Elektrische circuits worden beschadigd
wanneer er meer dan 10 A via de accessoirestekkerdoos wordt
getrokken. Sluit alleen accessoires aan die bedoeld zijn voor
gebruik in een voertuig.
Waarschuwing: Als u de stekkerdozen voor accessoires
langdurig gebruikt terwijl het voertuig stilstaat, kan de
acculading aanzienlijk afnemen.
Er kunnen vreemde voorwerpen in de aansluiting
terechtkomen en deze beschadigen. Plaats altijd de afdekking
over de afsluiting als deze niet wordt gebruikt
De accessoire-aansluiting bevindt zich in de middenconsole. Via
deze aansluiting kunt u alle 12 V accessoires gebruiken met een
stroomverbruik van minder dan 10 A.
Lees de instructies van de fabrikant en let erop dat u geen apparaat
aansluit dat de stroomsterkte van de accessoire-aansluiting
overschrijdt.
De accessoire-aansluiting kan worden gebruikt wanneer de
"START-/STOPKNOP" in de stand ACCESSOIRE of CONTACT AAN
staat.
Elektrisch bediende ruiten
Waarschuwing: Indien de portierruiten verkeerd worden
gebruikt, met name door kinderen, kan er iemand letsel oplopen
doordat hij of zij vast komt te zitten in de ruitopening.
Bestuurders moeten alle passagiers op het mogelijke gevaar
opmerkzaam maken en hen adviseren erop te letten dat alle
belemmeringen zijn verwijderd, voordat de ruit wordt gesloten.
Het raam aan de bestuurderszijde kunt u tot circa 45 seconden
nadat de "START-/STOPKNOP" naar ACCESSOIRE of UIT is gedraaid,
openen en sluiten. Dit is echter niet mogelijk zodra een van de
voorportieren is geopend.
Op ieder portier is een ruitschakelaar voor dat portier aangebracht.
Met de schakelaar in het bestuurdersportier kunnen beide ruiten
worden bediend.
U kunt de ruiten alleen openen en sluiten als de "START-/
STOPKNOP" in de stand CONTACT AAN staat.
AY2Y-19A321-SA.book Page 26 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
3.27
Alvorens te gaan rijden
Houd een ruitschakelaar licht
ingedrukt om de ruit in een
beweging te laten zakken. Duw
licht op de ruitschakelaar om
de ruit in verschillende stappen
te openen. Druk de schakelaar
stevig in en laat hem los om de
ruit met één beweging
helemaal te openen.
Trek licht aan de schakelaar en houd hem vast om de ruit in één
beweging te sluiten. Trek de ruitschakelaar omhoog en laat hem los
om de ruit in verschillende stappen te sluiten. Trek de schakelaar
stevig kort naar achteren om de ruit in één keer te sluiten.
Anti-inklemmechanisme
De anti-inklemsensor registreert een belemmering tussen de
portierruit en het portierframe wanneer de ruit wordt gesloten. De
ruit blijft omhoog gaan tot de belemmering wordt waargenomen. Het
sluiten stopt op dat moment en de ruit gaat weer een stukje naar
beneden. Dit is een veiligheidsfunctie, die voorkomt dat een ruit
tegen kwetsbare delen van het lichaam of andere belemmeringen
komt. Verwijder de belemmering en sluit de ruit..
Indien het anti-inklemmechanisme moet worden genegeerd, houd
de relevante ruitschakelaar dan omhoog getrokken tot de ruit is
gesloten.
Blokkering portierruit
De ruit aan de passagierszijde
kan vanaf de bestuurderszijde
worden geblokkeerd, zodat de
passagier de ruit niet kan
bedienen. Open of sluit de ruit
en druk vervolgens op de
blokkeertoets (1) om de ruit te
blokkeren. Druk er opnieuw
op om de ruit weer vrij te
zetten .
Leeslampjes
Voorin het voertuig is een leeslampje aangebracht (1).
Wanneer het leeslampje in stand (1) staat, wordt het leeslampje
automatisch in- of uitgeschakeld, afhankelijk of de voertuigsleutel
aanwezig is, of de portier zijn vergrendeld/ontgrendeld, of de
portieren geopend/gesloten zijn, en de stand van de "START-/
STOPKNOP".
AY2Y-19A321-SA.book Page 27 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
3.28
Alvorens te gaan rijden
U kunt het leeslampje uit- en inschakelen door de schakelaar naar de
stand (2) respectievelijk (3) te draaien.
U kunt het leeslampje naar wens ook op een bepaald deel van het
interieur richten.
Als het leeslampje blijft branden waneer een portier niet volledig is
gesloten en als de leeslampjeschakelaar niet de stand staat, gaat
het lampje na 20 minuten automatisch uit.
Met gespecialiseerde apparatuur kan een Aston Martin dealer
instellen hoe lang het duurt, voordat het leeslampje dooft. Ook kan
hij nog andere instellingen veranderen.
AY2Y-19A321-SA.book Page 28 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
Bedieningselementen
Overzicht bedieningselementen .................................................4.2
Instrumentengroep.....................................................................4.3
Informatie- en waarschuwingssymbolen .....................................4.3
Boordcomputer..........................................................................4.6
Middenconsole ..........................................................................4.9
Vloerconsole ............................................................................4.10
Contactslot...............................................................................4.10
Stuurkolomhendels ..................................................................4.11
Claxon .....................................................................................4.13
AY2Y-19A321-SA.book Page 1 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
4.2
Bedieningselementen
Overzicht bedieningselementen
[1] SATELLIETNAVIGATIESCHERM: (Raadpleeg ’Satellietnavigatie’,
pagina 9.1)
[2] INSTRUMENTENGROEP: (Raadpleeg ’Instrumentengroep’,
pagina 4.3)
[3] SCHERM VAN MIDDENCONSOLE: Geeft de status van de
airbags en het gebruik van de veiligheidsgordels aan.
[4] DE AIRBAG UITSCHAKELEN: Als u een kinderzitje op de
passagiersstoel voor wilt monteren, moet u de passagiersairbag
uitschakelen (Raadpleeg ’Uitschakeling passagiersairbag’, pagina
3.16).
[5] DRAAIKNOP VOOR
KOPLAMPHOOGTE-
INSTELLING: De
koplamphoogte-instelling kan
worden afgesteld aan de hand
van het aantal passagiers en de
belading van het voertuig.
[A] : De koplampstraal gaat
omhoog.
[B] : De koplampstraal gaat
omlaag.
Beschrijving voor draaiknopinstellingen
Belading Draaiknopstand
Alleen bestuurder 0
Bestuurder + passagier op voorstoel 1
Bestuurder + passagier op voerstoel en twee
passagiers op achterbank
3
Bestuurder + passagier op voorstoel, twee
passagiers op achterbank, en bagagevak
gevuld
4,5
AY2Y-19A321-SA.book Page 2 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
4.3
Bedieningselementen
Instrumentengroep
[1] BOORDCOMPUTER: (Raadpleeg ’Boordcomputer’, pagina 4.6)
[2] SNELHEIDSMETER: Geeft de rijsnelheid aan.
[3] TOERENTELLER: Geeft het motortoerental aan in omwentelingen
per minuut x1000.
Informatie- en waarschuwingssymbolen
[1] RICHTINGAANWIJZERS: Knippert wanneer de
richtingaanwijzers of de alarmknipperlichten zijn ingeschakeld
(contact ingeschakeld).
[2] KOPLAMPEN: Geeft aan dat het grootlicht is ingeschakeld.
[3] PATS: Als dit symbool blijft knipperen wanneer de "START-/
STOPKNOP" op CONTACT AAN staat, blijft de startmotor
geblokkeerd.
[4] SLEUTELLOOS INSTAPPEN EN STARTCONTROLELAMPJE:
Gaat branden als er een storing is opgetreden in het sleutelloos
instap- en startsysteem.
[5] CONTROLELAMPJE ECO-RIJDEN: Gaat branden wanneer
er zuinig wordt gereden.
Waarschuwing: Als het ABS-waarschuwingssymbool blijft
branden, ga dan niet rijden. Laat het systeem door een Aston
Martin dealer nakijken.
[6] ABS-WAARSCHUWINGSSYMBOOL: Als dit symbool blijft
branden of tijdens het rijden gaat branden, duidt dit op een
probleem in de regelcircuits van het ABSsysteem. Rijd alleen door als
er verder geen hoorbare, zichtbare of andere tekenen van een
verminderde remprestatie zijn. Neem zo snel mogelijk contact op
met uw Aston Martin Dealer als dit symbool blijft branden.
Waarschuwing: Rijd niet met het voertuig als het
gordelwaarschuwingssymbool blijft branden. Laat het systeem
door een Aston Martin dealer nakijken.
[7] VEILIGHEIDSGORDELWAARSCHUWING
BESTUURDERSSTOEL: Dit waarschuwingssymbool gaat branden en
er klink 30 seconden lang een geluidssignaal als de bestuurder zijn
veiligheidsgordel niet heeft omgedaan na het inschakelen van het
contact en het voertuig een snelheid van ten minste 20 km/h heeft
bereikt. Als de veiligheidsgordel dan nog steeds niet is vastgeklikt,
klinkt er nog 90 seconden een geluidssignaal met een andere toon.
[8] WAARSCHUWINGSSYMBOOL VOOR LAGE OLIEDRUK:
Gaat branden wanneer de motoroliedruk onder een
minimumwaarde daalt. Rijd niet verder als dit symbool blijft branden.
Neem onmiddellijk contact op met uw Aston Martin Dealer.
AY2Y-19A321-SA.book Page 3 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
4.4
Bedieningselementen
[9] STADSLICHTEN: Geeft aan dat de stadslichten, gedimde
koplampen of het grootlicht zijn ingeschakeld.
[10] WAARSCHUWING VOOR GEOPEND PORTIER: Geeft aan
dat een portier niet volledig gesloten is.
Waarschuwing: Als het remwaarschuwingssymbool niet
dooft, nadat de parkeerrem is losgezet, ga dan niet rijden. Laat
het systeem door een Aston Martin dealer nakijken.
[11] WAARSCHUWINGSSYMBOOL VOOR DE REMMEN:
Wanneer de "START-/STOPKNOP" op CONTACT AAN staat, gaat dit
symbool branden wanneer de handrem wordt ingeschakeld en dooft
wanneer de handrem helemaal is losgezet. Als het voertuig een
snelheid van 5 km/h bereikt en de handrem is niet losgezet, klinkt er
een geluidssignaal. Als het symbool blijft branden nadat de handrem
helemaal is losgezet, geeft dit aan dat of het remvloeistofpeil laag is
of dat er een storing in het remsysteem is.
[12] ECO-MODUS UIT: Geeft aan dat het stop- en startsysteem
is uitgeschakeld.
[13] ECO-MODUS AAN: Geeft aan dat het stop- en
startsysteem is ingeschakeld.
[14] HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR: Geeft aan
wanneer de koelvloeistof te heet wordt. Rijd niet verder als dit
symbool blijft branden. Neem onmiddellijk contact op met uw Aston
Martin Dealer.
Ga niet met een koude motor racen. Als u de motor met een
hoog toerental laat lopen, voordat deze volledig is opgewarmd,
kan er ernstige schade aan de motor en transaxle ontstaan.
[15] LAGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR: Geeft aan dat de
koelvloeistof koel is. Ga niet racen wanneer dit symbool brandt.
[16] MISTLAMP VOOR: Gaat branden wanneer de mistlampen
voor zijn ingeschakeld.
[17] MISTLICHTEN ACHTER: Gaat branden wanneer de
mistlampen achter zijn ingeschakeld.
[18] VERSNELLINGCONTROLELAMPJE - VOERTUIGEN MET
EEN HANDGESCHAKELDE TRANSMISSIE: Het
versnellingscontrolelampje helpt de bestuurder zuiniger te rijden en
minder uitlaatgassen uit te stoten binnen de beperkingen van het
motorvermogen.
[19] WAARSCHUWING ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING: Geeft een storing in de elektrische
stuurbekrachtiging (EPS) aan.
AY2Y-19A321-SA.book Page 4 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
4.5
Bedieningselementen
Waarschuwing: Rijd niet met het voertuig als het SRS-
waarschuwingssymbool blijft branden. Laat het systeem door
een Aston Martin dealer nakijken.
[20] AANVULLEND BEVEILIGINGSSYSTEEM VOOR
INZITTENDEN: Wanneer de "START-/STOPKNOP" op CONTACT
AAN wordt gezet, licht dit symbool enkele seconden op om aan te
geven dat het systeem gereed is.
Als het lampje niet oplicht of als het na een paar seconden niet dooft
of als het tijdens het rijden oplicht, heeft het zelfdiagnosesysteem
voor de airbags een storing waargenomen.
[21] WAARSCHUWING LAADSYSTEEM: Geeft een storign in
het voertuiglaadsysteem aan. Rijd niet verder als dit symbool blijft
branden. Neem onmiddellijk contact op met uw Aston Martin
Dealer.
[22] VOERTUIGSTABILITEITSREGELING: Wanneer de
voertuigstabiliteitsregeling (VSC) is uitgeschakeld, brandt dit symbool
als waarschuwing dat het VSC en de aandrijfsliprgeling zijn
uitgeschakeld. Wanneer het VSC is ingeschakeld, knippert dit
symbool als er een storing in dit systeem is. Neem zo snel mogelijk
contact op met uw Aston Martin dealer.
[23] AANDRIJFSLIPREGELING: Wanneer de aandrijfslipregeling
(VSC) is ingeschakeld, knippert dit symbool en klinkt er met
tussenpozen een zoemer wanneer het VSC-systeem in werking is.
Wanneer het VSC of de aandrijfslipregeling is uitgeschakeld, dient dit
symbool als een waarschuiving.
[24] MOTORCONTROLE: Geeft een storing in het
motormanagementsysteem aan. Rijd alleen door als er verder geen
hoorbare, zichtbare of andere tekenen van een verminderd
motorvermogen zijn. Neem onmiddellijk contact op met uw Aston
Martin Dealer.
Waarschuwingssymbolen
Als u de "START-/STOPKNOP" naar CONTACT AAN draait, voeren
de elektronische regeleenheden een zelftest uit. Tijdens deze tests
gaan de volgende symbolen enkele seconden branden.
Onder normale omstandigheden doven de meeste
waarschuwingssymbolen aan het einde van de systeemcontrole als
tijdens de controle alles in orde is gebleken.
AY2Y-19A321-SA.book Page 5 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
4.6
Bedieningselementen
Boordcomputer
De boordcomputer geeft informatie aan de bestuurder door die te
maken heeft met de rij-omstandigheden, waaronder de tijd en de
huidige buitentemperatuur.
[1] BRANDSTOFPEILMETER: Geeft aan hoeveel brandstof er nog in
de tank zit.
Het symbool LAAG BRANDSTOFPEIL
gaat branden wanneer de brandstofhoeveelheid in de tank tot
ongeveer 5,9 liter is gedaald.
Als er minder dan 10 liter wordt bijgetankt, is het mogelijk dat de
brandstofpeilmeter niet de juiste hoeveelheid aangeeft.
[2] SCHAKELSTAND EN SCHAKELBEREIK-/
VERSNELLINGSWEERGAVE: Geeft de schakelstand aan en het
huidige schakelbereik plus de versnelling.
[3] OMGEVINGSTEMPERATUURWEERGAVE: Geeft de
buitentemperatuur aan
Het temperatuurbereik waarbinnen de juiste waarde kan worden
aangegeven is van -40 °C (-104 °F) tot 50 °C (122 °F).
[4] RITINFORMATIE: Kilometerteller, dagteller, brandstofverbruik,
bedrijfstijd van stop-/startsysteem, totale bedrijfstijd van stop-/
startsysteem en andere informatie m.b.t. kruissnelheid.
U kunt de boordcomputer gebruiken wanneer de "START-/
STOPKNOP" in de stand CONTACT AAN staat.
Tussen weergaven schakelen:
U kunt een andere weergave
selecteren door op de knop
MODE te drukken.
Kilometerteller: Geeft de
totale afstand aan die het voertuig heeft
afgelegd.
Dagteller A
*1
: Geeft de totale afstand aan
die er met het voertuig is gereden sinds de
teller voor het laatst op nul werd gesteld.
1
AY2Y-19A321-SA.book Page 6 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
4.7
Bedieningselementen
Dagteller B
*1
: Geeft de totale afstand aan
die er met het voertuig is gereden sinds de
teller voor het laatst op nul werd gesteld.
1
*1
: Dagtellers A en B kunnen worden
gebruikt om twee verschillende afstanden op te nemen en weer te
geven.
Lichtregelingweergave van
instrumentenpaneel: Geeft de
lichtregelingweergave van het
instrumentenpaneel weer.
2
Huidig brandstofverbruik: Geeft de
zoneweergave van het eco-rijden en het
huidige brandstofverbruik aan (kan niet
teruggesteld worden).
Gemiddeld brandstofverbruik na
tanken
*2
: Geeft de zoneweergave van het
eco-rijden en het gemiddelde
brandstofverbruik sinds de laatste
terugstelling aan.
3
*2
: Als u minder dan 10 liter bijtankt, is het mogelijk dat de waarde
voor het gemiddelde brandstofverbruik na tanken niet nauwkeurig is.
Bedrijfstijd van start-/stopsysteem: Geeft
aan hoe lang de motor af stond vanwege
het stop-/startsysteem tijdens de huidige rit.
Totale bedrijfstijd stop-/startsysteem:
Geeft de totale tijd weer dat de motor af
stond vanwege het stop-/startsysteem sinds
de laatste keer dat het systeem werd
teruggesteld.
4
Controlelampje eco-rijden instellen: U
kunt het controlelampje eco-rijden in- en
uitschakelen.
5
1.
Deze functie kan worden teruggesteld door langer dan 1 seconden op de
knop MODE te drukken wanneer dagteller A wordt weergegeven.
1.
Deze functie kan worden teruggesteld door de knop MODE langer dan een
seconden in te drukken wanneer dagteller B wordt weergegeven.
2.
Als u de knop MODE langer dan een seconde ingedrukt houdt, wordt de
helderheid van het instrumentenpaneel verhoogd wanneer de achterlichten
branden.
3.
U kunt deze functie terugstellen door de knop MODE langer dan een
seconden in te drukken wanneer het gemiddelde brandstofverbruik wordt
weergegeven.
4.
U kunt deze functie terugstellen door de knop MODE langer dan een
seconde ingedrukt te houden wanneer de totale bedrijfstijd van het stop-/
startsysteem wordt weergegeven.
5.
U kunt de weergave in- en uitscahkelen door de knop MODE langer dan
een seconden in te drukken.
AY2Y-19A321-SA.book Page 7 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
4.8
Bedieningselementen
Gemiddelde snelheid: Geeft de
gemiddelde rijsnelheid aan sinds de laatste
keer op nul zetten.
1
Omgevingstemperatuur: Het is mogelijk
dat in de volgende situaties de juiste
buitentemperatuur niet wordt weergegeven. Ook is het mogelijk dat
het wisselen tussen weergaven langer duurt.
• Bij stilstand of rijden met zeer lage snelheden (minder dan 20 km/
h);
• Wanneer de buitentemperatuur plotseling veranderd (bij het
ingaan/verlaten van een garage, tunnel, etc.).
Zoneweergave voor eco-rijden
Het intrapbereik van het
gaspedaal voor eco-vriendelijk
rijden en de huidige
gaspedaalstand worden
weergegeven. Wanneer er
binnen het eco-bereik wordt
gereden, licht het
controlelampje (1) op.
Wanneer u het gaspedaal te
ver intrapt en het
controlelampje buiten de eco-
zone komt, knippert de
rechterkant van het eco-
zonebereik (2) en dooft het
controlelampje (bij rijden in
stand D).
Bij zeer lage temperaturen, moet u het interieur laten opwarmen
alvorens het LCD-scherm te gebruiken. Het is mogelijk dat de
monitor langzaam reageert en dat wijzigingen met vertraging worden
weergegeven.
1.
U kunt deze functie terugstellen door de knop MODE langer dan een
seconde in te drukken wanneer de gemiddelde snelheid wordt weergegeven.
AY2Y-19A321-SA.book Page 8 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
4.9
Bedieningselementen
Klok instellen
1. Houd de klokinsteltoets
ingedrukt, om de
tijdweergave te veranderen.
2. Druk op de klokterugstelknop
om de minuten te wijzigen.
1
3. Druk op de klokterugsteltoets
om de uren te veranderen.
2
Als u op de klokterugsteltoets drukt, worden de minuten naar het
dichtstbijzijnde uur afgerond: minutenwaarden tussen 00 en 29
worden naar beneden afgerond, minutenwaarden tussen 30 en 59
worden naar boven afgerond.
Wanneer de accu wordt ontkoppeld en weer wordt aangesloten,
wordt de volgende informatie teruggesteld:
•Klok
• Dagteller
• Gemiddeld brandstofverbruik na tanken
• Bedrijfstijd van stop-/startsysteem
• Totale bedrijfstijd van stop-/startsysteem
• Gemiddelde snelheid
Middenconsole
• ALARMKNIPPERLICHTEN
Indrukken om de
alarmknipperlichten in of uit
te schakelen.
• BEDIENINGSELEMENTEN
VAN DE
KLIMAATREGELING
(Raadpleeg
’Bedieningselementen
climate control’, pagina 6.3)
1.
Wacht na het veranderen van de minuten vijf seconden, zodat de minuten
automatisch worden bijgesteld.
2.
Wacht na het instellen van de uren vijf seconden, zodat de uren
automatisch kunnen worden ingesteld.
AY2Y-19A321-SA.book Page 9 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
4.10
Bedieningselementen
Vloerconsole
[1] VOERTUIGSTABILITEITSRE
GELING (VSC): De
voertuigstabiliteitsregeling
(VSC) wordt altijd ingeschakeld
wanneer het contact wordt
ingeschakeld. Druk op de
schakelaar om de
aandrijfslipregeling uit te
scahkelen. Houd de toets circa
drie seconden ingedrukt om de
aandrijfslipregeling en de VSC
uit te schakelen. Druk de toets opnieuw in om de VSC weer in te
schakelen (Raadpleeg ’Voertuigstabiliteitsregeling’, pagina 5.8).
[2] AUX-AANSLUITING: Op de AUX-aansluiting kunt u een
draagbaar audio-apparaat aansluiten en dit via de luidsprekers van
het voertuig beluisteren (Raadpleeg ’Ondersteunende functies’,
pagina 7.13).
[3] VERWARMDE STOELEN: Hiermee schakelt u de
stoelverwarmingen in en uit. Druk op de toets L of R om die
verwarming in te schakelen. Druk dezelfde schakelaar opnieuw in
om de verwarming uit te schakelen (Raadpleeg ’Stoelen met
temperatuurregeling’, pagina 3.6).
[4] STOP-/STARTSYSTEEM - VOERTUIGEN MET EEN
HANDGESCHAKELDE TRANSMISSIE: Het stop-/startsysteem stopt
en start de motor afhankelijk van de bediening van het
koppelingspedaal en de versnelling. Druk op de toets om het systeem
uit te schakelen. Druk er opnieuw op om het systeem in te schakelen
(Raadpleeg ’Stop-/startsysteem’, pagina 5.10).
Contactslot
Voor het bedienen van de voertuigfuncties en het starten van de
motor heeft u de voertuigsleutel nodig. Ook moet de "START-/
STOPKNOP" naar ACCESSOIRE of CONTACT AAN worden
gedraaid.
Modus ACCESSOIRES
Accessoires ingeschakeld (audio,
satellietnavigatie, beschikbaar),
stuurslot uit.
Druk op de "START-/
STOPKNOP" tot het lampje
oranje wordt en laat hem los.
Modus CONTACT AAN
De motor wordt gestart en alle
elektrische verbruikers kunnen
worden gebruikt.
Automatische transmissie:
Controleef of de keuzehendel in stand P staat en trap het rempedaal
helemaal in.
Handgeschakelde transmissie: Controleer of de versnellingshendel
in de vrij staat en trap het koppelingspedaal helemaal in.
AY2Y-19A321-SA.book Page 10 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
4.11
Bedieningselementen
Het controlelampje wordt
groen. Druk op de "START-/
STOPKNOP" tot de motor start
en laat de knop weer los.
Voorkomen dat de accu
onnodig leeg raakt
Als u de "START-/STOPKNOP"
in de modus ACCESSOIRE laat
staan, dan blijven sommige
voertuigcircuits bekrachtigd en
wordt er onnodig stroom van
de accu getrokken.
Zet de "START-/STOPKNOP" altijd weer op OFF (uit) wanneer u geen
verbruikers hoeft in te schakelen.
Stuurkolomhendels
Linker stuurkolomhendel
Richtingaanwijzers: Duw de
hendel naar boven voor
rechtsaf en naar beneden voor
linksaf. De hendel gaat na de
bocht vanzelf terug in de
ruststand. Houd de hendel
tegen de veerdruk ingedrukt
om aan te geven dat u van baan
gaat verwisselen.
Koplampschakelaar: De
koplampen kunnen handmatig
of automatisch worden
bediend.
[1] uit (OFF): Alle lampen zijn
uit.
[2] : De stadslichten,
achterlichten,
kentekenplaatlamp en de
instrumentenpaneellampjes
worden ingeschakeld.
[3] : De koplampen en alle
bovenstaande lampen worden
ingeschakeld.
[4] : De koplampen, de
stadslichten en andere lampen worden automatisch in- en
uitgeschakeld wanneer de "START-/STOPKNOP" in de stand
CONTACT AAN staat.
AY2Y-19A321-SA.book Page 11 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
4.12
Bedieningselementen
Wanneer de koplampschakelaar op AUTO wordt gezet, worden de
koplampen en alle lampen automatisch uitgeschakeld als de START-
/STOPKNOP op ACCESSOIRE of UIT wordt gezet en het
bestuurdersportier wordt geopend.
U kunt de lampen weer inschakelen door de schakelaar op
CONTACT AAN te zetten of door de koplampschakelaar uit en waar
naar of te draaien.
De koplampregelsensor werkt mogelijk niet goed als er een voorwerp
op de sensor is geplaatst of als er iets tegen de voorruit is geplakt.
De sensor kan dan de hoeveelheid buitenlicht niet goed meten,
waardoor het automatische koplampsysteem niet goed werkt.
Grootlicht en dimlicht:
Wanneer de koplampen zijn
ingescahkeld, duwt u de
hendel naar voren voor
grootlicht (1). Trek de hendel
weer naar u toe (2) voor
dimlicht. Trek de hendel naar u
toe en laat hem weer los,
zonder dat hij vergrendelt,
voor een koplampsignaal.
Mistlampschakelaar voor en
achter: Met de mistlampen
ziet u meer onder moeilijke rij-
omstandigheden, zoals tijdens
regen of mist. De voorste
mistlampen kunnen worden
ingeschakeld wanneer de
koplampen of de standslichten
zijn ingeschakeld. De achterste
mistlampen kunnen worden
gebruikt wanneer de voorste
mistlampen zijn ingeschakeld.
[1] : uit
[2] : Voorste mistlampen aan.
[3] : Voorste en achterste
mistlampen aan. (Als u aan de
schakelaarring draait, wordt alleen de achterste mistlamp
uitgeschakeld.)
Als u de schakelaar loslaat, draait de ring terug naar .
Rechterstuurkolomhendel
Wisserhendel
Wanneer u AUTO selecteert,
werken de wissers automatisch
wanneer de sensor regen
registreert. Het systeem stelt
de wissertiming automatisch af
aan de hand van het
regenvolume en de
voertuigsnelheid.
AY2Y-19A321-SA.book Page 12 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
4.13
Bedieningselementen
[1] : wisslang door regensensor
[2] : wissen met normale snelheid
[3] : snel wissen
[4] : wisslag op verzoek
[5] : sensorgevoeligheid (hoog)
[6] : sensorgevoeligheid (laag)
Ruitensproeierbediening:
Trek de hendel naar u toe om
de voorruitsproeiers te
bedienen. Er wordt gesproeid
tot u de hendel loslaat.
Wanneer u de hendel loslaat,
stoppen de sproeiers
onmiddellijk, maar maken de
wissers nog enkele slagen.
Als deze functie tijdens de normale wisserinschakeling wordt
gebruikt, blijven de wissers werken (onafhankelijk van de
sproeierwerking).
Snelheidsafhankelijk wissen: Zelfs wanneer de wissers niet in de
stand AUTO staat, bewegen de wissers op basis van de
voertuigsnelheid wanneer de sproeier wordt ingeschakeld.
Achterruitwisser:
[1] : wissen met interval
[2] : wissen met normale
snelheid
[3] : sproeier/wisser tegelijkertijd
[4] : sproeier
Claxon
Druk midden op het stuurwiel
op of in de buurt van het
symbool .
AY2Y-19A321-SA.book Page 13 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
4.14
Bedieningselementen
AY2Y-19A321-SA.book Page 14 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
Rijden
Veiligheid tijdens het rijden........................................................5.2
De motor starten........................................................................5.2
Automatische transmissie............................................................5.4
Handgeschakelde transmissie .....................................................5.5
Voetrem.....................................................................................5.6
Antiblokkeersysteem ..................................................................5.6
Parkeerrem ................................................................................5.7
Voertuigstabiliteitsregeling ..........................................................5.8
Stop-/startsysteem ....................................................................5.10
Tanken.....................................................................................5.12
Katalysators ..............................................................................5.13
Parkeerhulp bij achteruitrijden .................................................5.13
Rijtechnieken...........................................................................5.14
AY2Y-19A321-SA.book Page 1 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
5.2
Rijden
Veiligheid tijdens het rijden
• Doe altijd uw veiligheidsgordel om.
• Rijd nooit onder invloed van alcohol of drugs.
• Volg altijd alle snelheidsvoorschriften en verkeersregels op. Rijd
nooit sneller dan de aangegeven maximumsnelheid of de voor de
omstandigheden geschikte snelheid.
• Wees vooral voorzichtig bij het rijden op gladde of natte wegen.
• Volg het goedgekeurde onderhoudsschema in dit boekje.
De motor starten
Waarschuwing: Start de motor terwijl u in de
besetuurdersstoel zit. U mag het gaspedaal absoluut niet
intrappen. Hierdoor kunt u een ongeval veroorzaken met ernstig
of dodelijk letsel tot gevolg.
Ga niet met een koude motor racen. Als u de motor met een
hoog toerental laat lopen, voordat deze volledig is opgewarmd,
kan er ernstige schade aan de motor en transaxle ontstaan.
Druk tijdens het rijden niet op de "START-/STOPKNOP". Drukt
u de knop wel in en laat u deze weer los, dan stopt de motor.
Draag geschikt schoeisel, zodat u de pedalen goed kunt
bedienen. Zorg ervoor dat de pedalen vrij kunnen bewegen en niet
worden gehinderd door vloermatten of andere voorwerpen.
Met het sleutelloze instap- en startsysteem kunt u de motor starten
zonder een mechanische sleutel te hoeven gebruiken. De sleutel
moet zich echter wel in het interieur bevinden, voordat het systeem
werkt.(Raadpleeg ’Seleutelloos instap- en startsysteem’, pagina 2.2)
Houd de voertuigsleutel bij u en controleer of de handrem is
aangetrokken.
Automatische transmissie: Controleef of de keuzehendel in stand P
staat en trap het rempedaal helemaal in.
Handgeschakelde transmissie: Controleer of de versnellingshendel
in de vrij staat en trap het koppelingspedaal helemaal in.
Het controlelampje voor de "START-/STOPKNOP" wordt groen.
Gebeurt dat niet, dan kunt u de motor niet starten.
Druk op de "START-/
STOPKNOP".
U kunt de motor vanuit elke
status starten.
1
Wanneer het controlelampje
van de "START-/STOPKNOP"
oranje knippert, kan er sprake
zijn van een storing in het
systeem. Laat het voertuig
onmiddellijk door een Aston
Martin Dealer controleren.
1.
De motor start tot hij aanslaat of maximaal 30 seconden, wat het eerst van
toepassing is. Als u de "START-/STOPKNOP" ingedrukt houdt, blijft de motor
maximaal 30 seconden starten.
AY2Y-19A321-SA.book Page 2 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
5.3
Rijden
Modus van "START-/STOPKNOP" veranderen
U kunt van modus veranderen door de "START-/STOPKNOP" in te
drukken met het rempedaal (automaat) of het koppelingspedaal
(handgeschakeld) omhoog. (De modus verandert iedere keer
wanneer u de schakelaar indrukt.)
[1] UIT (OFF): U kunt de alarmknipperlichten gebruiken.
Als de keuzehendel bij een voertuig met automatische transmissie
niet in de stand P staat wanneer u de motor afzet, wordt de "START-
/STOPKNOP" naar ACCESSOIRE gedraaid en niet naar UIT.
[2] MODUS ACCESSOIRES: Sommige elektrische systemen, zoals
het audiosysteem, kunnen worden gebruikt. Het cotnrolelampje van
de "START-/STOPKNOP" wordt oranje.
[3] MODUS CONTACT AAN: De motor wordt gestart en alle
elektrische systemen kunnen worden gebruikt. Het controlelampje
"START-/STOPKNOP" wordt groen.
Oververhittingspreventie van stuurslotmotor
Als de motor herhaaldelijk binnen korte tijd wordt gestart en afgezet,
wordt de werking van de stuurslotmotor geblokkeerd om te
voorkomen dat deze motor oververhit raakt. Als dit gebeurt, wacht
dan even zonder de "START-/STOPMOTOR" te bedienen. Het
systeem keert na circa 10 seconden terug naar de normale status.
Koudstart
De motorregelmodule (ECM) compenseert automatisch voor de
omstandigheden bij een koude of warme start en maakt de
bijbehorende afstellingen in het brandstof-/luchtmengsel en de
ontstekingstiming.
De motor uitschakelen
Druk op de "START-/STOPKNOP". De motor wordt afgezet.
Automatische uitschakelfunctie
Als bij voertuigen met een automatische transmissie het systeem
langer dan een uur in de stand ACCESSOIRE blijft staan terwijl de
keuzehendel in P staat, schakelt de "START-/STOPKNOP"
automatisch uit.
Als bij voertuigen met een handgeschakelde transmissie het systeem
langer dan een uur in de stand ACCESSOIRE blijft staan, schakelt de
"START-/STOPKNOP" automatisch uit.
Stpringsmodi
Als het sleutelloze instap- en startsysteem de voertuigsleutel niet kan
vinden, licht het symbool in de instrumentengroep op en zijn er
verschillende zoemtonen te horen.
AY2Y-19A321-SA.book Page 3 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
5.4
Rijden
• Interieurzoemer klinkt één keer - De voertuigsleutel bevindt
zich buiten het detectiegebied wanneer de "START-/STOPKNOP"
wordt ingedrukt.
Ga na waar de sleutel zich bevindt.
• Interieurzoemer klinkt één keer, buitenzoemer klinkt drie keer
- Er is een portier, niet het bestuurdersportier, geopend en
gesloten terwijl de "START-/STOPKNOP" in een andere stand dan
UIT staat met de sleutel buiten het detectiegebied.
Ga na waar de sleutel zich bevindt.
Neem contact op met uw Aston Martin dealer als het symbool
blijft branden.
Automatische transmissie
U schakelt door de keuzehendel in de stand P, R, N, D te zetten en
met de motorremversnellingen (S en B). Bij het vooruit rijden wordt
er automatisch geschakeld waarbij rekening wordt gehouden met
verschillende rijparameters, zoals de rijsnelheid, de ingeschakelde
versnelling en tot hoever het gaspedaal wordt ingetrapt. Wanneer het
voertuig stilstaat, selecteert de transmissie eerst de eerste versnelling,
zodat u onmiddellijk weg kunt rijden zodra u het gaspedaal intrapt.
De boordcomputer geeft aan welke versnelling er is geselecteerd (P,
R, N, D, etc.).
Parkeren
U gebruikt de stand P (parkeren) bij het starten van de motor of
wanneer u het voertuig achterlaat. De transmissie wordt
mechanische vergrendeld. Als u de stand Parkeren hebt geselecteerd,
verschijnt P in de boordcomputer.
Let erop dat u de handrem aantrekt als u de stand P selecteert.
U kunt de parkeerstand alleen selecteren bij snelheden lager dan
2 km/h.
AY2Y-19A321-SA.book Page 4 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
5.5
Rijden
Achteruit
Selecteer R (achteruit) terwijl het voertuig stilstaat en u het rempedaal
intrapt. Wanneer u deze stand selecteert, verschijnt R in de
boordcomputer en is er een waarschuwing te horen.
Neutraal
U kunt de stand N (vrij) selecteren als het voertuig stilstaat en u het
rempedaal intrapt. Wanneer u deze stand selecteert, verschijnt N in
de boordcomputer.
Rijden
U kunt de vooruitversnellingen selecteren als het voertuig stilstaat en
u het rempedaal intrapt. Wanneer u stand D hebt geselecteerd,
verschijnt D in de boordcomputer.
Sportstand
U kunt de reactiesnelheid bij het accelereren en remmen verbeteren,
door Sport te selecteren. Wanneer u Sport hebt geselecteerd,
verschijnt S in de boordcomputer.
Remmen
Wanneer er op de motor moet worden geremd (bijvoorbeeld bij het
afdalen van een lange of steile heuvel), selecteer dan remmen en B
verschijnt in de boordcomputer.
Handgeschakelde transmissie
De handgeschakelde transmissie wordt bediend door middel van een
versnellingsbak met zes versnellingen.
U selecteert de
achteruitversnelling door de
keuzehendel in de stand R te
zetten terwijl u de ring optitl.
AY2Y-19A321-SA.book Page 5 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
5.6
Rijden
Voetrem
De voetrem werkt via een hydraulisch systeem met een
vacuümbekrachtigd, dubbel circuit (diagonaal gesplitst) waarin een
antiblokkeersysteem (ABS) is opgenomen.
Waarschuwing: Mocht een rem uitvallen, breng het voertuig
dan tot stilstand zodra u dit op een veilige manier kunt doen.
Blijf niet rijden.
Als de vacuümbekrachtiging uitvalt of als een circuit defect
raakt, blijft de voetrem werken, maar zult u dit harder moeten
intrappen en zijn de pedaalslag en de remweg langer.
Na een lange rit over met zout of zand bestrooide wegen of
wanneer u door zware regen, water of een wasstraat rijdt, kan de
remwerking vertraagd zijn en zult u het rempedaal harder
moeten intrappen.
Vacuümbekrachtiging is alleen beschikbaar wanneer de motor
draait.
Remwaarschuwingen
Waarschuwing: Als het waarschuwingssymbool voor de
remmen gaat branden, dient u er onmiddellijk rekening mee te
houden dat de remweg mogelijk langer wordt en het
remsysteem mogelijk niet meer volledig werkt.
Als tijdens het rijden het remwaarschuwingssymbool oplicht, dan
betekent dit dat:
• de parkeerrem niet helemaal is losgezet
• het remvloeistofpeil tot onder een acceptabel niveau is gedaald.
• er een storing in het remsysteem is
Stop zodra u dit op een veilige plaats kunt doen. Trap de voetrem in
en controleer of de parkeerrem volledig is losgezet. Als de
parkeerrem helemaal is losgezet, maar het waarschuwingssymbool
dooft niet, rijd dan niet met het voertuig. Neem contact op met de
dichtstbijzijnde Aston Martin Dealer. U moet het remsysteem
onmiddellijk laten controleren, bij voorkeur door een Aston Martin
Dealer.
Antiblokkeersysteem
Het antiblokkeersysteem (ABS) helpt voorkomen dat de wielen bij
een noodstop blokkeren en slippen. Ook helpt het de bestuurder de
macht over het stuur te behouden.
Indien bij een noodstop de remkracht hoger wordt dan de grip van
het wiel op de weg, voorkomt het ABS dat de wielen blokkeren.
Wanneer dit gebeurt, voelt u het rempedaal pulseren. Dit is een
normaal effect van het ABS.
Veiligheid
In alle gevallen blijft u als bestuurder verantwoordelijk voor het
opvolgen van de verkeersregels, rekening houdend met de
heersende omstandigheden. Het feit dat het voertuig met ABS is
uitgerust, mag u nooit in de verleiding brengen om risico's te nemen
die u of andere weggebruikers in gevaar kunnen brengen.
Het ABS kan nooit de gevolgen ondervangen van het in een korte
afstand proberen te stoppen, het nemen van bochten met een te
hoge snelheid, of aquaplaning (waarbij de wielen het wegdek niet
kunnen raken vanwege een dun laagje water).
AY2Y-19A321-SA.book Page 6 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
5.7
Rijden
U moet altijd rekening houden met de toestand van de weg. Als de
weg glad is, is de remweg altijd langer, zelfs met ABS. De remweg kan
langer zijn dan de remweg bij geblokkeerde wielen als het ABS wordt
gebruikt op natte sneeuw, grind, zand of zwaar gegolfde of
geribbelde wegdekken als waarschuwing voor wegwerkzaamheden.
Als er een storing het remsysteem optreedt, laat het remsysteem en
het ABS dan onmiddellijk door uw Aston Martin Dealer nakijken.
ABS-waarschuwing
Waarschuwing: Als het ABS-waarschuwingssymbool oplicht,
moet u er rekening mee houden dat de wielen tijdens hard
remmen of bij het remmen op gladde wegdekken kunnen
blokkeren.
Zolang het contact is ingeschakeld, wordt gecontroleerd of het ABS
correct werkt. Zolang het contact is ingeschakeld, wordt
gecontroleerd of het ABS correct werkt. Wanneer er een storing
wordt opgemerkt, licht het ABS-waarschuwingssymbool in het
instrumentenpaneel op en wordt het ABS geheel of gedeeltelijk
uitgeschakeld. U kunt normaal blijven remmen, maar zonder ABS-
ondersteuning.
Neem bij een storing in het ABS onmiddellijk contact op met uw
Aston Martin Dealer.
Parkeerrem
Vertrouw niet op de parkeerrem om het voertuig stil te
houden als het waarschuwingssymbool van het remsysteem
brandt of knippert. Neem contact op met uw Aston Martin
Dealer.
De parkeerrem aantrekken en loszetten
Trek de parkeerrem altijd volledig aan wanneer u uitstapt.
De parkeerrem aantrekken:
Zet het voertuig stil en trap het rempedaal stevig in. Houd het pedaal
ingetrapt en trek de parkeerremhendel omhoog tot u weerstand
voelt. Druk nu de knop van de parkeerrem in en trek de hendel
volledig omhoog. Laat de knop en de handremhendel los. Het rode
waarschuwingssymbool van de parkeerrem in de instrumentengroep
gaat branden (als het contact is ingeschakeld) wanneer de
parkeerrem volledig is ingeschakeld. De remlichten gaan niet
branden.
AY2Y-19A321-SA.book Page 7 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
5.8
Rijden
De parkeerrem loszetten:
Zet het voertuig stil en trap het
rempedaal stevig in. Houd het
rempedaal ingetrapt en trek de
hendel van de parkeerrem
omhoog totdat u weerstand
voelt (1). Trek de hendel tegen
de weerstand in omhoog en
druk de ontgrendelknop (2) in.
Houd de knop ingedrukt en
duw de hendel omlaag (3). Als de parkeerremhendel niet helemaal
is losgezet, blijft het waarschuwingssymbool van de parkeerrem
branden.
De parkeerrem werkt op de achterwielen van het voertuig.
Het voertuig moet op een harde en stevige ondergrond staat om
veilig te worden geparkeerd.
Parkeerremwerking bij rijden
Als u gaat rijden met de parkeerrem ingeschakeld of als u de
parkeerrem herhaaldelijk gebruikt om het voertuig te laten
stoppen, kan dit tot ernstige schade aan het remsysteem leiden.
Er klinkt een waarschuwingssignaal dat aangeeft dat de parkeerrem
nog is aangetrokken, zodra het voertuig een snelheid van 5 km/h
heeft bereikt.
Voertuigstabiliteitsregeling
Waarschuwing: Als bestuurder blijft u verantwoordelijk voor
het opvolgen van de verkeersregels, rekening houdend met de
heersende omstandigheden.
Waarschuwing: Het feit dat een voertuig met
voertuigstabiliteitsregeling (VSC) is uitgerust, mag u nooit
verleiden tot het nemen van risico's die u of andere
weggebruikers in gevaar kunnen brengen. De VSC kan nooit de
gevolgen ondervangen van het toepassen van teveel
motorvermogen voor de heersende omstandigheden.
De voertuigstabiliteitsregeling (VSC) is bedoeld om de veiligheid
tijdens het rijden te vergroten door het weggedrag van het voertuig te
verbeteren wanneer de banden bijna hun grip op de weg kwijtraken.
Het VSC vermindert hiertoe het stuurkoppel en past een strategische
remwerking toe voor de afzonderlijke wielen.
AY2Y-19A321-SA.book Page 8 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
5.9
Rijden
Bestuurdersinterface en bediening
Als een onderdeel van de stuurinrichting of een omliggend
onderdeel moet worden gerepareerd of vervangen, moet u altijd
contact opnemen met uw Aston Martin Dealer. Als de
middenstand van de stuurinrichting afwijkt, is het mogelijk dat de
VSC niet correct werkt, omdat er een sensor in het stuursysteem
zit die de stuurwielstand registreert.
Als u sneeuwkettingen of een ruimtebesparend reservewiel
gebruikt, is het mogelijk dat de VSC niet correct werkt.
Gebruik voor alle vier de wielen banden van dezelfde
fabrikant, hetzelfde merk, met hetzelfde profiel en de juiste
afmetingen voor dit voertuig. Wissel versleten banden niet
onderling om.
VSC heeft drie bedrijfsmodi:
aan (ON): De VSC wordt iedere keer wanneer de motor wordt
gestart, ingeschakeld. De VSC stuurt het stuurkoppel aan en de
strategische remwerking op alle vier de wielen.
Terwijl de VSC in werking is om het voertuig te stabiliseren, knippert
het VSC-symbool in de instrumentengroep en klinkt er met
tussenpozen ene zoemer.
AANDRIJFSLIPREGELING UIT:
Druk op de VSC-toets om de
aandrijfslipregeling uit te
schakelen. Het symbool
verschijtn in de
instrumentengroep.
AANDRIJFSLIPREGELING en VOERTUIGSTABILITEITSREGELING
UIT: Houd de VSC-toets drie
seconden ingedrukt om de
VSC uit te schakelen. De
symbolen en
verschijnen in de
instrumentengroep. De VSSC
stuurt het motorkoppel en de
strategische remwerking op
alle vier de wielen niet meer
aan.
U kunt de VSC starten door in een van beide modi de VSC-toets in
te drukken.
Als de antislipregeling ingrijpt wanneer u langere tijd op bevroren of
gladde oppervlakken rijdt, verlaag dan het motorvermogen tot het
symbool dooft.
De antislipregeling is altijd ingeschakeld wanneer de VSC is
ingeschakeld.
AY2Y-19A321-SA.book Page 9 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
5.10
Rijden
Storingen
Als er zich een storing in het VSC-regelsysteem voerdoet, licht het
symbool in de instrumentengroep op en knippert het symbool
in de instrumentengroep.
Neem zo snel mogelijk contact op met uw Aston Martin Dealer .
Stop-/startsysteem
Houd de keuzehendel in de stand N (vrij) en trap om
veiligheidsredenen het rempedaal in (of trek de handrem aan)
wanneer de motor met het stop-/startsysteem wordt gestopt
(terwijl het ECO-controlelampje brandt). Er kunnen
onverwachte ongelukken gebeuren door de automatische
motorstartfunctie.
Blijf in het voertuig zitten wanneer de motor door het stop-/
startsysteem is gestopt (terwijl het ECO-controlampje brandt). Er
kunnen onverwachte ongelukken gebeuren door de
automatische motorstartfunctie.
Let erop dat de motor niet door het stop-/startsysteem wordt
gestopt wanneer het voertuig zich in een slecht geventileerd
gebied bevindt. De motor kan door de automatische
motorstartfunctie opnieuw worden gestart, waardoor
uitlaatgassen zich ophopen en het voertuig instromen met
ernstig of dodelijk letsel tot gevolg.
Het stop-/startsysteem stopt en start de motor afhankelijk van de
bediening van het koppelingspedaal.
De bedrijfstijd en de totale bedrijfstijd van het stop-/startsysteem
wordt op de boordcomputer weergegeven (Raadpleeg
’Boordcomputer’, pagina 4.6).
De motor uitschakelen
Trap het koppelingspedaal in en zet het voertuig stil. Zet de
keuzehendel in de stand N.
Laat het koppelingspedaal
opkomen.
De motor wordt afgezet en het
ECO-controlelampje gaat
branden.
De motor opnieuw starten
Controleer of de keuzehendel
in de stand N staat en trap het
koppelingspedaal in. De motor
wordt weer gestart, het ECO-controlelampje gaat uit en het ECO
OFF-controlelampje licht op (in deze situatie wordt door het loslaten
van het koppelingspedaal de motor niet opnieuw gestart).
AY2Y-19A321-SA.book Page 10 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
5.11
Rijden
Zodra het voertuig begint te
bewegen, licht het ECO OFF-
controlelampje weer op.
Het stop-/startsysteem uitschakelen
Druk op de schakelaar ECO OFF om het stop-/startsysteem uit te
schakelen.
• Het controlelampje in de schakelaar licht op.
•Wanneer u stopt, zelfs wanneer de koppeling wordt gebruikt om
de motor te stoppen, wordt de motor niet afgezet en gaat het
controlelampje ECO OFF branden.
• Wanneer u weer op de schakelaar drukt, wordt het
controlelampje in de schakelaar uitgeschakeld en het stop-/
startsysteem weer ingeschakeld.
Functies van het stop-/startsysteem
Automatisch opnieuw inschakelen
Als u het start-/stopsysteem met de schakelaar ECO OFF uitschakelt,
wordt deze automatisch weer ingeschakeld zodra u de START-/
STOPSCHAKELAAR langer dan drie seconden naar OFF hebt
gedraaid, voordat deze weer op CONTACT AAN wordt gezet.
Beschermingsfunctie van het stop-/startsysteem
Wanneer het geluid via het audiosysteem extreem hard staat, kan het
audiosysteem automatisch worden uitgeschakeld, zodat het start-/
stopsysteem kan blijven werken.
Als dit gebeurt, draait u de START-/STOPKNOP dan langer dan drie
seconden naar de uit-stand en dan weer terug naar ACCESSOIRE of
CONTACT AAN.
Stuurwiel draaien
Wanneer de motor door het start-/stopsysteem is afgezet, is het
mogelijk dat u meer kracht moet zetten bij het verdraaien van het
stuur dan tijdens het rijden.
Motorkap
Als u de motorkap opent terwijl de motor door het stop-/startsysteem
is gestopt, kan de motor niet met het stop-/startsysteem of de
automatische motorstartfunctie opnieuw worden gestart. De motor
moet worden gestart met de START-/STOPKNOP.
Storingen
Als de motor door het stop-/startsysteem wordt gestopt en u voert een
van de volgende handelingen uit, knippert het ECO-controlelampje
en klinkt er een zoemer.
• het bestuurdersportier wordt geopend
• de versnellingshendel wordt in een andere versnelling gezet dan
N, terwijl u het koppelingspedaal laat opkomen
Als het ECO-controlelampje blijft knipperen, is het mogelijk dat er
een storing is in het stop-/startsysteem. Neem contact op met een
Aston Martin dealer.
AY2Y-19A321-SA.book Page 11 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
5.12
Rijden
Tanken
Voordat u gaat tanken moet u
de START-/STOPKNOP in de
uit-stand zetten en controleren
of de portieren en ruiten zijn
gesloten. Open de
brandstoftankdop door de
brandstofklepontgrendeling
omhoog te trekken (1) (links
van de bestuurdersstoel).
Verdraai de brandstoftankdop
langzaam om hem te openen.
Hang de brandstoftankdop tegen
de achterzijde van de
brandstofklepontgrendeling.
De brandstofvulnek heeft een
nauwe opening, zodat u er alleen
het vulpistool van pompen met
loodvrije benzine in kunt steken.
Het brandstofsysteem voorkomt
dat u de tank te vol tankt, maar het
kan voorkomen dat het vulpistool te vroeg uitschakelt. Probeer in dat
geval slechts één keer de tank bij te vullen. Doet u dit vaker, dan
wordt er brandstof gemorst. Wacht 10 seconden alvorens het
vulpistool weg te halen.
AY2Y-19A321-SA.book Page 12 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
5.13
Rijden
Draai de brandstoftankdop tot er
een klikkend geluid te horen is.
1
Brandstofafsluiting
Bij een ongeval schakelt de
voertuigelektronica over op de
botsingsfunctie. De stroom naar de
brandstofpompen wordt
uitgeschakeld, waardoor het
gevaar voor brand wordt
verminderd.
Katalysators
Waarschuwing: Parkeer het voertuig niet op droog gras,
bladeren of ander brandbaar materiaal. Er bestaat een
aanzienlijk gevaar voor brand, omdat de katalysators nog heet
zijn.
Waarschuwing: Rijd niet door diep water. Als katalysatoren
snel afkoelen, kunnen ze breken.
Katalysators zetten schadelijke uitlaatgassen om in minder giftige
stoffen, zodat het milieu minder wordt belast. Ze werken met een
hoge temperatuur en blijven ook nadat het contact is afgezet een
aanzienlijke hoeveelheid warmte afgeven.
Loodhoudende brandstof veroorzaakt onherstelbare schade aan
katalysators. Als u per ongeluk loodhoudende benzine hebt getankt,
start de motor dan niet en ga niet rijden. Neem onmiddellijk
contact op met uw Aston Martin Dealer.
Parkeerhulp bij achteruitrijden
(Indien aangebracht.)
Waarschuwing: Ook bij het parkeren of achteruitrijden met
de parkeerhulp voor achteruitrijden dient u zich volledig op de
manoeuvres te concentreren en voorzichtig te werk te gaan.
Maak bij het parkeren of achteruitrijden uitgebreid gebruik
van het zicht naar achteren en van alle spiegels, zodat u alle
personen en voorwerpen in de buurt van het voertuig opmerkt.
Neem de betreffende maatregelen om hen voor gevaarlijke
situaties te behoeden.
Bij zware regen of vergelijkbare slechte
weersomstandigheden, is het mogelijk dat de
parkeerhulpsensors de afstand tot voorwerpen in de buurt niet
altijd nauwkeurig kunnen meten. Ook een volledig beladen
voertuig of onregelmatig gevormde obstakels kunnen voor
onnauwkeurige metingen zorgen.
1.
Zodra u de dop loslaat, draait deze een klein stukje in tegengestelde
richting.
AY2Y-19A321-SA.book Page 13 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
5.14
Rijden
De parkeerhulp bij het achteruitrijden helpt bij het waarnemen van
obstakels wanneer u achteruitrijdt. Het systeem wordt ingeschakeld,
zodra u de achteruitversnelling selecteert. Wanneer het systeem is
ingeschakeld, hoort u met tussenpozen een pieptoon. Deze
pieptonen worden hoger van toon en volgen elkaar steeds sneller op
naarmate u dichter bij het obstakel komt.
De pieptonen beginnen op een afstand van circa 1,7 m vanaf een
obstakel. De pieptoon wordt één lange toon wanneer de afstand is
afgenomen tot 30 cm.
Voor een betrouwbare werking moet u ijs, sneeuw en vuil van de
parkeersensors verwijderen.
Rijtechnieken
Veel nieuwe eigenaars zullen niet vertrouwd zijn met de
rijprocedures voor dit voertuig. Zodat u veilig en met plezier met uw
Aston Martin kunt gaan rijden, raden wij u aan de benodigde nieuwe
rijvaardigheden op een veilige manier op te doen.
Natte omstandigheden
Wanneer u gaat rijden bij natte weersomstandigheden, kan er water
onder uw banden komen, zodat zij op een laagje water rijden. Dit
wordt aquaplaning of hydroplaning genoemd. Als dit gebeurt, hebt u
weinig tot geen controle over het voertuig.
Aquaplaning treedt eerder op als u hard rijdt en er veel water op het
wegdek ligt, met name wanneer de banden niet op spanning zijn of
hun profieldiepte minimaal is.
Het is belangrijk dat u bochten met een veilige, redelijke snelheid
neemt, met name bij het rijden op een natte of gladde weg.
Rijd langzamer als het regent.
Door diep water rijden
Als u niet zeker weet of u door diep water kunt rijden, kunt u
dit beter niet doen. Zo vermijdt u mogelijk dure schade aan de
motor of andere belangrijke systemen in het voertuig
Bij het rijden over overstroomde wegen kunt u diep water of diepe
plassen mogelijk niet vermijden. Rijd in dat geval zeer voorzichtig,
zeker wanneer u niet weet hoe diep het water is. Rijd nooit door
water dat hoger komt dan de onderste rand van de voorbumper. Er
kan dan water in de motorluchtinlaat boven op de bovenste grille
komen, wat grote schade aan de motor kan veroorzaken. Ook kan de
motor afslaan.
Bij het rijden door water is het mogelijk dat de antislipregeling en de
remmen minder goed werken. Zodra u weer op een droge weg rijdt,
moet u de remmen laten drogen door langzaam te rijden en een
lichte druk op het rempedaal uit te oefenen.
De golven die door andere voertuigen worden veroorzaakt of die
een natuurlijke oorzaak hebben, kunnen ook in de motorluchtinlaat
komen.
AY2Y-19A321-SA.book Page 14 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
5.15
Rijden
Inlopen
Aanbevolen wordt onderstaande voorzorgsmaatregelen uit te voeren
voor een langere levensduur van uw voertuig:
De eerste 300 km:
• stop niet plotseling
De eerste 1600 km:
• rijd niet met extreem hoge snelheden
• voorkom plotseling accelereren
• blijf niet in de lage versnellingen rijden
• rijd niet gedurende langere tijd met constante snelheid
AY2Y-19A321-SA.book Page 15 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
5.16
Rijden
AY2Y-19A321-SA.book Page 16 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
Klimaatregeling
Bedieningstips............................................................................6.2
Bedieningselementen climate control.........................................6.3
Luchtstroomfuncties ...................................................................6.4
Automatische werking................................................................6.7
Handmatige bediening...............................................................6.7
AY2Y-19A321-SA.book Page 1 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
6.2
Klimaatregeling
Bedieningstips
• Bovenop het instrumentenpaneel is een zonnesensor
aangebracht. Deze mag u tijdens het rijden niet afdekken
• De inlaatgrille van de interieursensor bevindt zich achter de
instrumentengroep.
• Het vocht dat zich op de verdamper in de airconditioningeenheid
verzamelt, wordt via een afvoerbuis naar het wegdek afgevoerd.
Nadat u bent gestopt, kunnen er zich kleine plasjes water onder
het voertuig vormen. Dit is normaal en wijst niet op een
systeemstoring.
• Schakel de klimaatregeling in wanneer de motor draait.
• Verwijder alle obstructies, zoals bladeren, sneeuw en ijs van de
motorkap en de luchtinlaat in de grill, zodat het systeem zo
efficiënt mogelijk kan werken.
• In vochtig weer beslaan ruiten gemakkelijk. Gebruik de
klimaatregeling om de ruiten te ontwasemen.
• U kunt de ruiten sneller laten ontwasemen door de
airconditioning in te schakelen om vocht aan de lucht te
onttrekken.
• Gebruik onder normale omstandigheden de stand 'buitenlucht'.
De stand 'gerecirculeerde lucht' kunt u tijdelijk gebruiken
wanneer u op stoffige wegen rijdt of om het interieur snel af te
koelen of te verwarmen.
• Als u het voertuig bij warm weer in direct zonlicht hebt
geparkeerd, open dan de ruiten om de warme lucht te laten
ontsnappen, sluit de ruiten vervolgens en schakel de
klimaatregeling in.
• Gebruik de klimaatregeling ten minste een keer per maand, zodat
de interne onderdelen gesmeerd blijven.
• Laat de klimaatregeling controleren, voordat het weer warm
wordt. Als het koelmiddelpeil van de klimaatregeling laag is of als
er een storing in het systeem is, neem dan contact op met uw
Aston Martin Dealer.
• Dit voertuig is met een pollenfilter uitgerust. Dit filter moet
periodiek worden vervangen; zie het onderhoudsschema. Vraag
uw Aston Martin dealer om advies.
AY2Y-19A321-SA.book Page 2 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
6.3
Klimaatregeling
Bedieningselementen climate control
[1] SCHERM: Hierop worden de temperatuurinstellingen, het ventilatortoerental en de luchtstroom
weergegeven.
Waarschuwing: Selecteer gerecirculeerde lucht niet als het warm is of regent, omdat hierdoor
de ruiten aan de binnenkant kunnen beslaan.
[2] LUCHTCIRCULATIE: Regelt de bron van de lucht die het voertuig binnenstroomt. Druk hierop
om gerecirculeerde lucht te selecteren (LED in toets aan). Druk er nogmaals op om buitenlucht te
selecteren.
Gebruik de stand voor gerecirculeerde lucht wanneer u door tunnels rijdt, in drukke verkeerssituaties
(veel uitlaatgassen) of wanneer maximale koeling nodig is. Wanneer het systeem wordt ingeschakeld, is
de standaardstand 'buitenlucht'. Gebruik deze stand voor normale omstandigheden en ontwasemen.
[3] A/C: Bij handmatige bediening kortstondig indrukken om de airconditioning in te schakelen.
[4] VOORRUITONTWASEMING: Indrukken voor in- of uitschakelen van maximale ontdooiings- of
ontwasemingsfunctie. Het systeem selecteert automatisch de functie ‘buitenlucht’ en schakelt
automatisch de airconditioning in.
AY2Y-19A321-SA.book Page 3 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
6.4
Klimaatregeling
[5] ACHTERRUITVERWARMING: Indrukken om de
achterruitverwarming in te schakelen. Indrukken om de
achterruitverwarming in te schakelen. Gaat na 15 minuten
automatisch uit als u deze niet zelf uitschakelt. Wanneer de
achterruitverwarming is ingeschakeld, worden ook de verwarmingen
in de buitenspiegels 15 minuten ingeschakeld.
[6] LUCHTSTROMING: Indrukken om te selecteren en dan
draaien om de luchtstroom te veranderen. De geselecteerde
luchtstromingsfunctie wordt op het SCHERM aangegeven .
[7] VENTILATORSNELHEID: Indrukken om te selecteren en dan
de draaiknop verdraaien naar de gewenste ventilatorsnelheid
(rechtsom voor hoge snelheid en linksom voor lage snelheid). De
geselecteerde ventilatorsnelheid verschijnt op het SCHERM.
[8] TEMPERATUUR: Indrukken om te selecteren en dan de
draaiknop verdraaien om de gewenste snelheid in te stellen
(rechtsom voor hoge snelheid en linksom voor lage snelheid). De
temperatuur verschijnt op het SCHERM.
[9] VENTILATOR UIT: Indrukken om de ventilator uit te
schakelen.
[10] AUTOMATISCHE REGELING: Indrukken voor een
automatische werking van de klimaatregeling.
Luchtstroomfuncties
Er zijn vier luchtstroominstellingen:
Wanneer is ingeschakeld, stroomt de lucht naar het
bovenlichaam.
AY2Y-19A321-SA.book Page 4 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
6.5
Klimaatregeling
Wanneer is ingeschakeld, stroomt de lucht naar het
bovenlichaam en de voeten.
Wanneer is ingeschakeld, stroomt de lucht hoofdzakelijk naar
de voeten.
Wanneer is ingeschakeld, stroomt de lucht naar de voeten en
wordt de voorruitontwaseming ingeschakeld.
AY2Y-19A321-SA.book Page 5 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
6.6
Klimaatregeling
De ventilatieroosters instellen
De linker en rechter
ventilatieroosters instellen:
De middelste ventilatieroosters
instellen:
Zonne- en temperatuursensors
Wanneer de automatische werking van de airconditioning is
ingeschakeld, meet het systeem zowel de binnen als de
buitentemperatuur en het zonlicht. Vervolgens stelt het de
bijbehorende interieurtemperatuur in. Voor een goede werking van
het systeem mogen de volgende sensors niet worden bedekt:
[1] : Zonnesensor
[2] :
Interieurtemperatuursensor
Automatische werking
Druk op AUTO. Stel met de knop TEMPERATUUR de gewenste
interieurtemperatuur in (lees de werkelijke temperatuurinstelling
staat linksboven op het SCHERM). De LED in de toets A/C gaat
branden.
Afstellingen aan de ventilatorsnelheid en de luchtrecirculatie worden
automatisch uitgevoerd op basis van de ingestelde temperatuur, en
de omstandigheden binnen en buiten het voertuig.
De maximale ventilatorsnelheid is pas beschikbaar wanneer de
motor op bedrijfstemperatuur is.
Wanneer de airconditioning wordt gebruikt, kan er mist uit de
ventilatieroosters komen. Dit betekent niet dat er een probleem is,
maar het is het gevolg van vochtige lucht die plotseling wordt
afgekoeld.
Als er andere klimaatregelingsfuncties dan de ventilatorsnelheid
worden teruggesteld, blijft de ventilatorsnelheid hetzelfde als in de
automatische functie. Als u de ventilatorsnelheid verandert, wordt de
automatische functie geannuleerd.
AY2Y-19A321-SA.book Page 6 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
6.7
Klimaatregeling
Ontdooien en ontwasemen
Druk op VOORRUITONTWASEMING. Het systeem zal automatisch
de functie ‘buitenlucht’ selecteren, de maximumwaarde instellen
voor de temperatuur en de airconditioning inschakelen.
Automatisch ontdooien of ontwasemen annuleren:
• Druk nog een keer op VOORRUITONTWASEMING
of
•op AUTO
of
• op een van de luchtstroomfunctietoetsen.
Handmatige bediening
Stel de volgende functies in:
• ventilatorsnelheid
• temperatuur
• luchtstroom
Als de lucht moet worden ontvochtigd, druk dan op de toets A/C
(LED in toets aan). Druk op A/C om het ontvochtigen te stoppen (LED
in toets uit).
Wanneer de airconditioning wordt gebruikt, kan er mist uit de
ventilatieroosters komen. Dit betekent niet dat er een probleem is,
maar het is het gevolg van vochtige lucht die plotseling wordt
afgekoeld.
U bereikt de gewenste temperatuur niet sneller door de
temperatuurknop op de hoogste of laagste stand te zetten. Om te
voorkomen dat er koele lucht uit de ventilatieroosters stroomt
wanneer de verwarming onmiddellijk na een koudstart wordt
ingeschakeld, wordt de luchtstroom verminderd tot de lucht warmer
is.
De voertuigverwarming blijft de geselecteerde temperatuur
produceren ongeacht de omstandigheden in het interieur.
Wanneer er maximale koeling nodig is, drukt u eerst de draaiknop
TEMPERATUUR in en draait u deze naar de koudste stand, drukt u
daarna op de knop LUCHTCIRCULATIE om de functie ‘gecirculeerde
lucht’ te selecteren ( verschijnt op het SCHERM) en selecteert u
tenslotte een hoge ventilatorsnelheid.
AY2Y-19A321-SA.book Page 7 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
6.8
Klimaatregeling
Ontdooien en ontwasemen
Laat de motor met 1500 omw/min draaien om de voorruit bij
extreem koud weer te ontdooien of ontwasemen. Zet bij een
automatische transmissie de transmissie in stand P en bij een
handgeschakelde transmissie in de vrij. Trek de handrem aan.
Druk op A/C. Druk de knop LUCHTSTROMING in en draai deze
naar .
Stel de volgende functies in:
•temperatuur
• ventilatorsnelheid
Als de motor koud is, moet deze eerst opwarmen voordat de
airconditioning wordt ingeschakeld.
Voor een maximale ontdooiing of ontwaseming stelt u de
temperatuur en ventilatorsnelheid in op maximum.
AY2Y-19A321-SA.book Page 8 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
Audio
Audio-onderdelen......................................................................7.2
Audiobedieningselementen........................................................7.2
Radiofuncties .............................................................................7.4
Radiodatasysteem (RDS).............................................................7.5
EON (Enhanced Other Networks)...............................................7.6
cd-speler....................................................................................7.7
MP3/WMA-speler ....................................................................7.10
Ondersteunende functies .........................................................7.13
Menu’s van het audiosysteem...................................................7.14
AY2Y-19A321-SA.book Page 1 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
7.2
Audio
Audio-onderdelen
Standaard audiosysteem
Radio: AM- en FM-radio. 6 AM en 18 FM voorkeuzezenders
beschikbaar.
Cd: Cd-speler
Randapparatuur: Aansluiting.
Luidsprekers
[1] : Twee in de portieren gemonteerde luidsprekers.
[2] : Twee in de portieren gemonteerde tweeters.
[3] : Twee speakers in de onderste afwerkingspanelen achterin.
Audiobedieningselementen
Bediening
[1] : Audioweergave
[2] : Cd-gleuf
[3] : Audioschakelaars
AY2Y-19A321-SA.book Page 2 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
7.3
Audio
Het audiosysteem kan worden bediend wanneer de "START-/
STOPKNOP" in de stand ACCESSOIRE of CONTACT AAN staat.
Als het audiosysteem is ingeschakeld wanneer de START-/
STOPKNOP wordt uitgeschakeld, wordt het systeem automatisch
weer ingeschakeld wanneer u de START-/STOPKNOP naar
ACCESSOIRE of CONTACT AAN draait.
Draai om het audiosysteem in te schakelen.
U kunt het audiosysteem uitschakelen door de schakelaar ingedrukt
te houden tot u twee pieptonen hoort.
Wanneer het audiosysteem wordt ingeschakeld (ON), dan is het
volume op hetzelfde niveau als toen het werd uitgeschakeld.
Geluidsbron
Om een beschikbare geluidsbron te selecteren, drukt u herhaaldelijk
op de knop om door de beschikbare geluidsbronnen te
navigeren.
[1] : FM1
[2] : FM2
[3] : FM3
[4] : Cd
[5] : AUX
[6] : AM
U kunt de cd-functie alleen selecteren als er een cd is geplaatst.
U kunt AUX alleen selecteren als er een draagbaar audio-apparaat is
aangesloten.
AY2Y-19A321-SA.book Page 3 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
7.4
Audio
Menu’s
U opent het audiomenu door in te drukken tot er een pieptoon te horen is. Linksboven in het
SCHERM verschijnt . Druk herhaaldelijk tot de gewenste optie wordt weergegeven.
Instellingen voor het Aston Martin audiosysteem
U opent de geluidsinstellingen door ingedrukt te houden tot u een pieptoon hoort. Linksboven in
het SCHERM verschijnt . Druk herhaaldelijk op de knop tot de gewenste geluidsinstelling wordt
weergegeven. Druk op " " of " " in om het niveau in te stellen.
* De geluidskwaliteit wordt bij alle functies apart ingesteld (radio, cd, AUX).
Radiofuncties
De radio afstemmen
Houd ingedrukt tot u een pieptoon hoort. Linksboven in het SCHERM verschijnt . Druk dan
herhaldelijk op de knop tot het radiomenu wordt weergegeven.
[1] AST: Automatisch afstemmen
[2] SET*
1
: Een zender zoeken.
[3] TP *
2
: Verkeersinformatie in de TP-
modus
[4] TA *
2
: Verkeersinformatie in de TA-
modus
[5] BAS *
1
: Geluidskwaliteit instellen
[6] TRE *
1
: Geluidskwaliteit instellen
[7] FAD *
1
: Volumebalans voor/achter
[8] BAL *
1
: Volumebalans links/rechts
*
1
Alleen beschikbaar wanneer het voertuig niet beweegt.
*
2
Alleen in FM.
Geluidskwaliteitsmodus Weergegeven modus Peil
Druk op Druk op
Lage tonen* BAS -5 tot 5 Laag Hoog
Hoge tonen* TRE -5 tot 5
Volumebalans voor/achter FAD F7 tot R7 Gaat naar
achteren
Gaat naar voren
Volumebalans links/rechts BAL L7 tot R7 Gaat naar links Gaat naar rechts
AY2Y-19A321-SA.book Page 4 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
7.5
Audio
Automatisch afstemmen
Druk meerdere keren om tot FM of AM wordt weergegeven.
U kunt door de beschikbare zenders scannen door " " of " " op
in te drukken tot u een pieptoon hoort.
Handmatig afstemmen
Druk meerdere keren om tot FM of AM wordt weergegeven.
Druk op " "of " " op om een voorkeuzezender te selecteren.
Zenders opslaan
Houd ingedrukt tot u een pieptoon hoort. verschijnt
linksboven in het SCHERM. Druk daarna herhaaldelijk op de knop
tot "SET" wordt weergegeven.
Zoek naar gewenste zenders door op " " of " " op te drukken.
Selecteer een van de voorkeuzezenders (CH 1-6) door op " "
of " " in te drukken.
Houd " " of " " op ingedrukt tot u een pieptoon hoort om
de huidige zender als voorkeuzezender in te stellen.
Zenders automatisch opslaan
Houd ingedrukt tot u een pieptoon hoort. verschijnt
linksboven in het SCHERM. Druk herhaaldelijk op de knop tot "AST"
wordt weergegeven.
Druk op " " op om in te schakelen.
Er worden maximaal zes zenders ingesteld aan de hand van de
sterkte van het ontvangstsignaal. Na het instellen van de zenders
hoort u twee pieptonen. In FM1 en FM2 worden de zenders die door
het audiosysteem zijn ingesteld, onder de FM3-voorkeuzezenders
opgeslagen.
Radiodatasysteem (RDS)
Het radiodatasysteem (RDS) is een systeem dat verschillende
uitzendlocaties van zenders aan elkaar koppelt. U kunt het
bijvoorbeeld gebruiken om op de correcte frequentie van een zender
af te stemmen ongeacht de zendmast of de huidige audiobron
(bijvoorbeeld cd). Het systeem kan ook worden gebruikt voor het
ontvangen van verkeersinformatie (TP en TA).
Berichten met een programmacode (zoals nieuwsberichten van RDS-
zenders) zullen andere geluidsbronnen onderbreken op het hiervoor
ingestelde volume. Zodra het nieuwsbericht is beëindigd, wordt de
vorige audiobron weer ingeschakeld met het bijbehorende volume.
Sommige zenders maken geen gebruik van RDS of slechts van
bepaalde functies ervan.
TP - aan of uit
Houd ingedrukt tot u een pieptoon hoort. verschijnt
linksboven in het SCHERM. Druk herhaaldelijk op deze knop tot "TP"
of "TA" wordt weergegeven.
Druk op " " op om in te schakelen.
AY2Y-19A321-SA.book Page 5 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
7.6
Audio
Druk op " " op om uit te schakelen.
Alarm
Alarmen worden automatisch uitgezonden. U kunt de functie niet
uitschakelen. Wanneer er een alarmbericht wordt uitgezonden
verschijnt 'Alarm!' in het SCHERM. Deze functie wordt gebruikt om
automobilisten voor ernstige ongevallen of calamiteiten te
waarschuwen.
Verkeersinformatie
TP ON: Het systeem schakelt automatisch over op naar de
verkeersinformatie wanneer er een verkeersinformatiesignaal wordt
ontvangen.
Het systeem stemt weer op de vorige zender af wanneer het
verkeersbericht voorbij is.
TA ON: U kunt alleen verkeersinformatie ontvangen wanneer er een
signaal wordt ontvangen. Het systeem schakelt over op de gedempte
modus wanneer er geen signaal wordt ontvangen. In de cd- of mp3/
wma-modus schakelt het systeem automatisch over op
verkeersinformatie wanneer er een signaal wordt ontvangen.
Het geluid wordt weer gedempt of de cd- of mp3/wma-modus
wordt weer ingeschakeld zodra het verkeersbericht is beëindigd.
U kunt de verkeersinformatiemodus als volgt selecteren.
•FM-modi: TP? en TA
•Cd- en AUX-modi: TA
EON (Enhanced Other Networks)
Als u EON (Enhanced Other Networks - verbeterd andere netwerken)
hebt ingeschakeld, worden radioprogramma's door
verkeersberichten en nieuwsuitzendingen onderbroken.
Als de RDS-zender (met EON-gegevens) waar u naar luistert geen
verkeersinformatieprogramma uitzendt en het audiosysteem staat in
de TA-modus (verkeersberichten), dan schakelt de radio automatisch
over naar een verkeersinformatieprogramma in de EON AF-lijst
wanneer er verkeersinformatie wordt uitgezonden.
AY2Y-19A321-SA.book Page 6 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
7.7
Audio
cd-speler
[1] SCHERM: Geeft cd-informatie weer.
[2] UITWERPEN: Een cd uitwerpen.
[3] CD-GLEUF: Opening voor cd.
[4] MODE/PWR: Audiomodus en in-/uitschakelen.
[5] AFSTEMMEN: Selecteren van track / snel vooruit/achteruit
spoelen.
[6] VOLUME: Volumeregeling
Cd-menu instellen
Houd ingedrukt to u een pieptoon hoort. verschijnt
linksboven in het SCHERM. Druk vervolgens herhaaldelijk op de
knop tot het cd-menu wordt weergegeven.
[1] RPT*: Een track herhalen
[2] RND: Afspelen in willekeurige volgorde
[3] TXT*: Tekst weergeven
[4] TA*: Verkeersinformatie in de TA-modus
[5] BAS*: Geluidskwaliteit instellen
[6] TRE*: Geluidskwaliteit instellen
[7] FAD*: Volumebalans voor/achter
[8] BAL*: Volumebalans links/rechts
* Alleen beschikbaar wanneer het voertuig niet beweegt.
Cd's plaatsen
Schijfjes die kunnen worden gebruikt
Certificering voor de cd-speler
Dit product is een laserproduct uit klasse I.
Een weglekkende laserstraal kan leiden tot gevaarlijke
blootstelling aan straling.
Open de afdekking van de speler niet en probeer niet zelf de
eenheid te repareren. Laat dit over aan gekwalificeerd personeel.
Laser: Niet gevaarlijk.
Schijfjes met onderstaande markeringen kunnen worden gebruikt.
AY2Y-19A321-SA.book Page 7 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
7.8
Audio
Afspelen lukt mogelijk niet, afhankelijk van het opnameformaat of de
toepassingen op het schijfje, of door krassen, vuil of slijtage.
Cd's met een beveiligingsfunctie tegen kopiëren mogen niet worden
gebruikt.
Ter bescherming van de interne onderdleen wordt het afspelen
automatisch gestopt wanneer er een probleem wordt waargenomen
tijdens het gebruik van de cd-speler.
Als u een cd langere tijd in de cd-speler of in de uitwerpmodus laat
zitten, kunnen cd's beschadigd raken en kunt u ze niet meer goed
afspelen. Gebruik geen lensreinigers. Deze kunnen de cd-speler
beschadigen.
Schijfjes en adapters die niet kunnen worden gebruikt
Gebruik de volgende soorten cd's, 8 cm cd-adapters ( inch) en
dubbelzijdige schijfjes niet. Deze kunnen de cd-speler beschadigen
en/of de laad-/uitwerpfunctie van de speler.
• Cd's die geen diameter van
12 cm(4,7 inch) hebben.
• Cd's van lage kwaliteit en
cd's die zijn vervormd
(kritieke afmeting voor een
vervorming van de cd is 0,7
mm - een grotere
vervorming kan problemen
veroorzaken). De cd-speler
kan de cd in dat geval niet
goed vasthouden, waardoor
deze vast kan lopen.
• Cd's met een doorzichtig of
doorschijnend
opnamegebied.
• Cd's waarop tape, stickers of
CDR-etiketten werd
aangebracht, ook als deze
materialen zijn verwijderd.
Door de hitte van de cd-
speler kan het etiket los
komen te zitten, waardoor
de cd-speler beschadigd kan
raken.
Als de kwaliteit van de cd niet overeenkomt met de vereisten van
norm EN60908 of als deze met apparatuur van slechte kwaliteit is
opgenomen, kan de geluidskwaliteit minder zijn of de weergave
worden onderbroken.
AY2Y-19A321-SA.book Page 8 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
7.9
Audio
Van track wisselen
Druk op ?" " of " " op tot het gewenste tracknummer wordt
weergegeven.
Snel vooruit en achteruit
Houd ?" " of " " op ingedrukt.
Herhalen
Houd ingedrukt tot u een pieptoon hoort. verschijnt
linksboven in het SCHERM. Druk hier vervolgens herhaaldelijk op tot
"RPT" wordt weergegeven.
Druk op " " op om in te schakelen.
Druk op " " op om uit te schakelen.
Willekeurige volgorde
Speelt tracks op een cd in willekeurige volgorde af.
Houd ingedrukt tot u een pieptoon hoort. verschijnt
linksboven in het SCHERM. Druk er vervolgens herhaaldelijk op tot
"RND" wordt weergegeven.
Druk op " " op om in te schakelen.
Druk op " " op om uit te schakelen.
Cd-tekst
Sommige cd's hebben titelinformatie. Deze informatie is als tekst op
het SCHERM te zien.
Houd ingedrukt tot er een pieptoon te horen is. verschijnt
linksboven in het SCHERM. Druk er vervolgens herhaaldelijk op tot
"TXT" wordt weergegeven.
Druk op " " of " " op om de weergave te veranderen.
Iedere keer wanneer u op de knop drukt, verandert de
schermweergave: tracknummer/verlopen tijd > cd-titel >
tracknaam.
Er kunnen maximaal acht tekens worden weergegeven. Afhankelijk
van wat de cd bevat, is het mogelijk dat niet alle tekens (correct)
worden weergegeven.
Een cd uitwerpen
Druk op de toets UITWERPEN.
AY2Y-19A321-SA.book Page 9 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
7.10
Audio
MP3/WMA-speler
Het MP3/WMA-menu instellen
Houd ingedrukt tot er een pieptoon te horen is. verschijnt
linksboven in het SCHERM. Druk er vervolgens herhaaldelijk op tot
het MP3-menu wordt weergegeven.
[1] RPT FILE*: Een bestand herhalen
[2] RPT FLD*: Een map herhalen
[3] RND: Afspelen in willekeurige volgorde
[4] TXT*: Tekst weergeven
[5] TA*: Verkeersinformatie in de TA-modus
[6] BAS*: Geluidskwaliteit instellen
[7] TRE*: Geluidskwaliteit instellen
[8] FAD*: Volumebalans voor/achter
[9] BAL*: Volumebalans links/rechts
* Alleen beschikbaar wanneer het voertuig niet beweegt.
MP3/ WMA-schijfjes plaatsen
Schijfjes die kunnen worden gebruikt
Schijfjes met onderstaande markeringen kunnen worden gebruikt.
Afspelen lukt mogelijk niet, afhankelijk van het opnameformaat of de
toepassingen op het schijfje, of door krassen, vuil of slijtage.
Cd's met een beveiligingsfunctie tegen kopiëren mogen niet worden
gebruikt.
Ter bescherming van de interne onderdleen wordt het afspelen
automatisch gestopt wanneer er een probleem wordt waargenomen
tijdens het gebruik van de cd-speler.
Als u een cd langere tijd in de cd-speler of in de uitwerpmodus laat
zitten, kunnen cd's beschadigd raken en kunt u ze niet meer goed
afspelen. Gebruik geen lensreinigers. Deze kunnen de cd-speler
beschadigen.
MP3- en WMA-bestanden
MP3 (MPEG audio LAYER 3) is een
standaardaudiocompressieformaat.
Bestanden kunnen met MP3-compressie tot circa 1/10 van hun
originele formaat worden gecomprimeerd.
WMA (Windows Media® Audio) is een Microsoft®
audiocompressieformaat.
Bij dit formaat worden audiogegevens gecomprimeerd tot kleiner
dan dat van het MP3-formaat.
Er is een limiet wat betreft de MP3- en WMA-bestandsnormen en de
media/formaten waarop zij zijn opgenomen, die kan worden
gebruikt.
Compatibiliteit van MP3-bestanden
Compatibele normen
• MP3 (MPEG1 LAYER3, MPEG2 LSF LAYER3)
Compatible sampling-frequenties
• MPEG1 LAYER3: 32, 44.1, 48 (kHz)
• MPEG2 LSF LAYER3: 16, 22.05, 24 (kHz)
AY2Y-19A321-SA.book Page 10 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
7.11
Audio
Compatible bitrates (compatibel met VBR)
• MPEG1 LAYER3: 64, 80, 96, 112, 128, 160, 192, 224, 256, 320
(kbps)
• MPEG2 LSF LAYER3: 64, 80, 96, 112, 128, 144, 160 (kbps)
Compatibele kanaalmodi
•Stereo
•Joint stereo
• Dubbelkanaals
• Mono-aural
Compatibiliteit van WMA -bestanden
Compatibele normen
• WMA versie 7, 8, 9
Compatible sampling-frequenties
• 32, 44.1, 48 (kHz)
Compatibele bitrates (alleen compatibel met 2-kanaals afspelen)
• Versie 7, 8: CBR 48, 64, 80, 96, 128, 160, 192 (kbps)
• Versie 9: CBR 48, 64, 80, 96, 128, 160, 192, 256, 320 (kbps)
Compatibele media
Media die kunnen worden gebruikt voor het afspelen van MP3- en
WMA-bestanden zijn CD-R's en CD-RW's.
Soms is het afspelen niet mogelijk. Dit is afhankelijk van de status van
de CD-R of CD-RW.
Als het schijfje gekrast is of als er vingerafdrukken opzitten, is het
mogelijk dat het schijfje niet kan worden afgespeeld of dat de audio
"springt".
Compatibele schijfformaten
De onderstaande schijfformaten kunnen worden gebruikt.
• Schijfformaten:
• CD-ROM Mode 1 en Mode 2
• CD-ROM XA Mode 2, Form 1 en Form 2
• Bestandsformaten:
• ISO9660 Level 1, Level 2, (Romeo, Joliet)
MP3- en WMA-bestanden die in een ander formaat zijn geschreven
dan bovenstaande, worden mogelijk niet corect afgespeeld. Ook is
het mogelijk dat hun bestandsnamen en mapnamen niet correct
worden weergegeven.
De volgende normen en beperkingen zijn van toepassing:
• maximale directoryhiërarchie: 8 niveaus
• Maximale naamlengte van mappen/bestanden: 32 tekens
• Maximumaantal mappen: 192 (incl. de hoofdmap)
• Maximumaantal bestanden per schijf: 255
Bestandsnamen
De enige bestanden die als MP3- of WMA-bestanden kunnen
wordne herkend zijn bestanden met de extensie .mp3 en .wma.
Multi-sessies
Als multi-sessies mogelijk zijn bij het audiosysteem, kunnen er
schijfjes worden afgespeeld die MP3- en WMA-bestanden bevatten.
In dat geval kan echter alleen de eerste sessie worden afgespeeld.
ID3- en WMA-tags
Er kunnen ID3-tags aan de MP3-bestanden worden toegevoegd,
waardoor de tracktitel en de naam van de artiest kunnen worden
opgenomen.
Het systeem is compatibel met ID3 versie 1.0, 1.1, en versie 2.2, 2.3
ID3 tags. (Het aantal tekens is gebaseerd op ID3 versie 1.0 en 1.1.).
Er kunnen WMA-tags aan WMA-bestanden worden toegevoegd,
waardoor de tracktitel en de naam van de artiest net als bij ID3-tags
kunnen worden opgenomen.
AY2Y-19A321-SA.book Page 11 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
7.12
Audio
MP3 en WMA afspelen
Wanneer er een schijfje met MP3- of WMA-bestanden wordt
geplaatst, worden eerst alle bestanden op het schijfje gecontroleerd.
Zodra deze controle is utigevoerd, wordt het eerste MP3- of WMA-
bestand afgespeeld. U kunt de controle sneller laten verlopen door
alleen MP3- of WMA-bestanden te gebruiken en geen onnodige
mappen te maken.
Als het schijfje een mengeling van muziekgegevens en gegevens in
MP3- of WMA-formaat bevat, kunnen alleen de muziekgegevens
worden afgespeeld.
Extensies
Als de bestandsextensies .mp3 en .wma worden gebruikt voor
bestanden die geen MP3- of WMA-bestanden zijn, dan worden ze
wel voor deze bestanden aangezien en ook als zodanig afgespeeld.
Hierdoor kan er veel storingen/ruis optreden en kunnen de
luidsprekers beschadigd raken.
Afspelen
• Wij raden een fixed bit rate van 128 kbps en een sampling-
frequentie van 44,1 kHz te gebruiken, zodat MP3-bestanden met
een consequente geluidskwaliteit worden afgespeeld.
• Het afspelen van CD-R of CD-RW is in sommige gevallen niet
mogelijk. Dit hangt af van de kenmerken van het schijfje.
• Er is een grote verscheidenheid aan freeware en andere
codeersoftware voor MP3- en WMA-bstanden verkrijgbaar.
Afhankelijk van de status van de codering en het bestandsformaat,
is een slechte geluidskwaliteit of geluid aan het begin van het
afspelen mogelijk. In sommige gevallen is afspelen zelfs helemaal
niet mogelijk.
• Wanneer er ander bestanden dan MP3- of WMA-bestanden op
een schijfje staan, kan het herkennen van het schijfje langer duren
en in sommige gevallen is afspelen misschien helemaal niet
mogelijk.
•Microsoft
®
, Windows
®
en Windows Media
®
zijn gedeponeerde
handelsmerken van Microsoft Corporation in de VS en andere
landen.
Plaatsen en uitwerpen van MP3- en WMA-schijfjes
Raadpleeg het deel "Cd-speler" voor meer informatie.(Raadpleeg ’cd-
speler’, pagina 7.7)
Bestanden selecteren
Druk op ?" " of " " op tot het gewenste bestand wordt
weergegeven.
Mappen selecteren
Houd ?" " of " " op ingedrukt tot u een pieptoon hoort. Druk
daarna op ?" " of " " tot de gewenste map wordt weergegeven.
Herhalen
Een bestand herhalen
Houd ingedrukt tot u een pieptoon hoort. verschijnt
linksboven in het scherm SCHERM. Druk er vervolgens herhaaldelijk
op tot "RPT" en "FILE" worden weergegeven.
Druk op " " op om in te schakelen.
Druk op " " op om uit te schakelen.
AY2Y-19A321-SA.book Page 12 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
7.13
Audio
Alle bestanden in een map herhalen
Houd ingedrukt tot u een pieptoon hoort. verschijtn
linksboven in het SCHERM. Druk er vervolgens herhaaldelijk op tot
"RPT" en "FLD" worden weergegeven.
Druk op " " op om in te schakelen.
Druk op " " op om uit te schakelen.
Willekeurige volgorde
Speelt alle bestanden op een schijfje in willekeurige volgorde af.
Houd ingedrukt tot u een pieptoon hoort. verschijnt
linksboven in het SCHERM. Druk er vervolgens herhaaldelijk op tot
"RND" wordt weergegeven.
Druk op " " op om in te schakelen.
Druk op " " op om uit te schakelen.
Cd-tekst
Deze informatie is als tekst op het SCHERM te zien.
Houd ingedrukt tot er een pieptoon te horen is. verschijnt
linksboven in het SCHERM. Druk er vervolgens herhaaldelijk op tot
"TXT" wordt weergegeven.
Druk op " " of " " op om de weergave te veranderen.
Iedere keer wanneer u op de knop drukt, verandert de weergave:
mapnummer > bestandnummer > verlopen tijd > mapnaam >
bestandsnaam > albumtitel (alleen MP3) > tracktitel > naam van
artiest.
Er kunnen maximaal acht tekens worden weergegeven. Afhankelijk
van wat de cd bevat, is het mogelijk dat niet alle tekens (correct)
worden weergegeven.
Ondersteunende functies
Verbinding audio-apparaat
Op de AUX-aansluiting kunt u een draagbaar autdio-apparaat
aansluiten en de informatie hierop via de voertuigluidsprekers
beluisteren.
U kunt het volume en de geluidskwaliteit met de audio-
bedieningselementen van eht voertuig afstellen. Alle andere
afstellingen kunt u op het draagbare audio-apparaat zelf doen.
Ga naar de AUX-aansluiting in
de vloerconsole. Sluit het
audioapparaat met een
geschikte kabel op de AUX-
aansluiting aan.
Schakel het audiosysteem in als
het nog niet aan staat. Druk
herhaaldelijk op tot de
AUX-functie op het SCHERM
wordt weergegeven.
Het media-apparaat wordt nu afgespeeld via het audiosysteem.
AY2Y-19A321-SA.book Page 13 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
7.14
Audio
Menu’s van het audiosysteem
Radiomenu
1) FM Menu...
1) News (nieuwsberichten)
2) Radio text (radiotekst)
3) Advanced Radio Settings... (geavanceerde radioinstellingen
1) TP...
1) TA...
2) EON...
4) Sound settings... (geluidsinstellingen)
2) AM Menu...
1) Sound settings... (geluidsinstellingen)
Cd-wisselaarmenu
1) CD Menu...
1) Play list (afspeellijst)
2) Random... (willekeurige volgorde)
1) Off (uit)
3) News (nieuwsberichten)
4) Disc text (cd-tekst)
MP3/WMA-menu
1) MP3/WMA Menu...
1) Play list (afspeellijst)
2) Random... (willekeurig bestand)
1) Off (uit)
2) Single disc (één cd)
3) All discs (alle cd’s)
3) News (nieuwsberichten)
4) Disc text (cd-tekst)
Randapparatuurmenu
1) AUX Menu...
1) AUX input volume... (AUX-ingangvolume
2) Sound settings... (geluidsinstellingen)
AY2Y-19A321-SA.book Page 14 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
Hands-free bellen
Inleiding.....................................................................................8.2
Verbinden van een telefoon .......................................................8.3
De verbinding verbreken............................................................8.3
Telefoons paren .........................................................................8.3
Een telefoon kiezen....................................................................8.5
Een telefoon gebruiken...............................................................8.6
De telefoonstatus controleren.....................................................8.7
Hands-free bellen.......................................................................8.8
AY2Y-19A321-SA.book Page 1 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
8.2
Hands-free bellen
Inleiding
Het satellietnavigatiesysteem dient ook als hands-free systeem voor
mobiele telefoons.
U kunt een mobiele telefoon uitgerust met een functie voor hands-
free bellen (Bluetooth
®
) draadloos verbinden met het systeem voor
hands-free bellen van het voertuig. Met het hands-free belsysteem
van het voertuig kunt u verscheidene functies van de mobiele
telefoon op afstand bedienen. De mobiele telefoon kan altijd via de
eigen toetsen worden bediend, ongeacht of hij verbonden is of niet.
De systeemmicrofoon bevindt zich in de satellietnavigatie-eenheid
en de spraak van een binnenkomend gesprek wordt via deze
eenheid weergegeven.
Het hands-free belsysteem biedt geen ondersteuning voor SMS-
berichten.
Audio-instellingen
Gespreksvolume
Tijdens een gesprek kunt u het
volume aanpassen met
Volume in het hoofdmenu van
de satellietnavigatie-eenheid
(1).
De microfoon dempen
Tijdens een gesprek verschijnt
het pictogram In gesprek (2).
Druk op het pictogram In
gesprek en dan op Call Options (gespreksopties) en selecteer Mute
Microphone (microfoon dempen) om het geluid vanuit de telefoon
te dempen.
AY2Y-19A321-SA.book Page 2 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
8.3
Hands-free bellen
Verbinden van een telefoon
Het verbinden van een mobiele telefoon met het hands-free
belsysteem wordt ‘paren’ genoemd. Wanneer u een mobiele
telefoon hebt gepaard, herkent het hands-free belsysteem de ID van
de mobiele telefoon.
Zodra het systeem voor hands-free bellen en de mobiele telefoon zijn
gepaard, maakt het systeem voor hands-free bellen automatisch
verbinding telkens wanneer het contact wordt ingeschakeld en het
hands-free systeem en de mobiele telefoon zijn ingeschakeld.
Een mobiele telefoon kan worden gepaard via het hands-free
belsysteem of via de mobiele telefoon.
Het opzetten van een hands-free verbinding met een telefoon
verschilt per telefoonfabrikant. Meer informatie staat in de
gebruiksaanwijzing van uw mobiele telefoon.
De verbinding verbreken
De verbinding met de mobiele telefoon wordt automatisch
verbroken zodra de telefoon niet langer binnen het bereik van het
hands-free systeem is (circa 10 meter) of zodra Bluetooth
®
niet
beschikbaar is op de mobiele telefoon.
De mobiele telefoon wordt handmatig verbroken, zodra u het
hands-free systeem uitschakelt. De functie wordt ook uitgeschakeld
wanneer de START-/STOPKNOP wordt uitgeschakeld.
U kunt een mobiele telefoon ook ontkoppelen via het hands-free
belsysteem:
1. Druk op Tools, dan Settings (instellingen) en Bluetooth.
Selecteer Change (wijzigen).
2. Selecteer de te ontkoppelen telefoon en druk op Drop
(ontkoppelen).
Als de verbinding tussen de mobiele telefoon en het hands-free
belsysteem tijdens een oproep wordt verbroken, wordt de oproep
naar de mobiele telefoon overgeschakeld.
Bij sommige mobiele telefoons moet u het overschakelen via het
toetsenbord van de telefoon bevestigen.
Telefoons paren
Eerste paring
Gebruik deze procedure wanneer er voor het eerst een mobiele
telefoon met het hands-free belsysteem wordt gepaard. Als het
hands-free systeem niet is ingeschakeld of niet in gebruik is, drukt u
op POWER (aan/uit).
De mobiele telefoon en het hands-free systeem via het hands-free
systeem paren:
1. Druk op Tools, dan Settings (instellingen) en Bluetooth .
Selecteer Add toevoegen.
2. Schakel Bluetooth
®
in op de mobiele telefoon en schakel de
modus Find Me/Discoverable/Visible (zoek mij/vindbaar/
zichtbaar) in.
1
3. Druk op OK.
4. Selecteer de gewenste mobiele telefoon in de lijst en druk op
OK.
5. Voer PIN 1234 in de mobiele telefoon in.
1.
Deze optie kan in een menu met de naam Settings/Instellingen, Bluetooth,
Connections/Verbindingen of Hands-free staan.
AY2Y-19A321-SA.book Page 3 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
8.4
Hands-free bellen
De mobiele telefoon en het hands-free systeem via de mobiele
telefoon paren:
1. Druk op Tools, dan Settings (instellingen) en Bluetooth.
Selecteer Enabled (ingeschakeld).
2. Schakel Bluetooth
®
in op de mobiele telefoon.
1
3. Start op de mobiele telefoon een zoekopdracht naar
Bluetooth
®
-apparaten.
4. Selecteer de Nuvi 1690 uit de lijst.
5. Voer PIN 1234 in de mobiele telefoon in.
Zodra de mobiele telefoon de PIN heeft geaccepteerd, is hij klaar
voor gebruik.
Als u de code niet binnen 20 seconden invoert, gaat het scherm
op zwart.
Tijdens deze synchronisatie worden alle contactpersonen in de
mobiele telefoon automatisch aan het voertuigsysteem toegevoegd .
Andere telefoons paren
Via hands-free belsysteem paren
1. Druk op Tools, dan Settings (instellingen) en Bluetooth.
Selecteer Change (wijzigen).
2. Schakel Bluetooth
®
in op de mobiele telefoon en schakel de
modus Find Me/Discoverable/Visible (zoek mij/vindbaar/
zichtbaar) in.
2
3. Druk op OK.
4. Selecteer de gewenste mobiele telefoon in de lijst en druk op
OK.
5. Voer PIN 1234 in de mobiele telefoon in.
Zodra de mobiele telefoon de PIN heeft geaccepteerd, is hij klaar
voor gebruik.
Als u de code niet binnen 20 seconden invoert, gaat het scherm
op zwart.
Tijdens deze synchronisatie worden alle contactpersonen in de
mobiele telefoon automatisch aan het hands-free systeem
toegevoegd .
Via de mobiele telefoon paren
Ontkoppel gebruikte telefoons alvorens andere telefoons te gaan
paren. Als er al een telefoon is verbonden met het hands-free
belsysteem, kunt u pas een nieuwe telefoon paren wanneer er geen
actieve Bluetooth
®
-verbindingen meer zijn met het systeem.
1. Druk bij het hands-free systeem op Tools, dan Settings
(instellingen) en Bluetooth. Selecteer Enabled (ingeschakeld).
2. Schakel Bluetooth
®
in op de mobiele telefoon.
3
3. Start op de mobiele telefoon een zoekopdracht naar
Bluetooth
®
-apparaten.
4. Selecteer de Nuvi 1690 uit de lijst.
5. Voer PIN 1234 in de mobiele telefoon in.
1.
Deze optie kan in een menu met de naam Settings/Instellingen, Bluetooth,
Connections/Verbindingen of Hands-free staan.
2.
Deze optie kan in een menu met de naam Settings/Instellingen, Bluetooth,
Connections/Verbindingen of Hands-free staan.
3.
Deze optie kan in een menu met de naam Settings/Instellingen, Bluetooth,
Connections/Verbindingen of Hands-free staan.
AY2Y-19A321-SA.book Page 4 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
8.5
Hands-free bellen
Zodra de mobiele telefoon de PIN heeft geaccepteerd, is hij klaar
voor gebruik.
Als u de code niet binnen 20 seconden invoert, gaat het scherm
op zwart.
Tijdens deze synchronisatie worden alle contactpersonen in de
mobiele telefoon automatisch aan het voertuigsysteem toegevoegd .
Een gepaarde telefoon verwijderen
Het hands-free belsysteem gebruiken
1. Druk op Tools, dan Settings (instellingen) en Bluetooth.
Selecteer Change (wijzigen).
2. Selecteer de te verwijderen mobiele telefoon en druk op
Remove (verwijderen).
Een telefoon kiezen
De Bluetooth
®
moet ingeschakeld zijn op de telefoon die u kiest.
De telefoon moet ook zichtbaar zijn en zich binnen 10 meter van het
hands-free belsysteem bevinden.
Een mobiele telefoon kan worden geselecteerd via het hands-free
belsysteem of via de mobiele telefoon.
Via de mobiele telefoon
Als het hands-free system niet is ingeschakeld of niet wordt gebruikt,
drukt u op de toets POWER (aan/uit). Controleer of Bluetooth
®
is
ingeschakeld.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de mobiele telefoon voor het
zoeken van en aansluiten op apparaten met Bluetooth
®
. De telefoon
zoekt naar zichtbare Bluetooth
®
-apparaten binnen zijn bereik.
Selecteer Nuvi 1690 in de apparatenlijst. Selecteer Connect
(verbinding maken).
Het hands-free belsysteem gebruiken
Als het hands-free system niet is ingeschakeld of niet wordt gebruikt,
drukt u op de toets POWER (aan/uit). Controleer of Bluetooth
®
is
ingeschakeld.
1. Druk op Tools, dan Settings (instellingen) en Bluetooth.
Selecteer Change (wijzigen).
2. Selecteer de gewenste mobiele telefoon in de lijst en druk op
OK.
AY2Y-19A321-SA.book Page 5 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
8.6
Hands-free bellen
Een telefoon gebruiken
Opbellen
Het hands-free systeem moet zijn ingeschakeld (het symbool
Telefoon verschijnt op het SCHERM van de satellietnavigatie-
eenheid).
Druk op Phone (telefoon) om het oproepmenu te openen.
Een nummer bellen
Druk op Dial (nummer bellen) en voer het nummer in via het
toetsenblok en druk op Dial (bellen) om te bellen. Druk op om
een nummer te wissen. Houd dit ingedrukt om het hele nummer vast
te houden en wissen.
Het telefoonboek gebruiken
Druk op Phone Book (telefoonboek) en selecteer met de omhoog-
en omlaagpijl een contact in het telefoonboek. Druk op Call (bellen)
om deze persoon te bellen.
Calling point-of-interest bellen
Druk op Points of Interest om een locatie te bellen en druk op Dial
bellen.
Naar huis bellen
U kunt het telefoonnummer onder 'Home' (thuis) bellen door op
Phone (telefoon) te drukken en dan op Call Home (naar huis bellen).
Het thuisnummer instellen of bewerken
1. Druk op Where to? (waarheen?) in het hoofdmenu.
2. Druk op Favourites (favorieten).
3. Druk op Home (thuis).
4. Druk op Press for More (indrukken voor meer).
5. Selecteer Edit (bewerken) en dan Change Phone Number
(telefoonnummer wijzigen).
6. Voer vie het toetsenblok het gewenste telefoonnummer in.
De belgeschiedenis bekijken
Iedere keer wanneer een mobiele telefoon verbinding maakt met het
hands-free systeem, wordt de belgeschiedenis automatisch
overgebracht.
1. Druk op Call History (belgeschiedenis).
2. Selecteer Last Received (laatst ontvangen), Last Dialled (laatst
gedraaid) of Missed Calls (gemiste oproepen) om de oproepen
te bekijken. De laatste 20 gespreken worden in chronologische
volgorde weergegeven. De meeste recente oproepen staan
bovenaan.
3. Selecteer een invoer en druk op Dial (bellen).
Een oproep plaatsen met de spraakfunctie
U kunt iemand bellen door zijn naam te zeggen. Mogelijk moet de
mobiele telefoon worden 'getraind' in het herkennen van
spraakopdrachten. Raadpleeg de instructies van de fabrikant.
1. Druk op Voice Dial (spraakbelfunctie).
2. Zeg de naam van de persoon.
Een oproep afwijzen
Druk op Ignore (negeren) terwijl de telefoon rinkelt.
Oproepen ontvangen
Druk op Answer (antwoorden) om een binnenkomende oproep aan
te nemen.
AY2Y-19A321-SA.book Page 6 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
8.7
Hands-free bellen
Tijdens een oproep
Tijdens een gesprek is het pictogram In Call (in gesprek) te zien. Druk
op het pictogram In Call (in gesprek) om de volgende opties weer te
geven:
• End Call - (oproep beëindigen) Het huidige gesprek wordt
beëindigd.
• Call Options (oproepopties)
• Touch Tones - (aanraaktonen) Er verschijnt een
toetsenblokpagina, zodat u geautomatiseerde systemen, zoals
voice mail, kunt gebruiken.
• Transfer Audio to Phone - (audio naar telefoon
overschakelen) Schakelt de oproep van het hands-free appraat
over naar de mobiele telefoon. U kunt altijd naar het hands-
free systeem terugschakelen door op Transfer Audio to
Device (audio naar apparaat overschakelen) te drukken.
• Mute Microphone (microfoon dempen)
Using Call Waiting (wachtend gesprek gebruiken)
Wanneer het hands-free systeem in gebruik is en u ontvangt een
tweede oproep, verschijnt het venster Incoming Call
(binnenkomende oproep). Druk op Answer (antwoorden) om het
gesprek aan te nemen. De eerste oproep wordt in de wacht gezet.
Tussen oproepen schakelen
•Druk op Phone (telefoon) en dan Switch To (overschakelen naar).
•Druk op End Call (oproep beëindigen) om op te hangen. De
oproep in de wachtstand wordt niet verbroken.
De telefoonstatus controleren
U kunt het batterijpeil en de signaalsterkte van de verbonden
mobiele telefoon weergeven door op Phone (telefoon) en daar na
Phone Status (telefoonstatus) te drukken.
AY2Y-19A321-SA.book Page 7 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
8.8
Hands-free bellen
Hands-free bellen
1) Phone Menu... (telefoonmenu)
1) Last 20 missed calls (laatste 20 gemiste oproepen)
2) Last 20 received calls (laatste 20 ontvangen oproepen)
3) Last 20 dialled calls (laatste tien gebelde nummers)
1) Phone book... (telefoonboek)
1) Search (zoeken)
2) Copy fr. mobile phone (van mobiele telefoon kopiëren)
2) Bluetooth…
1) Change Phone… (telefoon wijzigen)
2) Remove Phone (telefoon verwijderen)
3) Connect from mobile phone (vanaf mobiele telefoon verbinding maken)
3) Phone settings… (telefooninstellingen)
1) Call options… (oproepopties)
2) Volume...
AY2Y-19A321-SA.book Page 8 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
Satellietnavigatie
Inleiding.....................................................................................9.2
Systeembedieningselementen.....................................................9.4
Instellingenmenu........................................................................9.6
Bestemmingen zoeken ...............................................................9.9
De kaarten gebruiken...............................................................9.14
Verkeersgegevens gebruiken.....................................................9.16
Vrienden zoeken met Ciao!â„¢...................................................9.17
De nüLink! services gebruiken..................................................9.19
Bestanden beheren ..................................................................9.21
De tools gebruiken...................................................................9.22
Veel gestelde vragen.................................................................9.27
AY2Y-19A321-SA.book Page 1 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
9.2
Satellietnavigatie
Inleiding
Dit navigatiesysteem is ontwikkeld als hulpmiddel om u te
begeleiden naar de bestemming van uw keuze. Het systeem bevat
functies waarmee u routebeschrijvingen kunt instellen, bepaalde
punten van interesse op uw route kunt zoeken, speciale
bestemmingen op kunt slaan, etc.
U kunt het navigatiesysteem gebruiken zonder een bestemming te
selecteren. De kaart met de positie van uw voertuig verschijnt op het
SCHERM en uw voertuig wordt aangegeven met een pictogram.
Waarschuwing: Gebruik het navigatiesysteem of andere
voorzieningen in het voertuig nooit op een manier die u kan
afleiden van het veilig besturen van uw voertuig.
Waarschuwing: Afleidingen kunnen tot ernstige ongelukken
leiden. Voer alleen instellingen en wijzigingen uit in het
navigatiesysteem wanneer het voertuig geparkeerd staat.
Waarschuwing: Let altijd op de verkeerssituatie.
Gebruik altijd uw gezond verstand bij het volgen van de
aanwijzingen van het navigatiesysteem en volg geen aanwijzingen
op die tegen uw eigen oordeel ingaan. Gebruik het
navigatiesysteem of andere voorzieningen in het voertuig nooit
op een manier die u kan afleiden van het veilig besturen van uw
voertuig. Afleidingen kunnen tot ernstige ongelukken leiden.
Voer alleen instellingen en wijzigingen uit in het navigatiesysteem
wanneer het voertuig geparkeerd staat. Let altijd op de
verkeerssituatie. Neem altijd de geldende verkeersregels in acht.
Alle kaarten en functies van het navigatiesysteem voor de markt
waarin het voertuig wordt verkocht, zijn in het elektronische
geheugen voorgeprogrammeerd.
Updates van de kaart en functies zijn verkrijgbaar bij Garmin.
Niet alle locaties die in dit hoofdstuk worden beschreven zijn
bestaande plaatsen en ze zijn alleen bedoeld als uitleg bij het
beschrijven van de bediening.
Globaal plaatsbepalingssysteem (GPS)
De snelheidssensor en gyroscoop van het satellietnavigatiesysteem
berekenen de huidige positie en de rijrichting van het voertuig aan
de hand van signalen van het satellietgestuurde globale
plaatsbepalingssysteem (GPS).
Ontvanger voor verkeersinformatiekanalen
Dit voertuig gebruikt een gestandaardiseerd coderingssysteem voor
verkeersinformatie. De ontvanger voor verkeersinformatiekanalen
(TMC) stemt af op de relevante frequentie. Uitzendingen vinden
plaats via FM-frequenties
1
. Het systeem wordt momenteel verder
ontwikkeld.
1.
De uitzendingen zijn niet overal beschikbaar.
AY2Y-19A321-SA.book Page 2 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
9.3
Satellietnavigatie
De navigatiesysteemeenheid uit de steun halen
U haalt de navigatiesysteem-
eenheid uit de steun door de
tab bovenop de steun naar
achteren te duwen (1) terwijl u
het navigatiesysteem naar
voren (2) duwt.
U haalt de steun uit het
voertuig door de
ontgrendeltoets (1) in te
duwen, en de steun naar
achteren te duwen en dan op
te tillen (2).
De navigatiesysteemeenheid in de steun zetten
U plaatst de
navigatiesysteemeenheid in de
steun door de eenheid naar
voren te kantelen en de
onderkant ervan correct op de
steun te zetten. Beweeg de
eenheid naar achteren in de
steun tot hij vastklikt.
Verzorging van het
scherm
U mag het SCHERM alleen schoonmaken met een zachte, pluisvrije,
vochtige doek of een doek die is bevochtigd met een licht
ruitreinigingsmiddel.
Software-updates
Sluit de navigatiesysteemeenheid met de mini-USB-kabel aan op een
computer. Het menu AutoPlay (auto-afspelen) verschijnt.
Dubbelklik op Install myGarmin Agent (mijn myGarmin Agent
installeren) om de downloadpagina van myGarmin Agent download
te openen.
Volg de instructies op het scherm.
Als het menu AutoPlay niet verschijnt of als u een Mac-computer
gebruikt, ga dan naar www.garmin.com/agent .
Nadat myGarmin Agent is geïnstalleerd, wordt u gevraagd
myDashboard te openen wanneer u de navigatiesysteemeenheid
met de computer verbindt. myDashboard controleert het
navigatiesysteem op de gebruikte software en geeft aanvullende
informatie over het navigatiesysteem.
Kaartupdates
Vanwege bijvoorbeeld de continue uitbreiding en renovatie van het
wegennet, nieuwe verkeersregels die doorlopend geïntroduceerd
worden, etc. is de digitale kaartendatabase niet altijd up-to-date. De
digitale kaarten worden continu bijgewerkt en de dekking neemt
geleidelijk toe.
Op Garmin zijn kaartupdates te krijgen.
AY2Y-19A321-SA.book Page 3 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
9.4
Satellietnavigatie
Systeembedieningselementen
[1] POWER (AAN/UIT): Schakelt het navigatiesysteem aan en uit.
[2] : Microfoon
[3] MINI-USB-AANSLUITING: Voor het aansluiten op een USB-
poort of -lader
[4] SCHERM: Hierop verschijnen kaarten en gedetailleerde
informatie over het routetype, de afstand enz.
[5] : Luidspreker
[6] : microSDâ„¢ kaartlezer
Schermtoetsenbord gebruiken
Wanneer er een
schermtoetsenbord verschijnt,
drukt u op een letter of cijfer
om het te gaan gebruiken.
Druk op om een spatie
toe te voegen.
Druk op en om de
cursor te verplaatsen.
Druk op om een teken te verwijderen.
Houd ingedrukt om de hele invoer te wissen.
Druk op Mode om de toetsenbordtaalmodus te selecteren. Druk op
om speciale tekens, zoals leestekens in te voeren.
Navigatiesysteem aan en uit
Het navigatiesysteem inschakelen
Houd POWER (aan/uit) ingedrukt.
Het navigatiesysteem wordt ingeschakeld.
Het systeem heeft wellicht enkele minuten nodig om uw positie
en rijrichting te detecteren. De balken geven de sterkte van het
satellietsignaal aan. Wanneer ten minste een van de balken groen is,
ontvangt het systeem satellietsignalen.
Het navigatiesysteem uitschakelen
Houd POWER (aan/uit) circa drie seconden ingedrukt.
Of duw op POWER en verdraai de knop snel, waar na u Power Off
(uitschakelen) selecteert.
Als het navigatiesysteem is ingeschakeld wanneer u de START-/
STOPKNOP van ACCESSOIRE naar CONTACT AAN of OFF draait,
wordt het systeem uitgeschakeld. Wanneer u de START-/STOPKNOP
van UIT naar ACCESSOIRE of ONTSTEKING AAN draait, wordt het
navigatiesysteem automatisch gestart.
AY2Y-19A321-SA.book Page 4 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
9.5
Satellietnavigatie
Hoofdmenu
Het hoofdscherm biedt toegang tot de systeemfuncties. U kunt het
hoofdmenu vanuit ieder scherm openen door ingedrukt te
houden.
[1] WHERE TO? (WAARHEEN?): Druk hierop om een bestemming te
vinden.
[2] VIEW MAP (KAART BEKIJKEN): Druk hierop om de kaart te zien.
[3] TOOLS: Druk hierop voor tools zoals instellingen, help en het
weer.
[4] INHOUD: Druk hierop om het volume aan te passen.
[5] PHONE (TELEFOON): Druk hierop om een oproep te maken
wanneer u een compatibele mobiele telefoon hebt aangesloten.
Werkbalk van hoofdmenu
[1] GPS-SIGNAALSTATUS: Houd deze toets ingedrukt om informatie
over de satellieten te zien.
[2] BLUETOOTH
®
-TECHNOLOGIESTATUS: Press to change
Bluetooth
®
-technologiestatus.
[3] GEBRUIKSMODUSINDICATOR: Indrukken om een
gebruiksmodus te selecteren.
[4] HUIDIGE TIJD: Indrukken om de tijdsinstellingen te veranderen.
[5] HUIDIGE TEMPERATUUR: Ingedrukt houden om de
weersinformatie te zien.
[6] SIGNAALSTATUS VAN GARMIN NÃœLINK!â„¢ SERVICES:
Ingedrukt houden om netwerkinformatie te bekijken.
[7] BATTERIJSTATUS: Geeft aan hoe vol de batterij is.
Gebruiksmodus
De navigatiesysteemeenheid kan uit het voertuig worden verwijderd
en in andere vervoersmiddelen worden gebruikt.
De route is afhankelijk van de gebruiksmodus. In de modus
Pedestrian (voetganger) met cityXplorerâ„¢ kaarten berekent de
navigatie-eenheid een route die een combinatie gebruikt van
openbaar vervoer, zoals een bus of een metro, en lopen. U kunt
cityXplorerâ„¢ kaarten kopen op Garmin.
AY2Y-19A321-SA.book Page 5 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
9.6
Satellietnavigatie
De gebruiksmodus wijzigen
1. Druk op de gebruiksmodusindicator in de werkbalk van het
hoofdmenu.
2. Selecteer een modus en druk op OK.
Spraakbegeleiding
Tijdens hands-free bellen: Als de begeleiding is ingeschakeld, wordt
het geluid van de spraakaanwijzing gedempt zolang u het hands-free
belsysteem gebruikt.
Instellingenmenu
U opent het menu Settings (instellingen) door op Tools te drukken en
daarna Settings (instellingen).
Systeeminstellingen
GPS-simulator - Selecteren om de GPS-modus uit te schakelen en
navigatie te simuleren, en om de batterijen te sparen.
Usage Mode - (gebruiksmodus) Selecteren om routes te
optimaliseren en de vervoersmodus: Car, (auto) Pedestrian
(voetganger) of Bicycle (fiets).
Units - (eenheden) kilometers of mijlen selecteren.
Keyboard - (toetsenbord) Druk op QWERTY voor een indeling die
overeenkomt met een computertoetsenbord of ABCDE voor een
alfabetische indeling.
About - (info) Geeft het versienummer van de software voor de
navigatie-eenheid aan, en het ID-nummer plus informatie over
schillende andere softwarefuncties. Deze informatie is nodig voor het
bijwerken van de systeemsoftware of als er aanvullende
kaartgegevens worden gekocht.
Restore - (herstellen) De originele systeeminstellingen worden
hersteld.
Navigatie-instellingen
Route Preference - (routevoorkeur) Voorkeursinstellingen selecteren
voor het berekenen van routes.
• Faster Time - (minder tijd) Routes berekenen die sneller kunnen
worden afgelegd, maar langer zijn in kilometers.
• Shorter Distance - (kortere afstand) Routes berekenen die korter
zijn wat betreft de afstand, maar waarvan de rijtijd langer is.
• Less Fuel - (minder brandstof) Routes berekenen die minder
brandstof verbruiken dan andere routes. De routeberekening is
gebaseerd op maximale snelheden en
voertuigacceleratiegegevens voor een bepaalde route.
• Off Road - (terreinrijden) Punt-naar-punt routes berekenen
(zonder wegen).
AY2Y-19A321-SA.book Page 6 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
9.7
Satellietnavigatie
Avoidances - (vermijden) Wegtypes selecteren die bij routes moeten
worden vermeden.
Transit Types - (vervoerstypes) Selecteren welk openbaar vervoer
moet worden vermeden. Deze optie is alleen beschikbaar wanneer
er cityXplorerâ„¢ kaarten zijn geladen.
Restore - (herstellen) De oorspronkelijke navigatie-instellingen
worden hersteld.
Wanneer van gebruiksmodus wordt verander, wordt de
routevoorkeur van de eerste gebruiksmodus opgeslagen.
Scherminstellingen
Colour Mode - (kleurmodus) Selecteer Day (dag) voor een lichte
achtergrond, Night (nacht) voor een donkere achtergrond of Auto
voor het automatisch overschakelen tussen deze twee.
Screen Shot - (schermbeeld) Schakel de modus Screen Shot in. Druk
op om een afbeelding van het scherm te maken. Het resulterende
bitmap-bestand wordt in de schermbeeldmap in de
navigatiesysteemeenheid opgeslagen.
Brightness - (helderheid) Instellen van de helderheid van het
achtergrondlicht. Bij een minder felle achtergrond, gaat de batterij
langer mee.
Restore - (herstellen) De oorspronkelijke scherminstellingen
herstellen.
Tijdinstellingen
Time Format - (tijdindeling) Selecteer 12 uur, 24 uur of UTC
(Coordinated Universal Time).
Current Time - (huidige tijd) Stel de tijd handmatig in. Selecteer
Automatic (automatisch) om de tijd van de huidige locatie in te
stellen.
Restore - (herstellen) De oorspronkelijke tijdinstellingen herstellen.
Taalinstellingen
Voice Language - (taal van spraak) De taal voor de spraakprompts
veranderen.
Text Language - (taal van tekst) Alle tekst op het scherm wijzigen in
de geselecteerde taal. Hierdoor wordt de taal van de informatie die
door gebruiks is ingevoerd of kaartgegevens, zoals straatnamen, niet
gewijzigd.
Keyboard - (toetsenbord) Selecteer het toetsenbord voro de
geselecteerde taal. Druk op een willekeurig toetsenbord op Mode
(modus) om de toetsenbordtaal te wijzigen.
Herstellen - De oorspronkelijke taalinstellingen herstellen.
Kaartinstellingen
Map Detail - (kaartdetails) Voor het instellen van de details op de
kaart. Bij veel details is het mogelijk dat de kaart langzamer verschijnt.
Map View - (kaartweergave) Een kaartperspectief selecteren.
• Track Up - (rijrichting boven) Kaart wordt in twee dimensies (2D)
weergegeven met de rijrichting naar boven.
• North Up - (noorden boven) De kaart wordt in 2D weergegeven
met het noorden boven.
• 3D - De kaart wordt in drie dimensies (3D) weergegeven in Track
Up.
In de gebruiksmodus Pedestrian (voetganger) is alleen de
kaartweergave North Up mogelijk.
Vehicle - (voertuig) Druk op Change (wijzigen) om het pictogram te
wijzigen dat wordt gebruikt voor het weergeven van de huidige
locatie op de kaart. Selecteer het gewenste pictogram en druk op OK.
U kunt andere voertuigpictogrammen downloaden van
www.garmingarage.com.
AY2Y-19A321-SA.book Page 7 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
9.8
Satellietnavigatie
Trip Log - (ritlogboek) Het logboek met routes tonen of verbergen. U
kunt het ritlogboek wissen door op Tools > My Data > Clear Trip
Log (tools > mijn gegevens > ritlogboek wissen) te selecteren..
Map Data Layout - (kaartgegevensindeling) Wijzigen van het aantal
gegevensvelden dat op de kaartpagina verschijnt.
Info - Informatie over de kaarten en de versie van iedere kaart die in
het navigatiesysteem is geladen. Selecteer een kaart om deze in te
schakelen (vinkje) of uit te schakelen (geen vinkje).
Restore - (herstellen) De oorspronkelijke kaartinstellingen herstellen.
Beveiligingsinstellingen
Garmin Lockâ„¢ - Garmin Lockâ„¢ is een antidiefstalsysteem dat de
navigatiesysteemeenheid vergrendelt. Iedere keer wanneer de
eenheid wordt ingeschakeld, moet u de juiste PIN invoeren of u moet
met de eenheid naar de aangegeven beveiligingslocatie rijden.
Als u uw PIN en uw beveiligingslocatie vergeet, moet u de
navigatiesysteemeenheid naar Garmin sturen om hem te laten
ontgrendelen. U moet tevens een geldige productregistratie of
aankoopbewijs meesturen.
Safe Mode - (beveiligingsmodus) Voor het in- en uitschakelen van de
beveiligingsmodus. Wanneer het voertuig beweegt, schakelt de
beveiligingsmodus alle functies uit die de aandacht van de gebruiker
kunnen opeisen en tijdens het rijden een afleiding kunnen vormen.
Position Reporting - (positie doorgeven) Inschakelen voor het
ontvangen van verkeersinformatie.
Restore - (herstellen) De originele beveiligingsinstellingen herstellen.
Bij het herstellen van de beveiligingsinstellingen worden de
Garmin vergrendelings-PIN en de beveiligingslocatie niet gewist.
Bluetooth
®
-instellingen
Phone - (telefoon) Druk op Add > OK (toevoegen > OK) om te
paren met een mobiele telefoon met de Bluetooth
®
draadloze
technologie. Druk op Change (wijzigen) voor een verbinding met een
andere mobiele telefoon.
• Drop - (ontkoppelen) Selecteer de telefoon, waarmee u de
verbinding wilt verbreken en druk op Yes (ja).
• Remove - (verwijderen) Selecteer de telefoon die u uit het
geheugen wilt verwijderen en druk op Yes (ja).
Bluetooth
®
- Hiermee schakelt u Bluetooth
®
in en uit. Het
pictogram Bluetooth
®
verschijnt in het hoofdmenu als
Bluetooth
®
is ingeschakeld. U kunt voorkomen dat een telefoon
automatisch verbinding maakt door op Disabled (uitgeschakeld) te
drukken..
Friendly Name - (gebruiksnaam) Voer een naam in waaraan u de
navigatiesysteemheid op apparaten met Bluetooth
®
technologie kunt
herkennen. Druk op Done (gereed).
Restore - (herstellen) Hiermee herstelt u de oorspronkelijke
Bluetooth
®
instellinge. De paar-informatie wordt hiermee niet
gewist.
Instellingen voor nabijgelegen punten
Er moeten Proximity points (nabijgelegen punten), zoals
aangepaste POI's of een veiligheidscameradatabase, zijn geladen, om
deze instellingen voor nabijgelegen punten te kunnen instellen.
Alerts - (waarschuwingen) U kunt de waarschuwingen die
verschijnen wanneer aangepaste POI's of beveiligingscamera's in de
buurt komen, in- en uitschakelen.
AY2Y-19A321-SA.book Page 8 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
9.9
Satellietnavigatie
Restore - (herstellen) Hiermee herstelt u de oorspronkelijke
instellingen voor nabijgelegen punten.
Alle instellingen herstellen
U kunt alle instellingen herstellen door op Tools > Settings >
Restore > Yes (tools > instellingen > herstellen > ja) te drukken.
Bestemmingen zoeken
Het menu Where To? (waarheen?) bevat verschillende categorieën
die u kunt gebruiken bij het zoeken naar adressen, steden en andere
locaties. De gedetailleerde kaarten bevatten miljoenen points-of-
interest, zoals restaurants, hotels en autoservices.
Een adres zoeken
Druk op Address en wijzig, indien nodig, het land.
Op stad zoeken
Druk op Spell City (plaats spellen).
Voer de naam van de stad in en druk op Done (gereed). Selecteer de
plaats uit de weergegeven lijst.
Voer, indien bekend, het cijfer van het adres in en druk op Done
(gereed).
Voer de straatnaam in en druk op Done (gereed).
Selecteer de juiste straat uit de weergegeven lijst.
Op postcode zoeken
Druk op Spell Postal Code (postcode invoeren).
Voer de postcode in en druk op Done (gereed).
Selecteer, indien nodig, de juiste straat uit de weergegeven lijst.
Alles doorzoeken
Druk op Search All (alles doorzoeken).
Voer, indien bekend, het cijfer van het adres in en druk op Done
(gereed).
Voer de straatnaam in en druk op Done (gereed).
Selecteer de juiste plaats uit de weergegeven lijst.
Afhankelijk van de versie van de gedownloade kaarten, kunnen
de toetsnamen anders zijn en kunnen sommige stappen in een
andere volgorde staan.
Een thuislocatie instellen
Stel de Home location (thuislocatie) in op de plaats waar u het vaakst
naar terugkeert.
Druk op Go Home (naar huis).
Selecteer een optie uit de lijst.
• Enter My Address (mijn adres invoeren).
• Use My Current Location (mijn huidige locatie gebruiken)
• Choose from Recently Found (uit recentelijk gevonden kiezen)
AY2Y-19A321-SA.book Page 9 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
9.10
Satellietnavigatie
Naar huis
U kunt naar huis navigeren nadat de thuislocatie is ingesteld door op
Where To? > Go Home (waarheen > naar huis) te drukken.
Een thuislocatie bewerken
De thuislocatie bewerken:
Druk op Where to? (waarheen?) in het hoofdmenu.
Druk op Favourites (favorieten).
Druk op Home (thuis).
Druk op Press for More (indrukken voor meer).
Selecteer Edit (bewerken) en voer de gewenste wijzigingen in.
Een thuislocatie wijzigen
U verandert de thuislocatie door op Tools > My Data > Set Home
Location (tools > mijn gegevens > thuislocatie instellen) te drukken.
Selecteer een optie uit de lijst.
• Enter My Address (mijn adres invoeren).
• Use My Current Location (mijn huidige locatie gebruiken)
• Choose from Recently Found (uit recentelijk gevonden kiezen)
Als de thuislocatie is verwijderd, kunt u deze opnieuw instellen
door de stappen in "Een thuislocatie instellen" uit te voeren.
Recent gevonden plaatsen zoeken
In het navigatiesysteem worden de laatste 50 recentelijk gevonden
resultaten weergegeven in de lijst Recently Found. De meest recent
gevonden plaatsen staan bovenaan. Druk op Where To? > Recently
Found (waarheen > recent gevonden) om recentelijk gezochte
items te bekijken.
Recent gevonden plaatsen verwijderen
U kunt alle plaatsen in de lijst met recent gevonden plaatsen
verwijderen door op Clear > Yes (wissen > ja) te drukken. Alle items
in de lijst worden verwijderd, maar dit betekent niet dat de plaats uit
het navigatiesysteem wordt verwijderd.
De pagina Go! gebruiken
Nadat u een locatie hebt geselecteerd, verschijnt de pagina Go!.
[1] : Druk hierop om meer informati eover de locatie te bekijken.
[2] : Druk hierop om in en uit te zoomen.
[3] : Als de GPS-simulator is ingeschakeld, drukt u hierom om de
locatie in te stellen op de geselecteerde locatie.
[4] : Druk hierop om door de kaart te bladeren.
[5] : Druk hierop om naar de vorige pagina terug te gaan. Houd de
toets ingedrukt om naar het hoofdmenu terug te keren.
[6] : Druk hierop om een afslag-bij-afslag route naar deze locatie te
maken.
AY2Y-19A321-SA.book Page 10 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
9.11
Satellietnavigatie
[7] : Druk hierop om deze locatie bij de favorieten op te slaan.
[8] : Druk hierop om deze locatie te bellen als er een mobiele
telefoon is aangesloten.
In de voetgangersmodus points-of-interest vinden
Selecteer de gebruiksmodus Pedestrian (voetganger).
Druk op Where To? > Points of Interest (waarheen > points-of-
interest)..
Selecteer een categorie.
Selecteer een subcategorie.
Selecteer een bestemming.
Druk op Go!
Een point-of-interest zoeken door de naam te spellen
Druk op Where To? > Points of Interest > Spell Name (waarheen
> points-of-interst > naam spellen).
Via het schermtoetsenbord voert u de naam van het point-of-interest
in. Voer de letters in die in de naam staan om de zoekopdracht te
beperken.
Selecteer een bestemming.
Druk op Go!
Favorieten gebruiken
U kunt plaatsen onder Favourites (favorieten) opslaan, zodat u ze snel
kunt vinden en er snel routes kunnen worden berekend. De
thuislocatie wordt ook onder Favourites opgeslagen.
De huidige locatie opslaan
Druk op de pagina Map (kaart) op de positiemarkering. Druk op Save
Location (locatie opslaan) om de huidige locatie op te slaan.
Gevonden plaatsen opslaan
Druk in de pagina Go! op Save (opslaan).
Druk op OK. De plaats wordt bij de favorieten opgeslagen.
Opgeslagen plaatsen zoeken
Druk op Where To? (waarheen?).
Druk op Favourites (favorieten).
Selecteer een categorie.
Selecteer een opgeslagen locatie in de lijst.
Opgeslagen plaatsen bewerken
Druk op Where To? (waarheen?).
Druk op Favourites (favorieten).
Selecteer een categorie en locatie.
Druk op Edit (bewerken).
Selecteer een item om te bewerken.
AY2Y-19A321-SA.book Page 11 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
9.12
Satellietnavigatie
Fotonavigatie gebruiken
U kunt afbeeldingen met locatie-informatie naar het
navigatiesysteem uploaden. U kunt deze afbeeldingen rechtstreeks of
met een geheugenkaart naar het navigatiesysteem uploaden, waarna
er routes worden gemaakt.
Sluit de navigatiesysteemeenheid met een USB-kabel op een
computer aan.
Download afbeeldingen met locatie-informatie op http://
connect.garmin.com /photos.
Volg de instructies op de website voor het selecteren en laden van
afbeeldingen.
Druk op Where To? > Favourites > Photos (waarheen? >
favorieten > foto's). Hier vindt u afbeeldingen met informatie over de
locatie.
Selecteer een afbeelding.
Gevonden plaatsen versturen
Vanuit verschillende online bronnen, waaronder http://
connect.garmin.com, kunt u locaties naar het navigatiesysteem
versturen.
Zoek een locatie op een ondersteunde website.
Volg de instructies op de website om de locatie naar de myGarmin-
account te versturen.
U kunt locaties handmatig naar het navigatiesysteem overbrengen
door de navigatiesysteemeenheid met een USB-kabel op een
computer aan te sluiten.
De locaties die u naar de myGarmin-account stuurt, worden
automatisch via nüLink! services naar Favourites (favorieten)
overgebracht. Druk op Where To? > Favourites (waarheen? >
favorieten) om de locaties te bekijken.
Met de kaart een plaats zoeken
Gebruik de pagina Browse Map (door kaart bladeren) om
verschillende delen van de kaart te bekijken. Druk opWhere To? >
Browse Map (waarheen? > door kaart bladeren).
Tips voor het bladeren door de kaart
Druk op de kaart en versleep deze om een ander deel van de kaart
te bekijken.
AY2Y-19A321-SA.book Page 12 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
9.13
Satellietnavigatie
[1] : Selecteer een object op de kaart. Er verschijnt een pijl die naar
het object wijst en een vak met daarin informatie over de locatie.
Wanneer in het vak 'Press for more' (indrukken voor meer) verschijnt,
betekent dit dat er meerdere POI's op die locatie zijn. Druk erop om
de lijst met POI's te bekijken.
[2] : Druk hierop om in en uit te zoomen.
[3] : Als de GPS-simulator is ingeschakeld, druk u op Set Location
(locatie instellen) om de lcoatie op de geselecteerde locatie in te
stellen.
[4] : Druk op om terug te keren naar de vorige pagina. Ingedrukt
houden om terug te keren naar het hoofdmenu
[5] : Druk op Go! om naar de locatie te navigeren.
[6] : Druk op Save (opslaan) om de locatie op te slaan.
Coördinaten invoeren
Als u de geografische coördinaten van de bestemming weet, kunt u
deze gebruiken om naar de bestemming te navigeren.
Druk o p Where To? > Coordinates (waarheen > coördinaten).
Druk op Format (notatie) om de juiste coördinatennotatie voor de
kaartsoort te selecteren.
Selecteer de coördinaat die u wilt aanpassen.
Voer de coördinaten in en druk op Done (klaar).
Druk op Next (volgende). De coördinaten worden op de kaart
weergegeven.
Een tussenbestemming toevoegen
Druk op > Where To? (waarheen?) tijdens het navigeren langs
een route.
Zoek naar de extra tussenbestemming.
Druk op Go!.
Selecteer Add as Via Point (als via-punt toevoegen) om deze
tussenbesetemming vóór de uiteindelijke bestemming in te voegen.
Bestemmingen wijzigen
Druk op > Where To? (waarheen?) tijdens het navigeren langs
een route.
Zoek naar de extra tussenbestemming.
Druk op Go!.
Selecteer Set as New Destination (als nieuwe bestemming invoeren)
om hiervan de uiteindelijke bestemming te maken.
AY2Y-19A321-SA.book Page 13 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
9.14
Satellietnavigatie
Omrijden
Druk tijdens het rijden op .
Druk op Detour (omrijden).
Als de huidige route de enige redelijke optie is, is het mogelijk dat het
navigatiesysteem geen omweg berekent.
De route stoppen
Druk tijdens het navigeren langs een route op Menu.
Druk op Stop.
De kaarten gebruiken
De route is met een magenta lijn gemarkeerd. Tijdens het rijden
maakt het navigatiesysteem gebruik van gesproken aanwijzingen,
pijlen op de kaart en aanwijzingen bovenaan de kaart. Als het
navigatiesysteem merkt dat er van de oorspronkelijke route wordt
afgeweken, berekent het een nieuwe route.
Druk op de kaart en
versleep deze om een
ander gebied op de
kaart te bekijken. Op
grote wegen kan tijdens
de rit de
maximumsnelheid
worden aangegeven.
[1] : Druk hierop om
de pagina Next Turn
(volgende bocht) of de
pagina Junction View (afslagenweergave) te kijken, indien
beschikbaar.
[2] : Druk hierop op de lijst met afslagen te bekijken.
[3] : Druk hierop om in en uit te zoomen.
[4] : Druk hierop om de boordcomputer te bekijken.
[5] : Druk hierop om het gegevensveld te wijzigen.
[6] : Druk hierop om de score van de Driving Challenge (rij-
uitdaging) te bekijken.
[7] : Druk hierop om de pagina Where Am I? (waar ben ik) te
bekijken.
[8] : Druk hierop om naar het hoofdmenu terug te keren.
De pagina met de volgende bocht bekijken
Tijdens de navigatie wordt de
volgende bocht op de kaart
aangegeven en ook de afstand
en resterende tijd tot aan de
bocht.
U kunt de volgende bocht op
de kaart bekijken door op de
richtingaanwijzer linksboven in
de kaart te klikken of door op een bocht in de lijst met bochten te
drukken.
AY2Y-19A321-SA.book Page 14 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
9.15
Satellietnavigatie
De pagina met afslagen bekijken
Als de pagina Junction View
(afslagweergave) beschikbaar
is, worden hierop de volgende
afslagen weergegeven plus de
juiste rijbaan waarin u zich het
beste kunt bevinden.
Druk linksboven in de kaart om
de pagina met afslagen te
openen. U opent deze pagina door in de pagina Next Turn (volgende
bocht) op Junction View (afslagenweergave) te drukken.
De lijst met bochten te bekijken
Tijdens de navigatie geeft de
bochtenlijst stapsgewijze
instructies voor de hele route
en de afstand tot de volgende
bocht.
Druk op de tekstbalk bovenin
de kaart om de bochtenlijst te
openen.
Druk op een bocht in de lijst om de volgende bocht voor die route te
bekijken.
Druk op Show Map (kaart tonen) om de hele route op de pagina
Browse Map (door kaart bladeren) te bekijken.
De boordcomputer bekijken
De boordcomputer geeft de
huidige snelheid weer en
bovendien statistieken over de
rit. Druk op het veld Speed
(snelheid) op de kaart om de
boordcomputer te bekijken.
Als u tijdens de rit
regelmatig stopt, laat het navigatiesysteem dan ingeschakeld, zodat
deze nauwkeurig de verlopen tijd kan meten.
Informatie van de boordcomputer terugstellen
Druk in Map View (kaartweergave) op het veld Speed (snelheid).
Druk op Reset > Reset Trip Data (terugstellen > ritgegevens
terugstellen) om de informatie op de boordcomputer terug te stellen.
Druk op Reset > Reset Max (terugstellen > max. terugstellen) om de
maximumsnelheid terug te stellen.
De pagina met de voetgangerweergave gebruiken
In de voetgangersmodus (Pedestrian) wordt de route op een
tweedimensionale kaart weergegeven. De pictogrammen geven de
navigatiemethode voor dat deel van de route aan.
•- lopen
•- bus
•- trein
•- fiets
•- auto
•- taxi
AY2Y-19A321-SA.book Page 15 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
9.16
Satellietnavigatie
[1] : Druk erop om tussen de delen van de route heen en weer te
schakelen. De navigatiezone zoomt in en uit bij ieder deel van de
route, maar gaat niet automatisch verder naar het volgende deel.
[2] : Druk hierop om de routebeschrijving te bekijken.
[3] : Druk hierop om in en uit te zoomen.
[4] : Druk hierop om de huidige locatie in het midden van de kaart
te zetten.
Verkeersgegevens gebruiken
Aston Martin is niet verantwoordelijk voor de nauwkeurigheid van
de verkeersinformatie.
nüLink! services zijn niet in alle gebieden en landen beschikbaar.
Het navigatiesysteem kan verkeersinformatie ontvangen via het
abonnement bij nüLink!. Het moet een signaal ontvangen van de
nüLink! services om verkeersinformatie te kunnen ontvangen.
Het abonnement wordt automatisch geactiveerd wanneer het
navigatiesysteem voor het eerst wordt ingeschakeld. Voor meer
informatie kun u terecht op www.garmin.com/nulink en
www.garmin.com/nulink/trafficcoverage .
Verkeer in de regio
Wanneer er verkeersinformatie wordt ontvangen, verschijnt er een
verkeerspictogram linksboven op de kaart. Het verkeerspictogram
verandert van kleur om aan te geven hoe druk het verkeer is op de
route of op de huidige weg.
Verkeerssituatie onderweg
Bij het berekenen van de route gaat het navigatiesysteem de
verkeerssituatie na en optimaliseert automatisch een route die het
minste tijd in beslag neemt. Als er een ernstige verkeersopstopping
plaatsvindt op de route tijdens de rit, berekent het navigatiesysteem
de route automatisch opnieuw. Als er geen betere alternatieven zijn,
wordt de route door de verkeersopstopping aangehouden.
Kleur Beschrijving Betekenis
Groen Weinig verkeer Verkeer stroomt goed door
Geel Meer verkeer Het is drukker op de weg
Rood Druk Langzaam rijdend en stilstaand
verkeer
Grijs Geen gegevens De verkeersinformatie is niet
bijgewerkt
AY2Y-19A321-SA.book Page 16 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
9.17
Satellietnavigatie
Handmatig verkeer op de route vermijden
Druk op de kaart op het pictogram Verkeer .
Druk op Traffic On Route (verkeer onderweg).
Door op de pijlen te drukken, kunt u andere verkeersopstoppingen
op de route bekijken.
Selecteer Avoid (vermijden) om de verkeersopstopping te omzeilen.
De verkeerskaart bekijken
Op de verkeerskaart staan de verkeersstroom en de opstoppingen in
verschillende kleuren aangegeven.
Druk op de kaart op het pictogram Verkeer.
Selecteer Show Traffic Map (verkeerskaart tonen) om de
verkeersongevallen op de kaart te bekijken.
U kunt vanuit de verkeerskaart weer naar de normale kaart
terugkeren door op het pictogram Verkeer te drukken en dan Show
Normal Map (normale kaart tonen) te selecteren.
Verkeersopstoppingen bekijken
Druk op de kaart op het pictogram Verkeer.
Selecteer Traffic Search (verkeer zoeken) om een lijst met
verkeersopstoppingen te bekijken.
Selecteer een item in de list om hier meer informatie over te lezen.
Als er meer dan een verkeersopstopping is, druk dan op de pijlen om
ook de andere te bekijken.
Verkeer uitschakelen
Druk op Tools > Settings > Security (tools > instellingen >
beveiliging).
Druk op de toets on Position Reporting (positie doorgeven) en druk
op Off (uit).
Vrienden zoeken met Ciao!â„¢
Ciao! stuurt uw locatie op gezette tijden naar onze partnernetwerken
en downloadt de meest recente locatie van uw vrienden. Deze
toepassing verstuurt uw locatie alleen wanneer u daar toestemming
voorgeeft, tenzij u de automatische update hebt ingeschakeld. Zie
www.garmin.com /nulink voor meer informatie.
Voor deze functie hebt u een gegevensverbinding nodig.
Ciao! is niet in alle gebieden of landen beschikbaar.
Info over Ciao! netwerken
Ciao! ondersteunt meerdere sociale netwerken die op locatie zijn
gebaseerd.
Wanneer Ciao! is ingeschakeld, worden de netwerken waarbij u
wordt ingeschreven in de servicevoorwaarden beschreven.
Inschrijven bij Ciao!
Voordat u zich bij Ciao! kunt inschrijven, moet het navigatiesysteem
worden geregistreerd.
Druk op Tools > Ciao!.
Selecteer I Agree (ik ga akkoord) en druk op Continue (doorgaan) om
de privacy-overeenkomst te accepteren.
AY2Y-19A321-SA.book Page 17 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
9.18
Satellietnavigatie
Ga op een computer naar de URL die op het scherm van het
navigatiesysteem verschijnt en lees de servicevoorden voor de
aangegeven netwerken.
Selecteer een optie:
• Selecteer Accept (accepteren) om servicevoorwaarden te
accepteren en Ciao! in te schakelen.
• Selecteer Decline (afwijzen) om de servicevoorwaarden af te
wijzen en Ciao! niet in te schakelen.
Een vriend per telefoonnummer uitnodigen
Druk op Tools > Ciao! > Invite > Invite by phone number (tools
> Ciao! > uitnodigen > uitnodigen op telefoonnummer).
Druk op de toets onder Select Country (land selecteren) om het land
te selecteren waar uw vriend zich bevindt.
Selecteer Change Network (van netwerk veranderen) om een
netwerk te selecteren waarbij uw vriend is geregistreerd.
Druk op de toets Enter Phone (telefoonnummer invoeren) en voer
het telefoonnummer in; gebruik de geschikte notatie voor het
geselecteerde land.
Druk op Done (klaar).
Druk op Send Invite (uitnodiging versturen).
Een vriend per e-mail uitnodigen
Druk op Tools > Ciao! > Invite > Invite by email address (tools >
Ciao! > uitnodigen > uitnodigen op e-mailadres).
Selecteer Change Network (van netwerk veranderen) om een
netwerk te selecteren waarbij uw vriend is geregistreerd.
Druk op de toets Enter Email (e-mail invoeren) en voer een e-
mailadres in.
Druk op Done (klaar).
Druk op Send Invite (uitnodiging versturen).
Een uitnodiging bekijken
Wanneer u een uitnodiging van Ciao! ontvangt, verschijnt er een
pop-upbericht de volgende keer wanneer u de vriendenlijst bekijkt.
In het pop-upbericht staat ook de naam aangegeven van degene die
de uitnodiging heeft verstuurd.
Druk op Tools > Ciao!.
Selecteer Accept (accepteren) of Defer (bewaren voor later). Als u de
uitnodiging accepteert, wordt de persoon die de uitnodiging heeft
verstuurd aan uw vriendenlijst toegevoegd. Als u het accepteren
uitstelt, verschijnt de persoon in de vriendenlijst, maar u kunt hun
locatie niet zien.
Druk op Yes (ja) om uw vriend uw locatie te laten zien.
Druk op Go! om een route naar de vriend te maken of druk op Map
(kaart) om uw vriend op de kaart te zien.
Een onafgedane uitnodiging accepteren of weigeren
Druk op Tools > Ciao!.
In de vriendenlijst selecteert u een vriend van wie de status Pending
(onafgedaan) is..
Selecteer Accept (accepteren) of Decline (weigeren).
Vrienden bekijken
Druk op Tools > Ciao! om de vriendelijst op te roepen.
Selecteer een vriend uit de lijst.
Druk op Go! om een route naar uw vriend te maken of druk op Map
(kaart) om de locatie van de uw vriend op de kaart te zien.
AY2Y-19A321-SA.book Page 18 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
9.19
Satellietnavigatie
Een vriend verwijderen
U kunt het delen van locatie-informatie met een vriend stoppen door
deze vriend uit Ciao! te verwijderen.
Druk op Tools > Ciao!.
Selecteer een vriend uit de lijst.
Druk op de informatieballon op de kaart.
Druk op Remove (verwijderen).
Druk op Yes (ja).
Een status invoeren
Druk op Tools > Ciao!.
Selecteer uw gebruikersnaam in de vriendenlijst.
Druk op de informatieballon op de kaart.
Druk op Status.
Voer een statusbericht van maximaal 255 tekens in.
Druk op Done (klaar).
Druk op Privacy om de privacyverklaring te lezen.
Druk op Disable (uitschakelen) om Ciao! uit te schakelen en de
gegevens van Ciao! uit het navigatiesysteem te wissen.
De zichtbaarheid veranderen
Bij het veranderen van de zichtbaarheid in de instellingen van Ciao!
kunnen locatie-updates naar Ciao!-vrienden worden in- en
uitgeschakeld.
Druk op Tools > Settings > Ciao! (tools > instellingen >Ciao!).
Druk op de toets onder Visibility (zichtbaarheid).
Selecteer een optie:
• Selecteer Show (tonen) om locatie-updates naar Ciao!-vrienden
te sturen.
• Selecteer Hide (verbergen) om geen locatie-updates meer naar
Ciao!-vrienden te sturen.
Druk op OK.
Ciao! uitschakelen
Druk op Tools > Settings > Ciao! > Disable (tools > instellingen >
Ciao! > uitschakelen).
Druk op Yes (ja).
Alle informatie over Ciao! in het navigatiesysteem wordt verwijderd.
Er worden geen locatie-updates meer verstuurd.
Als u Ciao! weer wilt inschakelen, moet u zich er eerst weer bij
inschrijven.
AY2Y-19A321-SA.book Page 19 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
9.20
Satellietnavigatie
De nüLink! services gebruiken
Het navigatiesysteem ontvangt huidige informatie over plaatselijke
gebeurtenissen, brandstofprijzen, vluchttijden, etc.
Op afgelegen plaatsen is het ontvangen van huidige data niet
altijd mogelijk.
De nüLink! services zijn niet in alle gebieden of landen
beschikbaar.
Een bsetemming vinden met een lokale zoekopdracht
Met Local Search (lokale zoekopdracht) ontvangt u de meest recente
locatie-informatie.
Druk op Where To? > Local Search (waarheen > lokale
zoekopdracht) .
Selecteer een categorie.
Selecteer een subcategorie.
Selecteer een bestemming.
Druk op Go!
Lokale zoekopdracht is niet in alle gebieden of landen
beschikbaar.
Een plaats zoeken door de naam te spellen
U kunt een locatie niet alleen zoeken door de naam ervan te spellen,
maar u kunt ook zoeken op locaties binnen een bepaalde categorie,
zoals kapsalons of kunstgalerieën.
Druk op Where To? > Local Search > Spell (waarheen > lokale
zoekopdracht > spellen).
Voer via het schermtoetsenbord de letters van de bestemming in.
Druk op Done (klaar).
Een bestemming vinden via het telefoonboek
Druk op Where To? > White Pages (waarheen > witte pagina's).
Selecteer een optie:
• By Name - (op naam) Zoek naar een invoer met de voor- en
achternaam.
• By Phone Number - (op telefoonnummer) Zoeken naar een
invoer via een telefoonnummer.
Voer via het schermtoetsenbord een naam of een telefoonnummer
in en druk op Done (klaar).
Selecteer, indien nodig, een invoer in de zoekresultaten.
De nüLink! services zijn niet in alle gebieden of landen
beschikbaar.
Brandstofprijzen zoeken
Druk op Where To? > Fuel Prices (waarheen > brandstofprijzen).
Druk op Fuel Type (brandstofsoort) en selecteer de brandstof voor
uw voertuig. Er verschijnt een lijst met de prijs per liter bij alle
nabijgelegen tankstations.
Selecteer een tankstation.
Brandstofprijzen zijn niet in alle gebieden of landen beschikbaar.
AY2Y-19A321-SA.book Page 20 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
9.21
Satellietnavigatie
Filmtijden controleren
Druk op Where To? > Movie Times (waarheen > filmtijden).
Druk op Select Day (dag selecteren) en selecteer een dag.
Selecteer op Find By Movie Title (zoeken op filmtitel) of Find By
Movie Theatre (zoeken op bioscoop).
Selecteer een filmtitel of een bioscoop.
Filmtijden zijn niet alle gebieden of landen beschikbaar.
Lokale evenementen zoeken
Druk op Where To? > Local Events (waarheen > lokale
evenementen).
Selecteer een categorie.
Druk op Select Day (dag selecteren) en selecteer een dag.
Selecteer een evenement.
Druk op Save (opslaan) om het evenement bij de favorieten op te
slaan.
Lokale evenementen zijn niet in alle gebieden of landen
beschikbaar.
Bestanden beheren
Bestanden, zoals JPEG-beeldbestanden, kunnen in het interne
geheugen van het navigatiesysteem of op een geheugenkaart worden
opgeslagen.
Het navigatiesysteem is niet compatibel met Windows
®
95, 98,
Me, Windows NT
®
, en Mac
®
OS 10.3 en eerder.
Ondersteunde bestandstypes
• JPEG- en JPG-beeldbestanden
• Kaarten en GPX-waypointbestanden van MapSource
®
• Aangepaste GPI POI-bestanden van Garmin POI Loader
Het navigatiesysteem op een computer aansluiten
Wanneer u het navigatiesysteem op een computer aansluit,
verschijnt er een optie voor het installeren van myGarmin Agentâ„¢.
Deze tool bewaakt de USB-poorten van de computer en staat het
zoeken naar beschikbare updates toe.
Plaats een geheugenkaart. Druk hem naar binnen tot deze vastklikt.
1
Sluit de USB-mini-stekker aan op de navigatiesysteemeenheid.
Sluit de USB-stekker op de computer aan.
De navigatiesysteemeenheid en de geheugenkaart verschijnen als
verwijderbare stations in Deze computer in Windows en als
geïnstalleerde volumes op Mac-computers.
Bij sommige computers met meerdere netwerkdrives worden de
navigatiesysteemeenheid en de geheugenkaartstations niet
weergegeven. Zie de Help van het besturingssysteem voor informatie
over het toewijzen van de drives.
1.
Optioneel.
AY2Y-19A321-SA.book Page 21 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
9.22
Satellietnavigatie
Bestanden overdragen
Ga naar het bestand dat u wilt kopiëren.
Markeer het bestand en selecteer Edit > Copy (bewerken >
kopiëren).
Open de drive/het volume met Garmin of de geheugenkaart.
Selecteer Edit > Paste Item (bewerken > item plakken). Het bestand
verschijnt in de lijst met bestanden in het geheugen van het
navigatiesysteem of op de geheugenkaart.
Klik na het overbrengen van de bestanden op in de werkbalk (het
systeemvak) of sleep het volumepictogram bij een Mac naar de
prullenbak .
Ontkoppel de navigatiesysteemeenheid los van de computer.
Bestanden verwijderen
Ook als u niet weet waar een bestand voor dient, mag u het
niet verwijderen. Het geheugen van het navigatiesysteem bevat
belangrijke systeembestanden die niet mogen worden
verwijderd.
Sluit de navigatiesysteemeenheid aan op de computer en open de
drive/het volume van het navigatiesysteem of de geheugenkaart.
Markeer het te verwijderen bestand.
Druk op Delete (verwijderen) op het computertoetsenbord.
De tools gebruiken
Het menu Tools bevat veel functies die onderweg handig kunnen
zijn.
Druk in het hoofdmenu op Tools.
Naar de instellingen gaan
Raadpleeg (Raadpleeg ’Instellingenmenu’, pagina 9.6) voor
informatie over de instellingen.
De pagina Where Am I? gebruiken
Op de pagine Where Am I? (waar ben ik?) ziet u informatie over uw
huidige locatie, waaronder ziekenhuizen, politiekantoren en
tankstations.
Druk in het hoofdmenu op Tools > Where Am I? (tools > waar ben
ik?).
Druk op een toets aan de rechterkant om de dichtstbijzijnde locaties
in die categorie te bekijken.
Druk op Save Location (locatie opslaan) om de huidige locatie op te
slaan.
AY2Y-19A321-SA.book Page 22 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
9.23
Satellietnavigatie
Help openen
Druk op Help voor informatie over het gebruik van het
navigatiesysteem.
Druk op Search (zoeken) om de help-onderwerpen op een
trefwoord te doorzoeken.
ecoRouteâ„¢ gebruiken
Druk op Tools > ecoRoute.
De ecoRoute-functie berekent het brandstofverbruik, uw CO2-
voetafdruk, en hoeveel de brandstof kost tot aan uw bestemming.
Bovendien biedt het tools voor het verbeteren van het
brandstofverbruik.
De gegevens die door de ecoRoute-functies worden geboden, zijn
slechts schattingen. De gegevens worden niet uit het voertuig
uitgelezen. Voor nauwkeurige brandstofrapporten voor het voertuig
en uw rijgewoontes, kunt u het brandstofverbruik berekenen.
De eerste keer dat u ecoRoute gebruikt, moet u de brandstof- en
kilometerinformatie van het voertuig invoeren.
Het brandstofrapport bekijken
Als u het voertuigprofiel en de huidige brandstofprijs hebt ingevoerd,
berekent het navigatiesysteem het gemiddelde brandstofverbruik
voor het voertuig, uw CO2-voetafdruk en de kosten van de
verbruikte brandstof.
De gegevens van het brandstofverbruik zijn gebaseerd op schattingen
voor snelheid en acceleratie bij een gemiddeld voertuig.
Druk op Tools > ecoRoute > Fuel Economy (tools > ecoRoute >
brandstofverbruik).
Het brandstofverbruik kalibreren
Kalibreer het brandstofverbruik voor nauwkeurigere
brandstofrapporten voor het voertuig en uw rijstijl. Kalibreer het bij
een volle brandstoftank.
• Bereken het verbruik in liters per 100 km of mijlen per gallon.
•Druk op Tools > ecoRoute > Fuel Economy > Calibrate (tools
> ecoRoute > brandstofverbruik > kalibreren).
• Druk op en om het resultaat van stap 1 in te voeren.
•Druk op OK.
De brandstofprijs aanpassen
Voer de brandstofprijs in om de brandstofkosten van een route te
berekenen en de brandstofrapporten op te stellen.
Druk op Tools > ecoRoute > Fuel Price (tools > ecoRoute >
brandstofprijs).
Voer de huidige brandstofprijs in en druk op Done (klaar).
De ecoChallenge aangaan
Met de tool ecoChallenge kunt u het brandstofverbruik
maximaliseren door uw rijgewoontes een score te geven. Hoe hoger
de totale score bij een ecoChallenge, hoe meer brandstof er bespaard
kan worden.
Druk op Tools > ecoRoute > ecoChallenge > Start (tools >
ecoRoute > ecoChallenge > starten).
AY2Y-19A321-SA.book Page 23 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
9.24
Satellietnavigatie
De score van de ecoChallenge begrijpen
Druk op op de kaart voor informatie over de huidige uitdaging
(challenge). De kleur van het blad van het pictogram ecoChallenge
verandert afhankelijk van uw prestatis in de uitdaging. De totaalscore
is het gemiddelde van drie scores:
• Acceleration score - (acceleratiescore) U krijgt punten voor een
geleidelijke acceleratie en verliest punten voor een snelle
acceleratie.
• Deceleration score - (afremscore) U krijgt punten voor geleidelijk
remmen en verliest punten voor hard remmen.
• Speed score - (snelheidsscore) U krijgt punten voor het rijden met
een snelheid waarbij brandstof wordt bespaard. Bij de meeste
voertuigen is dat tussen 70 -95 km/h.
De ecoChallenge stoppen
Druk op de kaart op .
Druk op Stop > Yes (stoppen > ja).
Het voertuigprofiel aanpassen
Druk op Tools > ecoRoute > Vehicle Profile (tools > ecoRoute >
voertuigprofiel.
• Fuel Type - (brandstofsoort) Selecteer een brandstofsoort.
• City Fuel Efficiency - (brandstofverbruik in de stad) Voer het
gemiddelde brandstofverbruik voor stadsverkeer van het voertuig
in.
• Motorway Fuel Efficiency - (brandstofverbruik op de snelweg)
Voer het gemiddeldebrandstofverbruik voor de snelweg van het
voertuig in.
Voor de beste resultaten moet u het brandstofverbruik kalibreren in
plaats van het brandstofverbruik voor de stad en de snelweg hier aan
te passen.
Het kilometerstandrapport bekijken
Kilometerstandrapporten bevatten de afstand, de tijd, het
gemiddelde brandstofverbruik en de brandstofkosten tot aan een
bestemming.
Voor iedere route die wordt afgelegd wordt een
kilometerstandrapport gemaakt. Voor een route in het
navigatiesysteem wordt een kilometerstandrapport voor de afgelegde
afstand gemaakt.
Druk op Tools > ecoRoute > Mileage Report (tools > ecoRoute >
kilometerstandrapport).
Selecteer een rapport.
U kunt maximaal 20 kilometerstandrapporten in het
navigatiesysteem bekijken. U kunt de kilometerstandrapporten ook
bekijken in de map Reports (rapporten) in de drive/het volume van
het navigatiesysteem.
AY2Y-19A321-SA.book Page 24 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
9.25
Satellietnavigatie
Rijtips bekijken
Het navigatiesysteem bevat rijtips die u helpen brandstof te besparen.
Druk op Tools > ecoRoute > Tips.
ecoRoute-gegevens terugstellen
Druk op Tools > ecoRoute.
Selecteer de terug te stellen categorie en druk op Reset (herstellen).
myGarminâ„¢-berichten bekijken
Met de Garmin nüLink!-services kunt u berichten van myGarmin
ontvangen.
nüLink! services zijn niet in alle gebieden en landen beschikbaar.
Druk op Tools > myGarmin.
Selecteer een bericht om het hele bericht te zien.
Vluchtinformatie bekijken
"Flight status information" (vluchtinformatie) is een service van
nüLink!
Op afgelegen plaatsen is het ontvangen van huidige data niet
altijd mogelijk.
nüLink! services zijn niet in alle gebieden en landen beschikbaar.
Druk op Tools > Flight Status (tools > vluchtstatus).
Selecteer een nabijgelegen luchthaven.
Selecteer een optie voor het zoeken van een vlucht.
• Check Flight Number - (vluchtnummer controleren) Voer een
vluchtnummer in en druk op Done (klaar).
• Search Departures - (vertrektijden zoeken) Selecteer uit By
Destination City (op bestemming), By Airport Code (op
luchthavencode) en All Departures (alle vertrektijden). Voer de
benodige gegevens in.
• Search Arrivals - (Aankomsttijden zoeken) Selecteer een
maatschappij.
Selecteer een vlucht.
Als de vlucht meerdere tussenstops heeft, druk dan op Next Leg
(volgende deel) om de volgende vlucht te bekijken.
Weersinformatie bekijken
De weersinformatie is een service van nüLink!
Op afgelegen plaatsen is het ontvangen van huidige data niet
altijd mogelijk.
nüLink! services zijn niet in alle gebieden en landen beschikbaar.
Druk op Tools > Weather (tools > weer).
Selecteer een optie:
• Druk op en om het weer in andere gebieden te bekijken.
• Selecteer Forecast (weerbericht) om het weerbericht voor de
volgende zes dagen voor de weergegeven locatie te bekijken.
• Druk op het scherm om een toetsenbord op te roepen en zoek
naar weersberichten voor andere locaties (niet beschikbaar voor
weer op de huidige locatie).
U kunt het weersbericht ook bekijken door op het pictogram voor de
huidige temperatuur te drukken. Deze bevindt zich in de statusbalk
bovenin het hoofdmenu.
AY2Y-19A321-SA.book Page 25 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
9.26
Satellietnavigatie
De afbeeldingenviewer gebruiken
Met de afbeeldingenviewer kunt u afbeeldingen bekijken die in het
navigatiesysteem of op een geheugenkaart zijn opgeslagen.
Druk op Tools > Picture Viewer (tools > afbeeldingenviewer). Met
de pijlen kunt u door de afbeeldingen schuiven.
Met de schuifbalk onderin het scherm kunt u aangeven hoeveel
afbeeldingen er op het scherm moeten verschijnen.
Druk op een afbeelding om deze te vergroten.
• Druk op om informatie over de geselecteerde afbeelding te
bekijken.
• Druk op de afbeelding en versleep deze om verschillende delen
ervan te bekijken.
• Druk op om de menubalk te verbergen.
Een diashow bekijken
Druk op Tools > Picture Viewer > . Iedere afbeelding wordt
eventjes weergegeven.
Druk op het scherm om de diashow te stoppen.
Door een afbeelding navigeren
Als een afbeelding informatie over de locatie bevat, kunt u er een
route naar maken.
Druk op Tools > Picture Viewer > .
Druk op > Go!
De eenheidomzetter gebruiker
Druk op Tools > Unit Converter (tools > eenheidomzetter).
Druk op Conversion (omzetten), selecteer een meeteenheid en druk
op OK.
Selecteer een meeteenheid om om te zetten.
Selecteer een meeteenheid en druk op OK. Herhaal dit, indien
nodig.
Druk op het vakje naast de meeteenheid en voer een waarde in.
Voer een waarde in en druk op OK. De waarde wordt omgezet.
Druk op Clear (wissen) om nog een waarde om te zetten.
De koerswisselaar gebruiken
De koersen worden automatisch via de nüLink!-service bijgewerkt.
nüLink! services zijn niet in alle gebieden en landen beschikbaar.
Druk op Tools > Currency (tools > valuta).
Selecteer de valuta waaruit moet worden berekend en druk op OK.
Selecteer de valuta waarin moet worden berekend en druk op OK.
Druk op het vakje naast een valuta en voer een waarde in.
Voer een waarde in en druk op Done (klaar). De valutawaarde wordt
omgerekend.
Druk op Clear (wissen) om nog een waarde om te zetten.
AY2Y-19A321-SA.book Page 26 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
9.27
Satellietnavigatie
De wereldklok gebruiken
Druk op Tools > World Clock (tools > wereldklok).
Selecteer de gewenste plaats.
Voer de naam van een plaats in en druk op Done (klaar).
Selecteer, indien nodig, de juiste plaats.
Druk op World Map (wereldkaart) om een kaart te bekijken. In het
gearceerde gebied is het nacht.
Druk op om de klokken weer te bekijken.
Routes maken
Voordat u aan een rit begint, kunt u routes maken en opslaan.
Druk op Where To? (of Tools) > Routes > New (waarheen? [of tools]
> routes > nieuw).
Selecteer Add New Start Point (nieuw startpunt toevoegen).
Zoek een locatie voor het startpunt en druk op Select (selecteren).
Selecteer Add New End Point (nieuw eindpunt toevoegen).
Zoek een locatie voor het eindput en druk op Select (selecteren).
Druk op om een andere locatie aan de route toe te voegen. Druk
op om een locatie te verwijderen.
Druk op Next (volgende) om de route te berekenen en op de kaart
te bekijken.
Druk op Save (opslaan) om de route op te slaan en af te sluiten.
Routes bewerken
Druk op Where To? (of Tools) > Routes (waarheen? [of tools] >
routes).
Selecteer de route die u wilt bewerken.
Druk op Edit (bewerken).
Selecteer een optie om de route te bewerken.
De rekenmachine gebruiken
Druk op Tools > Calculator (tools > rekenmachine) om de
rekenmachine te activeren.
Toegang tot opgeslagen gegevens
Met deze tool kunt u opgeslagen gegevens, zoals de favorieten,
beheren en verwijderen.
Druk op Tools > My Data (tools > mijn gegevens).
Selecteer een optie:
• Set Home Location (thuislocatie instellen)
• Delete Favourite(s) (favorieten verwijderen)
• Clear Trip Log (ritlogboek wissen)
• Remove Ciao™ Friends (Ciao! vrienden verwijderen)
AY2Y-19A321-SA.book Page 27 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
9.28
Satellietnavigatie
Aanbiedingen bekijken
Noteer de boncodes niet onder het rijden.
Via de nüLink!-services ontvangt u advertenties en bonnen die
relevant zijn voor de locatie waar u zich bevindt.
Wanneer er een aanbieding op het scherm verschijnt, kunt u deze
selecteren om de dichtstbijzijnde locatie met betrekking tot deze
aanbieding te zoeken. Als de aanbieding een aanbiedingspictogram
bevat, selecteert u dit pictogram op de pagina Go!. U ontvangt dan
een boncode. Noteer deze code en overhandig hem wanneer u bij
de locatie aankomt.
Druk op Tools > Offers (tools > aanbiedingen) om een lijst met alle
ontvangen aanbiedingen te bekijken.
Aanbiedingen uitschakelen
Druk op Tools > Settings > Security (tools > instellingen >
beveiliging).
Druk op de toets onder Position Reporting (positie doorgeven) en
druk op Off.
Veel gestelde vragen
(V) De positie van het voertuig op de kaart is fout.
(A) Het GPS-systeem geeft de positie van het voertuig aan met een
nauwkeurigheid van ongeveer 20 m. Er is grotere kans op een fout
wanneer u rijdt op parallel lopende wegen, slingerende wegen,
wegen op verschillende hoogten en na het rijden van lange afstanden
zonder duidelijke bochten. Hoge bergen, gebouwen, tunnels,
viaducten, over en onderdoorgangen enz. hebben ook een negatief
effect op de ontvangst van de GPSsignalen, zodat de nauwkeurigheid
bij het berekenen van de positie van het voertuig afneemt.
(V) Het navigatiesysteem maakt niet altijd de snelste of kortste
route aan.
(A) Er wordt rekening gehouden met afstand, wegbreedte, wegtype,
het aantal afslagen naar links en naar rechts, rotondes enz. om in
theorie de best mogelijke route te berekenen. U kunt mogelijk een
efficiëntere route vinden als u goed bekend bent met het gebied.
(V) De positie van het voertuig op de kaart is fout nadat het
voertuig is vervoerd.
(A) Nadat het voertuig vervoerd is via bijvoorbeeld een veerpont,
trein of op een andere manier die de ontvangst van GPSsignalen
belemmert, kan het tot vijf minuten duren voordat de juiste positie
van het voertuig is bepaald.
(A) Nadat de spanning van de GPS-antenne is uitgeschakeld, kan het
meer dan vijf minuten duren voordat de GPS-signalen weer goed
ontvangen worden en de positie van het voertuig kan worden
bepaald.
(V) De kaart komt niet overeen met de werkelijke situatie.
(A) Als gevolg van factoren zoals de continue uitbreiding en renovatie
van het wegennet, nieuwe verkeersregels die doorlopend
geïntroduceerd worden enz. is de digitale kaartdatabase niet altijd
up-to-date. De kaartinformatie wordt doorlopend ontwikkeld en
bijgewerkt. Neem contact op met een Aston Martin dealer voor meer
informatie.
(Q) Het systeem toont de route die ik al afleg wanneer ik om
<Detour> (omrijden) vraag.
(A) Het systeem kan geen goed alternatief vinden voor de huidige
route.
(V) Het voertuigsymbool op het scherm verspringt of draait rond.
(A) Het navigatiesysteem kan er enkele seconden over doen om de
plaats te bepalen en in welke richting het voertuig beweegt. Zet het
navigatiesysteem en de motor uit. Start d emotor opnieuw, maar
wacht even voordat u wegrijdt.
AY2Y-19A321-SA.book Page 28 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
Onderhoud
Inleiding...................................................................................10.2
Voertuig opkrikken...................................................................10.3
Voorzorgsmaatregelen..............................................................10.3
Gevaarlijke stoffen....................................................................10.4
Bij noodgevallen ......................................................................10.5
Onderhoud door de eigenaar...................................................10.5
Motorkapontgrendeling............................................................10.6
Vloeistofniveaus .......................................................................10.8
Voorruitwisserblad vervangen.................................................10.11
Remblokken inlopen..............................................................10.12
Banden ..................................................................................10.12
Winterbanden....................................................................... 10.14
Bandenreparatieset ............................................................... 10.14
Pech onderweg ..................................................................... 10.20
Accu ..................................................................................... 10.22
Acculading ............................................................................ 10.24
Zekeringkasten...................................................................... 10.24
Gloeilamp koplamp............................................................... 10.33
Andere gloeilampen aan de buitenzijde ................................ 10.35
Interne lampen...................................................................... 10.37
Ruit terugstellen .................................................................... 10.37
Voertuig reinigen................................................................... 10.37
Voertuigstalling...................................................................... 10.40
AY2Y-19A321-SA.book Page 1 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.2
Onderhoud
Inleiding
Ieder item in de onderhoudsschema's moet op het juiste tijdstip
worden uitgevoerd. Gebeurt dit niet, dan kunnen de garantie voor
een nieuw voertuig of andere garanties komen te vervallen. Het valt
onder de verantwoordelijkheid van de eigenaar om ervoor te zorgen
dat het voertuig correct wordt onderhouden en in overeenstemming
met de onderhoudsschema's van de fabrikant.
Vanwege de complexiteit van de verschillende systemen en de
gespecialiseerde apparatuur die nodig is voor het onderhoud aan dit
voertuig, wordt de eigenaar aangeraden alleen de routineprocedures
in deze handleiding uit te voeren.
Als u vindt dat dit voertuig niet correct functioneert, laat het dan door
een Aston Martin dealer nakijken.
Veiligheidssystemen
Aston Martin raadt aan de airbags en veiligheidsgordelonderdelen in
dit voertuig iedere 10 (tien) jaar vanaf de productiedatum op het
certificeringsetiket te laten vervangen.
Elektronische brandstofinspuiting
Waarschuwing: Als het brandstofsysteem droogloopt, kan
onherstelbare schade aan de brandstofpomp worden
aangericht.
Waarschuwing: Wijzigingen of toevoegingen aan het
brandstofsysteem die niet specifiek door Aston Martin zijn
ontworpen, zijn verboden. Vinden er wel wijzigingen of
toevoegingen plaats, dan kan het brandstofsysteem beschadigd
raken wat onder bepaalde omstandigheden tot brand kan
leiden. Alle onderhoudswerkzaamheden in het kader van
serviceacties moeten worden uitgevoerd door een Aston Martin
dealer.
Voor het elektronische brandstofinspuitsysteem moeten speciale
apparatuur en testvoorzieningen worden ingesteld en onderhouden,
zodat het voertuig het maximale vermogen in combinatie met
zuinigheid, betrouwbaarheid en veilige uitlaatgassen kan bieden. U
wordt daarom sterk aangeraden alle onderhoudswerkzaamheden
aan een Aston Martin dealer over te laten.
Onderdelen en smeermiddelen
Wanneer er onderhoud wordt uitgevoerd, mogen er alleen
onderdelen, materialen, smeermiddelen, etc. worden gebruikt die
specifiek door Aston Martin worden aangeraden. Gebeurt dit niet,
dan kan uw voertuig beschadigd raken en kunnen uw garantie op
een nieuw voertuig en andere garanties komen te vervallen.
Uw voertuiggarantie kan nietig worden verklaard als er
beschadigingen optreden door het gebruik van een verkeerde
motorolie. Oliën van lage kwaliteit en verouderde oliën bieden
NIET de bescherming die moderne motoren nodig hebben. Als u
motorolie gebruikt die niet aan de betreffende specificatie
voldoet, kan dit leiden tot een overmatige motorslijtage, grotere
hoeveelheden sludge en afzettingen, en vuilere uitlaatgassen.
Ook kan de motor hierdoor defect raken.
AY2Y-19A321-SA.book Page 2 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.3
Onderhoud
Voertuig opkrikken
Waarschuwing: Zorg ervoor dat er niemand in het voertuig
zit voordat u het voertuig gaat opkrikken.
Waarschuwing: De parkeerrem moet zijn aangetrokken en
het voertuig moet in de stand P (automaat) of de eerste
versnelling (handgeschakeld) staan.
Waarschuwing: Zorg ervoor dat het voertuig op een stevige,
horizontale ondergrond staat geparkeerd, zodat de krik stevig
op de grond staat.
Breng het voertuig niet omhoog door een krik onder de
wieldraagarmen te zetten.
Als het voertuig met een voertuigkrik omhoog moet worden
gebracht, gebruik dan alleen de volgende krikpunten.
Voorzorgsmaatregelen
Ter voorkoming van persoonlijk letsel moeten de volgende
voorzorgsmaatregelen worden aangehouden wanneer de motorkap
openstaat en de motor draait of de START-/STOPKNOP op
CONTACT AAN staat.
Waarschuwing: Bescherm uzelf tegen gevaarlijke stoffen.
Waarschuwing: Houd handen, haar, gereedschap, kleding en
sieraden weg van alle aandrijfriemen, poelies en andere
bewegende onderdelen. De koelventilator kan ook wanneer de
motor niet draait, worden ingeschakeld.
Waarschuwing: Vermijd huidcontact met alle onderdelen van
het uitlaatsysteem en de motor, motorvloeistoffen en
ontsnappende stoom. Deze zijn heet en u kunt brandwonden
oplopen.
Waarschuwing: Adem geen uitlaatgassen in. Uitlaatgassen
bevatten koolstofmonoxide. Koolstofmonoxide is een gevaarlijk
kleurloos en reukloos gas dat tot bewusteloosheid kan leiden
met mogelijk de dood als gevolg. Start een motor nooit en laat
hem nooit draaien in een afgesloten, niet-geventileerde ruimte.
AY2Y-19A321-SA.book Page 3 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.4
Onderhoud
Waarschuwing: Werk niet onder het voertuig als dit alleen
met een krik is opgeheven. Plaats geschikte bokken onder het
voertuig.
Waarschuwing: Houd kinderen en dieren weg van het
voertuig. Laat niemand in het voertuig tenzij u ze daartoe hebt
opgedragen.
Waarschuwing: Werk indien mogelijk aan de motor wanneer
de motor is afgekoeld, het contact is uitgeschakeld en de
voertuigaccu is losgekoppeld.
Waarschuwing: Benzine is zeer brandbaar en in afgesloten
ruimte tevens explosief en giftig. Als er benzine wordt gemorst,
zet de motor dan af, gebruik geen open vuur of lamp. Rook niet.
Adem de dampen niet in.
Gevaarlijke stoffen
Waarschuwing: Gevaarlijke stoffen moeten uit de buurt van
kinderen gehouden worden.
Waarschuwing: Veel vloeistoffen en andere stoffen die in
voertuigen worden gebruikt, zijn giftig. Zij mogen onder geen
enkele voorwaarde worden ingenomen en huidcontact hiermee
moet zoveel mogelijk worden vermeden. Dit zijn stoffen als
accuelektrolyt, antivries, olie, rem en koppelingsvloeistof,
benzine, ruitensproeiervloeistofadditieven, smeermiddelen,
koelmiddelen en verschillende hechtmiddelen.
Waarschuwing: Er moet met name op worden gelet dat
onnodig huidcontact met gebruikte motorolie wordt
voorkomen. Lees altijd de instructies op etiketten of op de
onderdelen aandachtig door en volg ze precies op. Dergelijke
instructies zijn aangebracht voor uw gezondheid en veiligheid.
Negeer ze nooit.
Motoroliën
Waarschuwing: Door langdurig en herhaaldelijk contact met
gebruikte motorolie kunnen ernstige huidziekten, waaronder
dermatitis en kanker, ontstaan. Vermijd overmatig contact; was
de huid grondig na contact. Houd olie uit de buurt van kinderen.
Wanneer er olie wordt ververst, moet dit door een ervaren
persoon worden gedaan. Bovendien moeten alle wetten met
betrekking tot het weggooien van oude olie en giftige
vloeistoffen worden nageleefd.
Bescherm het milieu
Waarschuwing: Het vervuilen van afvoeren, riolen,
waterwegen en grond is illegaal. Maak gebruik van erkende
afvalverwerkingsvoorzieningen, zoals gemeentelijke diensten en
garages die gebruikte olie in ontvangst kunnen nemen. Neem bij
twijfel contact op met uw gemeente voor advies.
AY2Y-19A321-SA.book Page 4 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.5
Onderhoud
Bij noodgevallen
In de kofferruimte bevinden zich de volgende voorwerpen voor
noodgevallen:
• Bandenreparatieset
• EHBO-tast (onder het bagagevak)
• Waarschuwingsdriehoek (in de bagageruimte)
Volg altijd de plaatselijk geldende regels voor het plaatsen van
een waarschuwingsdriehoek.
Onderhoud door de eigenaar
In het belang van veiligheid en betrouwbaarheid raadt AstonMartin u
aan om de volgende controles op de aanbevolen tijden uit te voeren
(of vaker als uw voertuig veel of in slechte omstandigheden wordt
gebruikt) en altijd voordat u aan een lange reis begint. Raadpleeg de
volgende pagina's voor advies en de controleprocedures.
Controles vooraf:
• Werking van lampen, claxon, richtingaanwijzers, wissers,
sproeiers en waarschuwingssymbolen
• Controleer of er voldoende brandstof is voor de reis, met name 's
avonds en voordat u een snelweg oprijdt
• Werking van de veiligheidsgordels
• Werking van de remmen
• Controleer op vloeistoflekkages onder het voertuig.
Wekelijkse controles
(dagelijks bij lange afstanden of rondreizen)
•Banden
• Koelvloeistofpeil
•Remvloeistofpeil
• Werking van airconditioning
• Ruitensproeiervloeistofpeil
• Controleer de werking van de ruitensproeiers
Motoroliepeil
U moet het oliepeil regelmatig controleren. Als u de motor
laat draaien terwijl het motoroliepeil onder de onderste
markering of boven de bovenste markering staat, kan de motor
ernstig beschadigd raken.
Controleer het motoroliepeil iedere vierde keer tanken of wekelijks
(wat eerder voorkomt).
AY2Y-19A321-SA.book Page 5 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.6
Onderhoud
Gereedschapset
In de achterbak is een gereedschapsset geplaatst.
Deze bevat:
Sleepoog:
Kruissleutel: Voor het verwijderen van de kentekenplaat aan de
voorkant wanneer het sleepoog moet worden aangebracht.
Wielblokken: Deze voorkomen dat het voertuig beweegt wanneer u
de krik gebruikt.
Schaarkrik: Zodat u de wielen kunt verwijderen voor onderhoud of
vervanging.
Motorkapontgrendeling
Waarschuwing: Trek niet aan de secundaire
motorkapvergrendeling bij het sluiten van de motorkap. Deze
kan hierdoor van zijn plaats raken. en niet meer correct werken.
Duw de motorkap niet hard naar beneden als deze niet
correct werd gesloten. De motorkap kan hierdoor beschadigd
raken.
Trek niet per ongeluk aan de motorkapontgrendelhendel.
Trek aan de hendel (1) om de motorkapontgrendeling los te zetten.
De motorkap gaat omhoog, maar wordt op zijn plaats gehouden door
de motorkapvergrendeling.
AY2Y-19A321-SA.book Page 6 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.7
Onderhoud
Haal de voorrand van de motorkap iets omhoog terwijl u de
secundaire vergrendeling(2) omhoog trekt om hem los te zetten. Zet
de motorkap helemaal omhoog.
Houd de motorkap omhoog door de steunstang in de gleuf te steken.
Verwijder alle gereedschappen, reinigingsdoeken, etc. uit de
motorruimte alvorens de motorkap te sluiten. Zorg ervoor dat
niemand de motorkap kan tegenhouden en dat handen, kleding enz.
uit de buurt zijn.
AY2Y-19A321-SA.book Page 7 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.8
Onderhoud
U sluit de motorkap door de steunstang weer in de klem vast te
zetten en de motorklep te laten zakken tot deze onder zijn eigen
gewicht begint te vallen. Laat de motorkap op dat moment
dichtvallen.
Als de motorkap niet sluit, open hem dan opnieuw en herhaal de
sluitprocedure. Help deze keer mee door licht op de motorkap te
duwen wanneer deze valt
Vloeistofniveaus
Waarschuwing: de onderdelen van de motor kunnen heet
zijn en ernstige brandwonden veroorzaken.
[1] : Sproeiervloeistofreservoir
[2] : Motorolievuldop
[3] : Motoroliepeilstok
[4] : Remvloeistofreservoir
1
.
[5] : Koelvloeistofvuldop
Ruitensproeiervloeistofpeil
Vul zo nodig bij. In de winter verhoogt u
de vloeistofconcentratie om te
voorkomen dat de ruitensproeiervloeistof
bevriest (raadpleeg de aanbevelingen van
de fabrikant op de container van de
ruitensproeiervloeistof).
1.
Dit onderdeel bevindt zich aan de andere kant in een voertuig met het
stuurwiel aan de andere kant.
AY2Y-19A321-SA.book Page 8 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.9
Onderhoud
Gebruik de meetstok om te
meten hoeveel
ruitenwisservloeistof er is.
U kunt het peil controleren
door te kijken waar u de
vloeistof kunt zien staan bij de
gaten in de meetstok. Als het
peil tot onder het tweede gat
vanaf de onderkant ("LOW"
(laag)) daalt, moet u
ruitenwisservloeistof bijvullen.
Plaatselijke of landelijke bepalingen kunnen het gebruik van
vluchtige organische componenten (VOC), die vaak worden
gebruik als antivriesmiddelen in ruitensproeiervloeistof,
beperken. Een ruitensproeiervloeistof met een lager VOC-gehalte
mag alleen worden gebruikt als dit voldoende weerstand biedt
tegen bevriezing voor alle streken en klimaten waarin het voertuig
wordt gebruikt.
Spuitmonden voorruitsproeisysteem
De spuitmondhuizen bevinden zich op de achterrand van de
motorkap en midden boven de achterruit. Ieder huis bevat twee
sproeimonden.
De spuitmonden worden tijdens de productie afgesteld. Verdere
afstelling is niet nodig. Is verdere afstelling echter wel nodig, zet de
spuitmonden dan verder omhoog of omlaag tot de vloeistof de
voorruit op eenderde hoogte of midden op de voorruit raakt.
Remvloeistofpeil
Waarschuwing: Rijd niet met het voertuig als het
remvloeistofpeil onder de minimummarkering ligt.
Let erop dat er tijdens het bijvullen geen remvloeistof op het
lakwerk komt. De lak kan ernstig beschadigd worden. Als er
remvloeistof wordt gemorst, moet u dit onmiddellijk van het
lakwerk afspoelen met schoon water. Veeg het lakwerk daarna af
met een schone vochtige doek.
Veeg de reservoirdop schoon alvorens deze te
verwijderen om te voorkomen dat er vuil in het
reservoir komt.
Het remvloeistofpeil moet tussen de min- en max-
markeringen staan.
AY2Y-19A321-SA.book Page 9 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.10
Onderhoud
1. Maak de toegangsklep los
en leg hem aan de kant.
2. Verwijder de reservoirdop.
Vul bij tot het
maximumniveau.
3. Draai de reservoirdop
stevig vast.
Motorkoelvloeistofpeil
Waarschuwing: Verwijder de vuldop pas wanneer het
koelsysteem is afgekoeld. U kunt brandwonden oplopen door
ontsnappende stoom of koelvloeistof.
Gebruik een doek of handschoen om uw handen te beschermen
en bescherm bovendien uw gezicht en armen.
1. Verwijder de vuldop en controleer het
koelvloeistofpeil. Vul, indien nodig, het
juiste antivriesmengsel bij.
2. Draai de vuldop na het bijvullen goed
dicht.
Als de vuldop moet worden verwijderd
voordat de motor is afgekoeld, gebruik dan handschoenen of een
doek ter bescherming en draai de vuldop langzaam los.
Motoroliepeil
Waarschuwing: De olie en de onderdelen van de motor
kunnen heet zijn en ernstige brandwonden veroorzaken.
Als u de motor laat draaien terwijl het motoroliepeil onder de
onderste markering of boven de bovenste markering staat, kan de
motor ernstig beschadigd raken.
Uw voertuiggarantie kan komen te vervallen als er
beschadigingen optreden door het gebruik van een verkeerde
motorolie. Oliën van lage kwaliteit en verouderde oliën bieden
NIET de bescherming die moderne, krachtige motoren nodig
hebben.
Als u motorolie gebruikt die niet aan de betreffende
specificatie voldoet, kan dit leiden tot een overmatige
motorslijtage, grotere hoeveelheden sludge en afzettingen, en
vuilere uitlaatgassen. Bovendien kan de motor defect raken
(Raadpleeg ’Vloeistoffen en inhouden’, pagina 11.8).
AY2Y-19A321-SA.book Page 10 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.11
Onderhoud
• Het voertuig moet op een vlakke ondergrond staan.
• Controleer het oliepeil wanneer de motor koud is.
• Controleer het motoroliepeil iedere vierde keer tanken of
wekelijks (wat eerder voorkomt).
Oliepeilcontrole:
1. Trek de peilstok uit de buis en veeg hem met
een pluisvrije doek schoon.
2. Zet de peilstok terug en trek hem weer naar
buiten.
Er is circa anderhalve liter nodig om het peil van L naar F te
brengen.
3. Het oliepeil moet tussen de L- en F-markeringen staan.
4. Verwijder, indien nodig,
de vuldop, en vul met de
aanbevolen motorolie bij
tot aan de F-markering.
5. Wacht circa twee minuten
en controleer het peil
opnieuw. Vul olie bij,
indien nodig. Vul niet te
veel bij.
6. Draai de vuldop stevig aan. Plaats de peilstok terug en duw hem
stevig vast.
Voorruitwisserblad vervangen
U kunt een voorruitwisserblad vervangen door de klem lost te maken
en het wisserblad uit de wisserarm te halen.
AY2Y-19A321-SA.book Page 11 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.12
Onderhoud
Remblokken inlopen
Als u nieuwe remblokken niet inloopt, heeft dit als gevolg dat
de remprestatie vermindert en er mogelijk trillingen of piepende
geluiden optreden als u remt.
Nadat er nieuwe remblokken zijn aangebracht, zijn de remprestaties
eerst wat minder, aangezien de remschijven en -blokken moeten
worden ingelopen. Gedurende de eerste paar honderd kilometer
met de nieuwe remblokjes moet u te hard remmen vermijden (hard
afremmen bij hoge snelheid, lange hellingen afrijden enz.).
Banden
Banden van het juiste type, fabrikant en afmetingen met de juiste
spanning vormen een integraal onderdeel van ieder voertuig.
Regelmatig onderhoud aan banden draagt niet alleen bij aan de
veiligheid, maar ook aan de designfunctie van het voertuig.
Met name de grip op de weg, het sturen en het remmen worden sterk
beïnvloed door banden die niet op de juiste spanning zijn, slecht zijn
aangebracht of versleten zijn.
Banden van het correcte formaat en type, maar van een ander merk,
hebben heel andere kenmerken.
Gebruik alleen banden die zijn goedgekeurd door Aston Martin.
Bandenspanningen
Zorg ervoor dat de juiste bandenspanningen nauwgezet worden
gehandhaafd. Met name de grip op de weg, het sturen, het remmen
en de bandenslijtage worden sterk beïnvloed door banden die niet
op de juiste spanning zijn.
Controleer de bandenspanning regelmatig en voordat u aan een reis
begint. Breng zachte banden zo snel mogelijk op spanning.
De spanningen stijgen licht wanneer de banden warm zijn. Voor een
nauwkeurige waarde, moeten de spanningen worden gecontroleerd
wanneer de banden koud zijn. Nadat u de banden op spanning hebt
gebracht, moet u niet vergeten de ventieldoppen terug te plaatsen.
Zij doen dienst als een extra luchtafdichting en voorkomen dat er vuil
binnendringt.
Bandenservice
Voor een gelijkmatige slijtage van
de banden en een langere
levensduur van de banden raadt
Aston Martin aan dat u de banden
circa iedere 10.000 km op de
aangegeven manier omwisselt.
In het voertuig ligt een noodset voor bandenreparatie. Er is daarom
geen reserveband. Neemt bij het omwisselen van de banden contact
op met een Aston Martin dealer.
Aston Martin raadt het vervangen van een beschadigde of
versleten band sterk aan.
AY2Y-19A321-SA.book Page 12 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.13
Onderhoud
Beschadigingen
Controleer banden regelmatig op slijtage en beschadigingen.
Inspecteer het profiel en de zijwanden op beschadigingen, zoals
uitstulpingen, en barsten en scheuren in het profiel en de zijwanden.
Als er sprake is van beschadigingen (of lijkt te zijn), laat de band dan
door een bandenspecialist inspecteren.
Stenen en andere voorwerpen die in het profiel zijn vast komen te
zitten, moeten voorzichtig worden verwijderd.
Platte plekken
Banden kunnen tijdelijke platte kanten ontwikkelen als het voertuig
langere tijd bij een hoge of een lage omgevingstemperatuur stilstaat.
Deze platte kanten zijn te voelen als kleine trillingen als er voor het
eerst weer met het voertuig wordt gereden. Zodra de banden op
temperatuur komen, komt de band weer in zijn normale vorm en
verdwijnen de trillingen. Neem contact op met uw Aston Martin
dealer als de trillingen aanhouden.
Oudere banden
Banden verslechteren na een bepaalde tijd, zelfs wanneer ze niet
worden gebruikt. Aangeraden wordt banden bij normaal gebruik
iedere vijf jaar te vervangen. Door de hitte veroorzaakt door een heet
klimaat of door vaak zwaar belast te rijden, wordt het
verouderingsproces versneld.
Er kunnen plaatselijke bepalingen van toepassing zijn op de
levensduur van banden.
Nieuwe banden
Breng geen nieuwe banden op de voorwielen aan in combinatie met
versleten wielen op de achteras, omdat hierdoor de stabiliteit aan de
achterkant van de wagen negatief wordt beïnvloed. Wanneer er
nieuwe banden nodig zijn, neem dan contact op met uw Aston
Martin dealer als ook de achterbanden versleten zijn. Ieder wiel moet
dynamisch worden gebalanceerd en gemeten op radiale
krachtvariatie (RFV)
1
voor efficiënt sturen, optimale bandslijtage en
maximaal rijcomfort. Het is van groot belang dat nieuwe banden na
het monteren, worden uitgebalanceerd.
Nieuwe banden inlopen
Wanneer er nieuwe banden zijn aangebracht, moet u tijdens de
eerste circa 80 km rustig rijden. Ook snel de bocht nemen, hard
remmen en sterk accelereren moet tijdens deze periode worden
vermeden.
Profielslijtagemarkeringen
In alle banden zijn
profielslijtagemarkeringen (A)
aangebracht. Deze markeringen
zijn ribben op regelmatige
afstanden rond de band, langs de
volledige breedte van het profiel, in
alle primaire groeven.
Wanneer een band is versleten,
waardoor een of meerdere markeringen vlak liggen met de
buitenkant van het profiel, heeft de band zijn slijtagelimiet bereikt. In
bepaalde landen is het rijden met dergelijke banden verboden. Ze
moeten dan worden vervangen.
1.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met uw Aston Martin
Dealer.
A
AY2Y-19A321-SA.book Page 13 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.14
Onderhoud
Winterbanden
De banden die als originele uitrusting worden aangebracht, bevatten
een rubberen verbinding, een profiel en hebben een breedte die
allemaal specifiek geschikt zijn voor hoge snelheden op normale
wegdekken, maar zijn minder geschikt voor extreem lage
temperaturen, sneeuw en ijs. Als u onder deze omstandigheden
winterbanden gebruikt, worden de rij-eigenschappen een heel stuk
verbeterd.
Gebruik alleen winterbanden die door Aston Martin zijn
goedgekeurd.
Waarschuwing: Rijd niet harder dan de maximumsnelheid of
de snelheidslimiet die geldt voor de gebruikte winterbanden.
Winterbanden moeten in sets per voertuig worden gebruikt, met
andere woorden alle vier de banden moeten winterbanden zijn.
Houd u aan de snelheidsbeperking die voor winterbanden geldt.
Neem contact op met uw Aston Martin Dealer.
Sneeuwkettingen
Waarschuwingen: De maximumsnelheid als u
sneeuwkettingen gebruikt is 50 km/h. Verwijder de
sneeuwkettingen zodra de sneeuw van de weg is.
Deze zijn verkrijgbaar bij uw
Aston Martin dealer voor
tijdelijk gebruik bij zware
sneeuwval. Leg
sneeuwkettingen alleen om de
voorwielen (de aangedreven
wielen).
[1] : diameter van 3 mm
[2] : diameter van 10 mm
[3] : diameter van 30 mm
[4] : diameter van 4 mm
[5] : diameter van 14 mm
[6] : diameter van 25 mm
Bewaar de installatie-instructies voor de sneeuwkettingen op een
veilige plaats.
Bandenreparatieset
Waarschuwing: Gebruik het systeem niet om een band af te
dichten die werd beschadigd omdat de bandenspanning te laag
was (bijv. door sneden, scheuren, uitstulpingen of vergelijkbare
beschadigingen). Gebruik het systeem niet om banden af te
dichten met beschadigingen aan de zijwand. Alleen
doorboringen in het profielgedeelte van de band kunnen
afgedicht worden.
Waarschuwing: Ga niet naast de band staan terwijl de
compressor werkt. Let op de zijwand van de band. Zijn er
scheuren, uitstulpingen of vergelijkbare beschadigingen, zet de
compressor dan uit. Rijd niet verder. Neem contact op met de
dichtstbijzijnde Aston Martin Dealer.
Waarschuwing: Als de bandenspanning niet tot 1,8 bar kan
worden verhoogd, dan kan de band niet worden afgedicht.
Probeer niet de band opnieuw op spanning te brengen. Neem
contact op met uw Aston Martin Dealer.
Waarschuwing: Als de bandenspanning na een rit van 3 km)
minder is dan 1,3 bar, is de band niet goed afgedicht. Rijd niet
verder. Neem contact op met de dichtstbijzijnde Aston Martin
Dealer.
AY2Y-19A321-SA.book Page 14 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.15
Onderhoud
Waarschuwing: Als u het voertuig langere tijd niet gebruikt,
moet de bandenspanning opnieuw gecontroleerd worden.
De bandenreparatieset biedt alleen tijdelijke mobiliteit.
Raadpleeg altijd de plaatselijke wetten en bepalingen met
betrekking tot het gebruik en de reparatie van banden die met
een tijdelijk mobiliteitshulpmiddel zijn behandeld. Neem contact
op met een bandenspecialist.
Laat de bandenspecialist weten dat de band een dichtmiddel
bevat.
Locatie
De bandenreparatieset bevindt zich in de gereedschapsset, die u
kunt bereiken door het bagagevak te verwijderen (Raadpleeg
’Bagagevak’, pagina 3.24).
Bediening
Zorg ervoor dat het voertuig ver genoeg weg van verkeer is
geparkeerd, zodat passerende voertuigen geen gevaar vormen
en u geen verkeershinder veroorzaakt. Waarschuw andere
voertuigen door de waarschuwingsdriehoek te plaatsen.
Het systeem mag alleen worden gebruikt bij temperaturen
tussen -30 °C en +60 °C.
Nadat een band met het systeem is afgedicht, mag u absoluut
niet harder rijden dan 80 km/h.
Het systeem zorgt voor een tijdelijke noodreparatie, zodat u nog
200 km kunt doorrijden of naar de dichtstbijzijnde Aston Martin
dealer kunt gaan.
Als de dichtstbijzijnde Aston Martin Dealer verder dan 200 km
weg is, laat uw voertuig dan ophalen door de noodhulpdienst
van Aston Martin (Aston Martin Emergency Assistance).
Het systeem kan een band afdichten die lek is geprikt door een
voorwerp met een diameter van maximaal 6 mm. Het is mogelijk
dat een band, met name bij een grotere beschadiging, niet kan
worden afgedicht. Verwijder voorwerpen in de band niet als zij
nog in de band vastzitten.
AY2Y-19A321-SA.book Page 15 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.16
Onderhoud
De fles met afdichtmiddel moet voor de vervaldatum worden
vervangen. Gebruik het systeem niet na de vervaldatum op de
afdichtmiddelfles of de houder. Neem contact op met de
dichtstbijzijnde Aston Martin-dealer.
Blaas geen andere voorwerpen op zonder een systeemadapter te
gebruiken en blaas geen voorwerpen op met een volume van
meer dan 50 liter (luchtbedden, rubberboten enz.). Laat het
systeem niet langer dan tien minuten werken zonder het uit te
schakelen en af te laten koelen.
1. Klap de rugleuning van de achterbank omlaag.
2. Verdraai de knoppen en
verwijder ze. Verwijder
het bagagevak.
3. Verwijder de
bandenreparatieset.
4. Haal de
bandenreparatieset uit de
plastic zak.
1
5. Verwijder het ventieldopje
van het ventiel van de
lekke band.
1.
Doe de bandenreparatieset na gebruik weer terug in de zak.
AY2Y-19A321-SA.book Page 16 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.17
Onderhoud
6. Haal het luchtafsluitdopje van
de slang.
• U heeft het luchtafsluitdopje
straks weer nodig. Bewaar
het daarom op een veilige
plaats.
7. Sluit de slang op het
ventiel aan.
•Schroef het uiteinde van
de slang rechtsom zo ver
mogelijk vast.
8. De compressorschakelaar
moet in de uit-stand staan.
9. Haal de rubberen aanslag
van de compressor af.
10. Duw de stekker in het
stopcontact.
AY2Y-19A321-SA.book Page 17 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.18
Onderhoud
11. Sluit de fles op de
compressor aan.
• Let erop dat u de fles
stevig aansluit.
12. Bevestig de stickers op de
aangegeven plaatsen; zie
de afbeelding.
• Verwijder het vuil en het
vocht van het wiel,
voordat u de sticker
aanbrengt.
13. Controleer of de
bandenspanning volgens
de specificatie is.
• De bandenspanning
wordt aangegeven op de
sticker op de stijl aan de
bestuurderszijde; zie de
afbeelding.
14. Start de motor.
15. Draai de schakelaar van
de bandenreparatieset
naar ON (aan) om het
afdichtmiddel in te spuiten
en de band op te
pompen.
AY2Y-19A321-SA.book Page 18 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.19
Onderhoud
16. Breng de band op de aangegeven
spanning.
[1] : Het afdichtmiddel wordt ingespoten en
de druk loopt op tot in de rode zone, waarna
hij weer langzaam daalt.
[2] : De luchtdrukmeter geeft ongeveer 1
minuut (15 minuten bij een lage
temperatuur) nadat de schakelaar naar ON is
gedraaid de werkelijke bandenspanning aan.
[3] : Spuit in tot aan de aangegeven
luchtdruk.
• Draai de compressorschakelaar naar
OFF (uit) en controleer de
bandenspanning. Let erop dat de
spanning niet te hoog wordt.
Controleer de bandenspanning en
herhaal de procedure tot de juiste
bandenspanning is bereikt.
• Als de bandenspanning ook na 10 minuten oppompen nog
steeds lager is dan de specificatie (40 minuten bij een lage
temperatuur) en de schakelaar staat op ON, is de band
zodanig beschadigd dat hij niet kan worden gerepareerd.
Draai de schakelaar naar OFF en neem contact op met een
Aston Martin dealer.
• Als de bandenspanning hoger is dan de aangegeven spanning,
laat dan lucht ontsnappen tot de spanning correct is.
17. Als u de compressorschakelaar naar OFF hebt gedraaid, kunt u
de slang van het ventiel lostrekken en daarna de stekker uit het
stopcontact halen.
• Er kan afdichtmiddel weglekken wanneer u de slang
verwijdert.
18. Zet het ventieldopje op het ventiel van de gerepareerde band.
19. Zet de fles tijdelijk in de bagageruimte, maar laat hem
aangesloten op de compressor.
20. U moet het vloeibare afdichtmiddel gelijkmatig in de band
verdelen. U doet dit door onmiddellijk 5 km af te leggen met
een snelheid lager dan 80 km/h.
21. Na 5 km stopt u op een
veilige, harde en vlakke
ondergrond. Haal het
luchtafsluitdopje van de
slang alvorens de
reparatieset aan te sluiten.
22. Draai de schakelaar van
de bandenreparatieset naar ON (aan),
wacht enkele seconden, en daar de
schakelaar naar OFF (uit). Controleer
de bandenspanning.
• Als de bandenspanning lager is dan
130 kPa (1,3 kgf/cm
2
of bar, 19 psi):
het lek kan niet worden gerepareerd.
Neem contact op met een Aston
Martin dealer.
AY2Y-19A321-SA.book Page 19 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.20
Onderhoud
• Als de bandenspanning 130 kPa (1,3 kgf/cm
2
of bar, 19 psi) of
hoger is, maar lager dan de aangegeven spanning, ga dan
verder met stap 23.
• Als de bandenspanning overeenkomt met de aangegeven
bandenspanning, ga dan verder met stap 24.
23. Schakel de compressor in om de band op te pompen tot de
spanning aan de specificatie voldoet. Rijd circa 5 km en voer
stap 21 uit.
24. Zet het luchtafsluitdopje op
het uiteinde van de slang.
• Als u het luchtafsluitdopje
niet aanbrengt, kan het
afdichtmiddel weglekken
en het voertuig smerig worden.
25. Zet de fles tijdelijk in de bagageruimte, maar laat hem
aangesloten op de compressor.
26. Neem de benodigde voorzorgsmaatregelen, zodat u plotseling
remmen en scherpe bochten voorkomt. Rijd met een snelheid
van 80 km/h naar de dichtstbijzijnde Aston Martin dealer om de
band te laten repareren of vervangen.
Pech onderweg
Als het voertuig op een transportwagen moet worden
vervoerd, let er dan op dat het niet aan de wieldraagarmen aan
de transportwagen wordt vastgezet.
Als de motor uit staat is er geen remkracht en elektronische
stuurbekrachtiging beschikbaar. U zult meer kracht moeten
uitoefenen bij het intrappen van het rempedaal en het sturen.
Als er sprake is van een storing in de transmissie, moet dit
voertuig met een transportwagen worden verplaatst.
Uw voertuig moet altijd op een transportwagen worden
verwijderd
1
en mag alleen korte afstanden worden gesleept, bijv.
wanneer het voertuig een belemmering vormt of als hij met een lier
op een transportwagen moet worden getrokken.
Als het voertuig in een dergelijke situatie moet worden verplaatst:
1. Haal het sleepoog uit de voertuiggereedschapsset. Verwijder de
de afdekking over het sleepoog met de schroevendraaier.
• Bescherm de lak bij het vastdraaien van het sleepoog.
2. Draai het sleepoog op de blootliggende vrouwelijke
schroefdraad.
1.
De aanbevolen methode voor het verplaatsen van een defect voertuig is
met een speciaal daarvoor gebouwde, overdekte transportwagen.
AY2Y-19A321-SA.book Page 20 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.21
Onderhoud
3. Zet de transmissie, indien mogelijk, in de stand N. Zet de
START-/STOPKNOP op CONTACT AAN om het stuurslot los te
zetten.
4. Gebruik bij het slepen de voetrem heel voorzichtig wanneer
nodig, om te voorkomen dat het sleeptouw te slap gaat hangen.
Starten met hulpstartkabels
Waarschuwing: het donorvoertuig moet beschikken over een
accu van 12 V en een negatieve (–) zwarte aardaansluitklem om
te garanderen dat de juiste polariteit van de accu wordt
gehandhaafd.
Behalve wanneer er sprake is van het verslepen van het
voertuig, mag er niet met dit voertuig worden gereden als de
motor niet met de accu kan worden gestart. In dit geval moet de
accu worden vervangen.
Als de spanning of de massa van het tweede voertuig anders is
of niet bekend is, voer de beschreven startprocedure dan niet uit.
Als u het voertuig niet kunt starten vanwege een uitgeputte accu, kan
het alleen voor het bergen worden gestart door de accu van een
ander voertuig (donor) op dit voertuig (ontvanger) aan te sluiten.
Startprocedure met hulpstartkabels
Verwijder ringen, metalen horlogebandjes en andere
sieraden.
Schakel alle elektrische motors en accessoires in beide
voertuigen uit.
Schakel alle verlichting uit, behalve de lampen die nodig zijn
om het voertuig te beschermen of het werkgebied te verlichten.
1. Parkeer de voertuigen zodanig dat de kabels tot in de
motorruimte van het ontvangende voertuig reiken. Trek de
parkeerrem aan en zet de START-/STOPKNOP op uit.
2. Ga naar de ‘+1óve’ klem (rood) van de accu die moet worden
opgeladen. Deze bevindt zich in de motorruimte (1).
3. Sluit de + ve kabel (rood) aan tussen de ‘+ve’ klem (rood) van
de donoraccu en de ‘+ve’ klem (rood) van de accu die moet
worden opgeladen.
AY2Y-19A321-SA.book Page 21 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.22
Onderhoud
4. Sluit de '-ve' kabel (zwart) aan tussen de '-ve' klem (zwart) van de
donoraccu en een goed massapunt (-ve) in de motorruimte van
de auto waarvan de accu moet worden opgeladen (bijv. op het
tapeinde van de rechtermotorsteun (2)).
5. Start de motor van het tweede voertuig en laat de motor met
circa 1500-2000 omw/min draaien.
6. Start de motor van het ontvangende voertuig.
7. Zodra beide motoren draaien, verwijdert u de hulpstartkabels
(eerste de zwarte -ve kabel) tussen beide voertuigen en
vervolgens de rode +ve kabel.
Laat de motor van het ontvangende voertuig lopen totdat de
uitgeputte accu voldoende is opgeladen (15tot20minuten) om
de motor zonder hulp te kunnen starten. Zet de motor van het
ontvangende voertuig af en start hem opnieuw. Ga een flink
stuk rijden om de accu volledig op te laden.
Neem contact op met uw Aston Martin dealer om de accu te
laten controleren of vervangen.
Hoe lang het opladen duurt, is afhankelijk van de
'gezondheidstoestand' van de ontladen accu.
Als u dit voertuig niet kunt starten, neem dan contact op met uw
Aston Martin dealer.
Accu
Waarschuwing: De accupolen en bijbehorende onderdelen
bevatten lood en loodcomponenten. Was uw handen nadat u
deze onderdelen hebt aangeraakt.
Waarschuwing: Laat geen open vuur, vonken of aangestoken
stoffen in de buurt van de accu komen. Accu's proceduren
gewoonlijk explosieve gassen die persoonlijk letsel kunnen
veroorzaken. Let er bij werkzaamheden in de buurt van de accu
op dat u uw gezicht en ogen beschermt. Zorg altijd voor
voldoende ventilatie.
Waarschuwing: Wanneer een accu in een plastic huis wordt
opgetild, kan er door een te hoge druk op de zijkanten zuur
door de ontluchtingsdoppen stromen, met persoonlijk letsel, en
beschadigingen aan het voertuig of de accu tot gevolg. Til de
accu op met een accudrager of met uw handen bij diagonaal
tegenover elkaar liggende hoeken.
Waarschuwing: Houd accu’s uit de buurt van kinderen.
AY2Y-19A321-SA.book Page 22 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.23
Onderhoud
Waarschuwing: Accu's bevatten zwavelzuur. Vermijd contact
met huid, ogen en kleding. Bescherm uw ogen bij
werkzaamheden in de buurt van de accu om te voorkomen dat
hier accuzuur in kan spatten. Als er accuzuur op de huid of in de
ogen terecht is gekomen, spoel dan onmiddellijk minimaal 15
minuten met water en roep medische hulp in. Als het zuur wordt
doorgeslikt, moet u onmiddellijk een arts raadplegen.
Laat de motor nooit draaien als de accu is losgekoppeld.
Behalve wanneer er sprake is van het verslepen van het
voertuig, mag er niet met dit voertuig worden gereden als de
motor niet met de accu kan worden gestart. In dit geval moet de
accu worden vervangen. Neem contact op met uw Aston Martin
Dealer.
De accu bevindt zich links in de motorruimte.
Accuvloeistof controleren
Controleer of het peil tussen de
BOVENSTE en ONDERSTE
markeringen ligt.
Als het vloeistofpeil bij of onder
de ONDERSTE markering ligt,
vul dan bij met gedistilleerd
water.
Gedistilleerd water toevoegen
1. Verwijder de
ontluchtingsdop.
2. Vul gedistilleerd water bij.
1
3. Zet de ontluchtingsdop weer
terug op de accu en sluit hem
zorgvuldig af.
Accu weggooien
Het weggooien van voertuigaccu's op een milieuvriendelijke manier
valt onder de verantwoordelijkheid van de voertuigeigenaar.
Als voertuigaccu's (loodzuurhoudend) niet op de juiste manier
worden weggegooid, kan dit extreme gevaren voor de gezondheid
en het milieu opleveren. De meeste accu's bevatten zware metalen
en wanneer deze niet op de juiste manier worden weggegooid,
kunnen ze de grond in lekken. Hierdoor worden kunnen de grond
en het water worden vervuild en kunnen dieren gevaar lopen.
Volg de plaatselijke bepalingen voor het weggooien van accu's. Neem
contact op met het plaatselijke recyclingcentrum voor meer
informatie.
Gooi accu's niet bij het huishoudelijke afval.
1.
Als u de BOVENSTE markering niet kunt zien, controleer het vloeistofpeil
dan in de accucel zelf.
AY2Y-19A321-SA.book Page 23 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.24
Onderhoud
Waarschuwingen
De volgende waarschuwingen
zijn op de voertuigaccu
aangebracht.
Acculading
Aston Martin raadt aan dat als u dit voertuig tien dagen (10) of
langer niet gebruikt, u een acculader gebruikt (aangesloten op het
lichtnet).
De accu kan op verschillende manieren sneller leegraken:
• Als het voertuig langere periodes niet wordt gebruikt.
• Als het voertuig regelmatig wordt gebruikt, maar alleen voor korte
ritten (minder dan 48 km per rit).
• Als er elektrische systemen worden gebruikt, zonder dat de motor
draait.
Als de batterij te leeg raakt, betekent dit dat deze de motor niet meer
zal kunnen starten.
Zekeringkasten
Het elektrische systeem wordt door zekeringen beschermd. Als
lampen, accessoires of bedieningselementen niet functioneren, moet
u de bijbehorende circuitzekering inspecteren.
Als een zekering is doorgebrand, is het element erin gesmolten. Als
dezelfde zekering opnieuw springt, mag u het bijbehorende systeem
niet gebruiken en dient u zo snel mogelijk contact op te nemen met
uw Aston Martin dealer.
AY2Y-19A321-SA.book Page 24 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.25
Onderhoud
Locatie van zekeringkast
[1] ZEKERINGKAST IN MOTORRUIMTE: Type A (bestuurderszijde)
[2] ZEKERINGKAST IN MOTORRUIMTE: Type B (bestuurderszijde)
[3] ZEKERINGKAST IN MOTORRUIMTE: Type C (passagierszijde)
[4] ZEKERINGENKAST IN INTERIEUR: (beenruimte aan
bestuurderszijde)
Zekeringen
Zekeringen in motorruimte - Type A
Verwijder het deksel van de zekeringenkast om de zekeringen te
kunnen bereiken.
AY2Y-19A321-SA.book Page 25 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.26
Onderhoud
Neem contact op met een Aston Martin dealer als er een zekering
is doorgeslagen (1) .
Locatie van zekering
Zekeringen in motorruimte - Type A
Zekering Vermogen Functie
F1 120 A Laadsysteem , RDI, ABS NR.1, HTR-B, ACC, CIG, METER, ECUIG NR.1, HTR-IG,
RUITENSPROEIER, AM1, PORTIER NR. 1, PORTIER NR.2, OBD, MIST ACHTER, MIST
VOOR, ONTDOOIEN, ACHTERLICHT NR.2, EPS, PTC NR.1, PTC NR.2, PTC NR.3,
ONTDOOIER, D/L NR.1, D/L NR.2, PANEEL
F2 80 A HOOFD-EFI, EFI NR.1, CLAXON, AM2 NR.1, AM2 NR.2, TOPLICHT, ECU-B NR.2,
RICHTING&ALARMKN, H-LP LO, H-LP LH LO, ECU-B NR.1, D/C CUT, ETCS, H-LP HI,
CONTACT2, CONTACT
AY2Y-19A321-SA.book Page 26 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.27
Onderhoud
Zekeringen in motorruimte - Type B
Duw de tab naar binnen en til het deksel van de zekeringenkast op
om de zekeringen te kunnen bereiken.
Als er een zekering is doorgeslagen (1), vervang
deze dan door een zekering van een geschikte
sterkte. De sterkte staat op het deksel van de
zekeringenkast aangegeven.
Locatie van zekering
AY2Y-19A321-SA.book Page 27 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.28
Onderhoud
Zekeringen in motorruimte - Type B
Zekering Vermogen Functie
F1 30 A ECU-B NR.1, TOPLICHT
F2 7,5 A Smart instap- en startsysteem
F3 10 A Richtingaanwijzerlampen, alarmknipperlichten
F4 10 A Elektronische gasklepregelsysteem
F5 5 A Meter, dubbele vergrendeling, elektrisch bediende ruiten, airconditioning
F6 7,5 A ECU voor powermanagement, stop-/startsysteem
F7 20 A Koplamp (dimlicht)
F8 40 A Stop-/startsysteem
F9 30 A Reservezekering
F10 20 A Reservezekering
F11 5 A Reservezekering
F12 30 A Startsysteem
F13 7,5 A Koplamp (grootlicht)
F14 20 A Stuurvergrendeling
Zekeringen in motorruimte - Type B
Zekering Vermogen Functie
F15 Niet gebruikt
F16 15 A Interieurlamp, audiosysteem
F17 7,5 A Hoofd-ECU, elektrische portiervergrendeling, smart instap- en startsysteem, stop-/
startsysteem
F18 7,5 A Ontwaseming buitenspiegels
F19 7,5 A ECU voor powermanagement
F20 30 A Ontwaseming achterruit
F21 50 A Elektrische stuurbekrachtiging
F22 30 A RDI-VENTILATOR
F23 50 A ABS
F24 Niet gebruikt
F25 40 A VERWARMING, AANJAGER
F26 30 A ABS
F27 10 A Claxon
F28 20 A Multiport brandstofinspuitsysteem/sequentieel multiport brandstofinspuitsysteem, EFI
NR.1, brandstofpomp
AY2Y-19A321-SA.book Page 28 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.29
Onderhoud
Zekeringen in motorruimte - Type C
Maak de vulnek van het reservoir voor de voorruitsproeiervloeistof los van de steun.
Duw de tab naar binnen en verwijder het deksel van de zekeringenkast.
Zekeringen in motorruimte - Type B
Zekering Vermoge
n
Functie
F29 Niet gebruikt
F30 15 A Inspuiting, ontsteking
F31 10 A Smart instap- en startsysteem, SRS-airbagsysteem, meter
F32 10 A Multiport brandstofinspuitsysteem/sequentieel multiport brandstofinspuitsysteem
AY2Y-19A321-SA.book Page 29 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.30
Onderhoud
Als er een zekering is doorgeslagen (1), vervang
deze dan door een zekering van een geschikte
sterkte. De sterkte staat op het deksel van de
zekeringenkast aangegeven.
Locatie van zekering
AY2Y-19A321-SA.book Page 30 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.31
Onderhoud
Zekeringenkast in interieur
Verwijder het deksel van de zekeringenkast om de zekeringen te kunnen bereiken.
Zekeringen in motorruimte - Type C
Zekering Vermogen Functie
F1 30 A PTC-verwarming
F2 30 A PTC-verwarming
F3 20 A Geen circuit
F4 30 A PTC-verwarming
F5 Niet gebruikt
F6 Niet gebruikt
AY2Y-19A321-SA.book Page 31 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.32
Onderhoud
Locatie van zekering
Interieurzekeringen
Zekering Vermogen Functie
F1 7,5 A Stabiliteitsregelsysteem, regelsysteem schakelvergrendeling, elektrische
stuurbekrachtiging, automatische koplampinschakeling, hoofd-ECU, stop-/startsysteem
F2 10 A Elektrische koelventilator(en), laadyssteem, alarmknipperlichten, herinneringslampje
veiligheidsgordel passagiersstoel, achteruitrijlampen, multiport brandstofinspuitsysteem/
sequentieel brandstofinspuitsysteem, voorruitwisser-ECU, automatische
antiverblindingsstand achteruitkijkspiegel
F3 10 A Airconditioning ijsverwaijdering van wissers, ontwaseming achterruit
Interieurzekeringen
Zekering Vermogen Functie
F4 10 A Voorruitsproeier
F5 10 A Achterruitwisser
F6 25 A Ruitenwissers
F7 10 A Voorruitsproeier
F8 7,5 A Boorddiagnosesysteem
F9 7,5 A Mistlamp achter
F10 10 A Draaiknop voor handmatige koplampinstelling, markeringslichten voor, achterlichten,
kentekenplaatlampen
F11 20 A Elektrisch bediende ruiten
F12 15 A Elektrische portiervergrendleing, hoofd-ECU
F13 30 A Elektrisch bediende ruiten
F14 15 A Elektrische aansluiting
AY2Y-19A321-SA.book Page 32 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.33
Onderhoud
Gloeilamp koplamp
Koplampen: Condensatie: Onder bepaalde omstandigheden onstaat er condensatie in de
koplampen. Deze moet echter na circa 10 minuten wegtrekken. Neem contact op met uw Aston Martin
dealer als de condensatie niet verdwijnt.
Koplamp (links)
1. Duw de tab naar binnen en til het deksel van de
zekeringenkast op.
2. Draai de koplampafdekking rechtsom.
Interieurzekeringen
Zekering Vermogen Functie
F15 5 A Buitenspiegels, audiosysteem, schakelvergrendelingssysteem, hoofd-ECU, stop-/
startsysteem
F16 5 A Meter, ECU voor powermanagement
F17 10 A Voorste markeringslichten, achtelrichten, kentekenplaatlampen, mistlamp achter,
mistlampen voor, draaiknop voor handmatige koplampinstelling, multiport
brandstofinspuitsysteem/sequentieel multiport brandstofinspuitsysteem,
instrumentengroep, voorruitwisser-ECU
F18 15 A Mistlampen voor
F19 7,5 A ACC, startsysteem
F20 10 A Stabiliteitsregelsysteem, ECU voor powermanagement,
schakelvergrendelingsregelsysteem, remlichten, multiport brandstofinspuitsysteem/
sequentieel multiport brandstofinspuitsysteem
F21 10 A Elektrische portiervergrendeling
F22 15 A Stoelverwarmingen
AY2Y-19A321-SA.book Page 33 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.34
Onderhoud
3. Draai de koplamphouder
linksom.
4. Trek de stekker los terwijl
u de klem losmaakt.Trek
de stekker los terwijl u de
klem losmaakt.
Koplamp (rechts)
1. Maak de vulnek van het
reservoir voor de
voorruitsproeiervloeistof
los van de steun.
2. Draai de
koplampafdekking
linksom.
3. Draai de koplamphouder
rechtsom.
4. Trek de stekker los terwijl
u de klem losmaakt.Trek
de stekker los terwijl u de
klem losmaakt.
AY2Y-19A321-SA.book Page 34 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.35
Onderhoud
Andere gloeilampen aan de buitenzijde
Voorste markeringslampen
1. Draai de houder van de
voorste markeringslamp
rechtsom.
2. Verwijder de gloeilamp
van de voorste
markeringslamp.
Mistlampen voor
1. Verwijder de twee bouten
waarmee het
luchtkeerschot aan de
voorbumper is bevestigd.
2. Verwijder de klem en leg
de wielkuipbekleding aan
de kant om de mistlamp te
kunnen bereiken.
3. Trek de stekker los terwijl
u de klem losmaakt.Trek
de stekker los terwijl u de
klem losmaakt.
4. Draai de houder van de
mistlamp rechtsom.
AY2Y-19A321-SA.book Page 35 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.36
Onderhoud
Richtingaanwijzers voor
1. Draai de gloeilamphouder
van de voorste
richtingaanwijzer
rechtsom.
2. Verwijder de gloeilamp
van de voorste richtingaanwijzer.
Kentekenplaatverlichting
1. Beschadig de bumper niet. Pak
een kleine, platte
schroevendraaier, draai er een
doek omheen en wrik hiermee vanaf de linkerkant de
lenseenheid los.
2. Draai de lamphouder linksom en trek hem los.
3. Verwijder de gloeilamp.
Richtingaanwijzers aan
zijkant
Als een van de
richtingaanwijzers aan de
zijkant uitvalt, neem dan
contact op met uw Aston
Martin dealer.
Derde remlicht
Het derde remlicht bestaat uit LED's en kan niet worden gerepareerd.
Als het derde remlicht uitvalt, neem dan contact op met uw Aston
Martin dealer.
LED's kunnen tienduizenden uren branden en zijn bestand tegen
hitte, koude, schokken en trillingen.
Achterlichteenheden
De LED's voor de richtingaanwijzers aan de achterkant, de
achterlichten, de remlichten, de achteruitrijlichten en de
achtermistlampen zijn in een afgedichte eenheid ondergebracht.
Deze clusters kunnen niet worden gerepareerd. Neem contact op
met uw Aston Martin dealer als een van de lampen in het cluster niet
meer werkt
LED's kunnen tienduizenden uren branden en zijn bestand tegen
hitte, koude, schokken en trillingen.
AY2Y-19A321-SA.book Page 36 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.37
Onderhoud
Interne lampen
Het leeslampje (1) bestaat uit LED's en kan niet worden gerepareerd.
Neem contact op met uw Aston Martin dealer als het leeslampje
uitvalt.
LED's kunnen tienduizenden uren branden en zijn bestand tegen
hitte, koude, schokken en trillingen.
Ruit terugstellen
Als de stroom naar de elektrisch bediende ruiten om welke reden
dan ook is onderbroken, werken deze pas weer naar behoren als ze
zijn teruggesteld.
1. Ga in de bestuurdersstoel zitten, sluit alle portieren, houd de
voertuigsleutel bij u en draai de START-/STOPKNOP naar
CONTACT AAN.
2. Houd de ruitschakelaar goed ingedrukt tot de ruit helemaal op
de onderste stand staat. Houd de toets nog vijf seconden
ingedrukt en laat hem los.
3. Trek de ruitschakelaar omhoog tot de ruit helemaal op de
bovenste stand staat. Houd de schakelaar nog vijf seconden
langer omhoog. Laat de schakelaar daarna los
4. De ruit is nu teruggesteld. Herhaal deze procedure voor de
andere ruiten.
Voertuig reinigen
Lakwerk
Moderne lak op waterbasis is veel veiliger en milieuvriendelijker dan
lak op oplosmiddelbasis. Lakken op waterbasis worden echter sneller
vuil en worden sneller aangetast door corrosieve stoffen. De
volgende lijst is niet compleet, maar bevat de meest voorkomende
stoffen die een nadelige invloed hebben op uw lakwerk:
•Vogelpoep
•Antivries
• Boomsap
• Oliën en vetten
•Insecten
Naarmate er meer ervaring wordt opgedaan met lakken en
afwerkingen op waterbasis kunnen er nog andere groepen
vervuilende stoffen aan deze lijst worden toegevoegd:
Was zulke stoffen zo snel mogelijk weg met schoon warm water met
een autoshampoo. Met name bij warm weer kan de vervuiling sneller
aantasten
AY2Y-19A321-SA.book Page 37 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.38
Onderhoud
Wassen
Waarschuwing: Was- en glansmiddelen met siliconen mogen
niet op glas worden aangebracht. Deze verminderen de werking
van de ruitenwissers en veroorzaken strepen met verminderd
zicht tot gevolg, met name in het donker en wanneer het regent.
Automatische wasstraten, sproeiers en elektrische wasborstels
worden niet aangeraden. De gebruikte wasmiddelen kunnen
bepaalde chemicaliën bevatten die na verloop van tijd schadelijk
kunnen zijn voor sommige onderdelen aan de buitenkant van het
voertuig. Langdurig gebruik van automatische wasstraten en
elektrische wasborstels veroorzaken tevens kleine krasjes in de
lak.
Was het voertuig niet in de stralende zon voor het beste resultaat.
Laat het voertuig afkoelen, voordat u dit gaat wassen. Gebruik geen
huishoudelijke zeep of wasmiddelen. Richt waterstralen niet op volle
kracht op de afdichtingen van de portieren en de achterklep.
Spoel het voertuig eerst af om het stof en de aangeplakte modder te
verwijderen.
Zodra u alle stof en modder hebt verwijderd, wast u het voertuig
voorzichtig met een zachte spons en koud of warm water met een
mild pHneutraal reinigingsmiddel volgens de aanwijzingen van de
fabrikant. Spoel het voertuig daarna af met water om al het sop te
verwijderen. Droog het voertuig vervolgens met een zeem, die u
regelmatig in schoon water uitspoelt.
Was en reinig de grille van het voertuig op dezelfde manier als het
lakwerk, maar zorg ervoor dat de grille helemaal droog is. Er mag
geen druppel achterblijven (droog de grille als laatste met de leren
zeem) Gebruik geen chroomreiniger of andere schuumiddelen.
Aston Martin raadt het gebruik van AUTOGLYM-producten aan of
producten van vergelijkbare, betrouwbare fabrikanten die in
combinatie met het waswater kunnen worden gebruikt. Volg de
instructies van de fabrikant.
Aangeraden wordt het voertuig tijdens de wintermaanden vaker te
wassen, met name de onderzijde om de negatieve effecten van zout
en zand op wegen zoveel mogelijk te voorkomen.
Om roest op de remonderdelen zo lang mogelijk te voorkomen,
raadt Aston Martin aan na het wassen van het voertuig hier een stukje
mee te gaan rijden, zodat al het water en reinigingsmiddelen
opdrogen.
Wielen
Om beschadigingen door afzettingen van remstof aan lichtmetalen
wielen, wielmoeren en wieldoppen te voorkomen moeten de wielen
regelmatig worden gewassen met alleen een sopje met een zachte
zeep. Gebruik geen chemische reinigingsmiddelen voor lichtmetalen
wielen, omdat deze vaak te zuur of te alkalisch zijn en verkleuringen
kunnen veroorzaken. Reinig steeds één wiel en laat het
reinigingsmiddel niet op het wiel drogen. Spoel het wiel goed af met
schoon water.
Koplamplenzen
Gebruik zacht zeepsop om de lenzen van de koplampen schoon te
maken. Gebruik geen reinigingsmiddelen met oplosmiddelen.
Reinigingsmiddelen die oplosmiddelen bevatten, zoals bijvoorbeeld
een middel of teer te verwijderen, benzine of was, kunnen de
koplamplens beschadigen.
Oppoetsen
Zo'n twee keer per jaar moet er een poetsmiddel van goede kwaliteit
op het lakwerk worden aangebracht, waarna de lak met een zachte,
pluisvrije doek moet worden opgewreven.
De lichtmetalen velgen moeten met een reinigingsmiddel worden
behandeld dat speciaal voor dit doel is gemaakt.
AY2Y-19A321-SA.book Page 38 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.39
Onderhoud
Stoffering, vloerbedekking en stoelen
Waarschuwing: Dampen van reinigingsmiddelen kunnen
gevaarlijk zijn in afgesloten ruimtes. De ruimte moet goed zijn
geventileerd. Volg de instructies van de fabrikant bij het gebruik
van deze producten.
De stoelen en onderdelen met een zachte afwerking zijn in dit
voertuig bedekt met een natuurlijk leer.
Over het algemeen behoeft natuurlijk leer weinig onderhoud. De
stoelen moet u van tijd tot tijd met een zachte borstel afvegen en u
kunt ze af een toe reinigen met een vochtige doek.
Gebruik geen reinigingsmiddelen, snelreinigers of
meubelpoetsmiddelen.
Enkele keren per jaar moet er een leerconditioner worden gebruikt.
De juiste verzorgingsmiddelen zijn verkrijgbaar bij uw Aston Martin
dealer.
Alcantara hemelbekledingen en andere zachte afwerkingen kunt u
met een zachte borstel afborstelen. Vlekken door stoffen op
waterbasis, zoals koffie, thee of frisdrank, moet u zo snel mogelijk
verwijderen met een zacht sopje.
Neem contact op met uw Aston Martin dealer voor instructies over
het verwijderen van moeilijkere vlekken, zoals olie, vet of balpeninkt.
De vloerbedekkingen moeten regelmatig worden gezogen.
(Vet)vlekken kunt u verwijderen met een oplosmiddel voor
vloerbedekkingen.
Verzorging en onderhoud van veiligheidsgordels
Laat veiligheidsgordels pas weer oprollen als ze helemaal
droog zijn.
Controleer de veiligheidsgordels regelmatig om te kijken of de
riemen zelf nog in orde zijn. Let op rafelen, inkepingen,
brandplekken en vergelijkbare problemen. Controleer of de gespen
en sloten goed werken. Als een veiligheidsgordel niet in orde is of niet
goed werkt, neem dan contact op met uw Aston Martin dealer.
Iedere veiligheidsgordel die tijdens een zwaar ongeval werd
gedragen, moet door een Aston Martin dealer worden vervangen.
U kunt de veiligheidsgordels reinigen met een zacht sopje; gebruik
geen bleekmiddelen, oplosmiddelen of verfstoffen, omdat hierdoor
het materiaal kan verzwakken. Laat de veiligheidsgordels goed
drogen, voordat u ze weer gebruikt.
Motorruimte reinigen
Reinig de motorruimte niet met perslucht of stoomreinigers. De
aansluitingen van de elektronische regelmodule en de
zekeringkasten kunnen door dergelijke apparatuur beschadigd
raken.
AY2Y-19A321-SA.book Page 39 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.40
Onderhoud
Voertuigstalling
Aanbevelingen
Deze aanbevelingen hebben betrekking op nieuwe voertuigen en
voertuigen met eerdere eigenaars, in eigendom van een dealer of een
klant.
Als uw voertuig langer dan drie maanden niet gebruikt zal worden,
dan moet het in een droog, goed-geventileerd gebouw worden
gestald.
1. Rijd lang genoeg met het voertuig om de olie in de motor en de
transaxle op te warmen; de interne onderdelen van de motor
moeten worden gesmeerd.
2. Controleer het koelvloeistofpeil. Vul koelvloeistof bij met de
juiste concentratie antivries en water.
3. Haal het gewicht van de banden, door het voertuig met een krik
omhoog te zetten en voor en achter steunen onder de
ophanging te plaatsen.
4. Als het voertuig niet omhoog wordt gezet, verhoog de
bandenspanning dan tot 3,4 bar. Draai de wielen iedere maand
een kwartslag om platte kanten te voorkomen.
5. Als de acculader op het lichtnet kan worden aangesloten, doe
dit dan om de accu volledig geladen te houden.
6. Eenmaal per maand:
6.1 Ontkoppel de acculader (indien aangebracht).
6.2 Start de motor en laat deze op bedrijfstemperatuur komen.
6.3 Controleer of er geen vloeistoflekkages zijn.
6.4 Zet het contact af.
6.5 Sluit de acculader aan.
6.6 Controleer de bandenspanning en corrigeer deze, indien
nodig.
Als u het voertuig weer in gebruik neemt, breng de
bandenspanningen dan weer terug op specificatie alvorens te
gaan rijden.
Lang stallen
Als u het voertuig langer dan zes maanden stalt, worden
onderstaande maatregelen aangeraden:
Tap het brandstofsysteem niet af.
1. Laat de motor draaien tot de hoeveelheid brandstof in de tank
zo klein is als praktisch is voor het stallen.
2. Voeg motorolie aan de resterende brandstof in de tank toe tot u
een concentratie hebt van 2% (d.w.z. 20 ml olie per liter
brandstof) en laat de motor minimaal tien minuten draaien om
het mengsel door het hele brandstofsysteem te laten gaan
3. Inspecteer de rubberen aansluitingen van het
koelvloeistofsysteem en laat ze, indien nodig, vervangen.
4. Was de carrosserie grondig en repareer lakblaasjes of
corrosieplekken, zodat deze plekken niet verslechteren of groter
worden. Breng een geschikt poetsmiddel aan.
5. Reinig de vloerbedekkingen en bekleding grondig. Behandel al
het leer in het interieur met een leerconditioner.
6. Als het gebouw waar het voertuig wordt gestald, droog is, laat
dan de ruiten een klein stukje open. Als er sprake is van vocht,
sluit de portieren en ruiten dan en leg een antivochtmiddel,
zoals een silicadroogmiddel, in zakjes in een open metalen
houder in het interieur.
7. Bedek het voertuig met een katoenen of stoffen afdekking.
AY2Y-19A321-SA.book Page 40 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.41
Onderhoud
Ingebruikname na stalling
Mits het voertuig is gestald volgens de aanbevolen procedure, hoeft
u alleen de volgende punten op te volgen voordat u uw voertuig weer
kunt gebruiken.
Als de motor wordt gestart terwijl de smering onvoldoende
is, kan de motor ernstig beschadigd raken. De motoroliedruk
moet zijn gestabiliseerd, voordat u de motor laat aanslaan.
1. Controleer de bandenspanningen, corrigeer deze (indien nodig)
en laat het voertuig op de grond zakken.
2. Tap alle motorolie af en breng een nieuw motoroliefilterelement
aan. Vul de motor tot aan het maximumpeil (zoals aangegeven
op de peilstok) met een goedgekeurde olie.
3. Controleer het koelvloeistofpeil en vul, indien nodig, vloeistof
bij met het juiste mengsel antivries en water.
4. Controleer alle vloeistofpeilen en vul, indien nodig, bij.
5. Vul de brandstoftank.
6. Start de motor op de normale manier en controleer of de
waarschuwingssymbolen voor de oliedruk en het starten doven
wanneer de motor aanslaat (correcte oliedruk en acculading).
7. Zet de motorkap omhoog en controleer op brandstof-, olie- en
koelvloeistoflekkage.
8. Maak een voorzichtige proefrit met het voertuig en controleer
de werking van alle functies.
De remprestaties kunnen in het begin minder zijn, vanwege een
dunne laag corrosie op de remschijven. Rijd voorzichtig en gebruik
regelmatig de remmen wanneer de situatie dit toelaat tot de
remschijven schoon zijn. De remmen moeten dan weer naar
behoren functioneren.
Als u twijfels hebt over de toestand van uw voertuig, laat het dan door
uw Aston Martin dealer nakijken.
AY2Y-19A321-SA.book Page 41 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
10.42
Onderhoud
AY2Y-19A321-SA.book Page 42 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
Specificaties
Motor.......................................................................................11.2
Vermogen ................................................................................11.2
Transmissie ..............................................................................11.3
Elektrisch systeem ....................................................................11.3
Stuurinrichting..........................................................................11.3
Ophanging...............................................................................11.4
Remmen..................................................................................11.4
Wielen.....................................................................................11.4
Banden ....................................................................................11.5
Gloeilampen ............................................................................11.5
Voertuigspecificatie ..................................................................11.6
Gewichten ...............................................................................11.6
Voertuigafmetingen..................................................................11.6
Voertuigkenmerken..................................................................11.7
Vloeistoffen en inhouden .........................................................11.8
AY2Y-19A321-SA.book Page 1 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
11.2
Specificaties
Motor
Dubbele bovenliggende nokkenas, 16 kleppen, in-lijn 4 cilinders
Brandstof: Alleen loodvrije benzine. Aanbevolen wordt 95 RON
loodvrij voor een optimale prestatie.
Brandstoftoevoersysteem: Multipoint sequentiële
brandstofinspuiting
Inhoud: 1329 cc
Ontstekingsvolgorde: 1 - 3 - 4 - 2
Stationair toerental:
• Automatische transmissie: 600 tot 700 omw/min
• Handgeschakelde transmissie: 550 tot 650 omw/min
Boring: 72,5 mm
Slag: 80,5 mm
Bougies: DENSO SC20HR11
Elektrodenafstand: 1,1 mm ± 0,1 mm
Compressieverhouding: 11,5:1
Contact: 'Coil on plug'-ontsteking
Emissieregeling: Twee lamdasondes en 3-weg katalysatoren.
Brandstofdampafzuiging.
Smering: Wet sump-smeersysteem
Vermogen
Maximumvermogen: 72 kW @ 6000 omw/min
Maximumkoppel: 123,0 Nm @ 4400 omw/min
Maximumsnelheid: 170 km/h
1
0-100 km/h:
• Automatische transmissie: 11,6 seconden
• Handgeschakelde transmissie: 11,8 seconden
1.
Waar toegestaan.
AY2Y-19A321-SA.book Page 2 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
11.3
Specificaties
Transmissie
Automatische transmissie
Multidrive CVT
Handgeschakelde transmissie: Zesbak
Koppeling: Enkelvoudige plaat - diameter 200,0 mm
Elektrisch systeem
Dynamo: 100 A
Spanningsregeling: 14,4 V ± 0,5 V @ 20 °C
Accu: Optifit 45 A/h - voertuigen met een handgeschakelde
transmissie
Panasonic 36 A/h - voertuigen met een automatische transmissie
Stuurinrichting
Elektrische stuurbekrachtiging met rondsel en tandheugel.
Stuurkolomkantelverstelling.
Aantal omwentelingen aanslag tot aanslag: 2,9
Draaicirkel: 3,9 m (stoeprand tot stoeprand)
Toespoor
1
:
Functies
• Voertuigstabiliteitsregeling (VSC)
Overbrengingsverhoudingen versnellingen
1e 3,538:1
2e 1,913:1
3e 1,31:1
4e 1,029:1
5e 0,875:1
6e 0,70:1
Achteruit 3,333:1
1.
Met het voertuig op ontwerpgewicht. Neem contact op met uw Aston
Martin Dealer.
Totaal toespoor, voor Totaal toespoor, achter
1,7 mm (± 3,0 mm) 3,1 mm (± 3,0 mm)
AY2Y-19A321-SA.book Page 3 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
11.4
Specificaties
Ophanging
Voor: Monotube-schokdemper/veerunits en stabilisatorstang.
Achter: Torsiestang
Remmen
Voetrem
Overal stalen schijven
Parkeerrem
Met hendel en kabel bediende ingebouwde parkeerremklauwen op
elke achterremschijf.
Functies remsysteem
• Antiblokkeerremsysteem (ABS)
• Hydraulische remondersteuning (HBA)
• Noodremondersteuning (EBA)
• Aandrijfslipregeling
Wielen
Lichtmetalen Aston Martin wielen
Aanhaalmoment wielmoer
Haal iedere moer in de
aangegeven volgorde aan tot
alle vier de moeren zijn
aangehaald. Haal alle
wielmoeren met 103 Nm aan.
Voor Achter
Diameter 255 mm 259 mm
Remklauwen Eén zuiger Eén zuiger
Voor Achter
5J x 16 inch 5J x 16 inch
AY2Y-19A321-SA.book Page 4 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
11.5
Specificaties
Banden
Bandenbelasting
Banden die op dit voertuig worden aangebracht, hebben een
maximale nominale belasting van niet minder dan 475 kg of een
belastingsindex van 82 en snelheidscategorie H.
Zomerbanden
Winterbanden
Bandenspanningen
Spanning bij kouden banden
1
Gloeilampen
Voor Achter
175/60R16 175/60R16
Voor Achter
175/60R16 175/60R16
1.
Alle banden.
Voertuigsnelheid Voor Achter
Sneller dan 160 km/h 2,4 bar 2,4 bar
160 km/h of langzamer 2,3 bar 2,3 bar
Vermogen Type
Koplampen 55W A
Richtingaanwijzers, voor 21W C
Voorste markeringslampen 5W D
Mistlampen voor 55W B
Kentekenplaatlampen 5W D
AY2Y-19A321-SA.book Page 5 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
11.6
Specificaties
Voertuigspecificatie
Carrosserie
Tweedeurs coupé met achterklep. 4 zitplaatsen
Slepen
Dit voertuig is niet geschikt voor het trekken van een caravan, boot
of aanhanger.
Er zijn geen goedgekeurde trekinrichtingen die op dit voertuig
kunnen worden aangebracht. Er is alleen een sleepoog aan de
voorkant ter ondersteuning bij het wegslepen of het laden van dit
voertuig op een transportwagen
Gewichten Voertuigafmetingen
Interieur
Inhoud kofferruimte
Leeggewicht 988 kg
Maximum toelaatbaar gewicht 1300 kg
Maximumbelading inzittenden en bagage 300 kg
Voor Achter
Effectieve
hoofdruimte
958 mm 915 mm
Schouderruimte 1360 mm 1260 mm
Heupruimte 1370 mm 944 mm
Effectieve beenruimte 795 mm 473 mm
Configuratie kofferruimte Inhoud
Achterbank omhoog 32 l
Achterbank omlaag 238 l
AY2Y-19A321-SA.book Page 6 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
11.7
Specificaties
Buitenkant
Voertuigkenmerken
Interieur
• Handgemaakte leren stoelbekleding en afwerking
• Alcantara hemelbekleding
• Machinaal bewerkte aluminium details
• Verwarmde voorstoelen
• 50/50 achterbanksplitsing
• Automatische klimaatregeling
• Beveiligingssysteem dat communiceert met de centrale vergrendeling en het
PATSstartblokkeringssysteem
• Voorste airbag, bestuurderszijde
• Voorste airbag, kniehoogte aan bestuurderszijde
• Voorste airbag met dubbele kamer voor passagier voorin
• Stoelkussenairbag, passagierszijde voor
• Zij-airbags voorin en achterin voor passagiers
• Gordijnairbag achter
• Audiosysteem met radio, speler voor cd/mp3/wma en weergave via zes luidsprekers met
bedieningshendels op stuurwiel
• Satellietnavigatiesysteem
• Sleutelloos instap- en startsysteem
AY2Y-19A321-SA.book Page 7 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
11.8
Specificaties
Buitenkant
•Buitenspiegels
• Verwarmd, elektronisch instelbaar
• Elektrisch in-/uitklapbaar
• Elektrisch bediende portierruiten
• Achterruitverwarming
• Parkeerhulpsensors
Vloeistoffen en inhouden
Aanbevolen vloeistoffen
Voor de vereiste optimale werking van synthetische
smeermiddelen mogen deze niet met minerale olieën worden
gemengd.
Motorolie: De motor in uw voertuig is gemaakt en getest voor:
• 0W-20, 5W-20, 5W-30 en 10W-30: API-klasse SL "Energy-
Conserving", SM "Energy-Conserving" of ILSAC multigrade
motorolie
of
• 15W-40 en 20W-50: API-klasse SL of SM multigrade motorolie
Koelvloeistof: 50% water, 50% koelvloeistof (geen silicaat, geen
amine, geen nitriet, en geen boraat) op ethyleenglycol basis van hoge
kwaliteit, met hybride biologische zuurtechnologie voor lange
levensduur
Automatische-transmissievloeistof: Aston Martin Genuine CVT
Fluid TC
Manual Gearbox Oil: Olie voor handgeschakelde transmissie Oil
API GL-4 SAE 75W
Rem- en koppelingsvloeistof: SAE J1703 of FMVSS nr.116 DOT3
Koelmiddel voor airconditioning: HFC134A
Inhouden
Carter (incl. filter): 3,5 l
Cater (zonder filter): 3,3 l
Motorkoelsysteem: Voertuigen met een handgeschakelde
transmissie - 4,3 l
Voertuigen met een automatische transmissie - 4,5 l
Handgeschakelde transmissie: 2,4 l
Automatische transmissie en koeler: 6,4 l
Ruitensproeierreservoir: 2,3 l
Brandstoftank: 32,0 l
AY2Y-19A321-SA.book Page 8 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
Service
Afleveringsinspectie................................................................... A.2
Onderhoud............................................................................... A.4
Onderhoudsverslag ................................................................... A.7
Roestinspectie........................................................................... A.9
Vervanging van airbags............................................................ A.10
Vervanging van gordelvoorspanners......................................... A.11
Serviceacties............................................................................ A.11
Terugroepacties....................................................................... A.12
AY2Y-19A321-SA.book Page 1 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
A.2
Service
Afleveringsinspectie
Deze gratis controles worden uitgevoerd door de verkopende dealer
voordat het voertuig wordt afgeleverd. De controles zorgen ervoor
dat u een voertuig krijgt dat voldoet aan de hoge kwaliteitsnormen
van Aston Martin Limited.
Zorg ervoor dat dit gedeelte na afloop wordt afgestempeld en
ondertekend. De volgende controles worden uitgevoerd:
Vloeistofpeilen en lekkages
• Motorolie
•Remvloeistof
• Motorkoelvloeistofpeil
• Soortelijk gewicht van de motorkoelvloeistof
• Ruitensproeiervloeistof
• Brandstofsysteem
• Controle op transmissielekkage
• Accu
Mechanische controles
• Werking van de gaspedaal
• Werking van de parkeerrem
• Werking van de stuurkolomverstelling en het stuurslot
• Stoelgeleiders
• Motorkapontgrendeling en vergrendeling
• Werking van de portieren en de sloten
• Opbergvakken
• Achteruitkijkspiegel
• Kofferdekselontgrendeling en -vergrendeling
• Werking van de veiligheidsgordels
Elektrische controles
• Accutoestand
•Schakelen
• Achterruitverwarming
• Voorruitsproeiers
•Ruitenwissers
• Klimaatregeling
• Werking van het infotainmentsysteem
• Alle luidsprekers
• Achteruitrijlichten, kentekenplaatverlichting en remlichten
• Stadslichten en koplampen
•Mistlampen voor
• Mistlichten achter
• Alarmknipperlichten
• Instrumentenverlichting
• Meters en waarschuwingssymbolen
• Bedieningselementen op middenconsole
•Claxon
• De klok opnieuw instellen
• Ventilatormotor
• Waarschuwingssymbool voor veiligheidsgordels
• Beveiligingssysteem en voertuigsleutel
• Binnenverlichting
• Alle stoelfuncties
•Portierruiten
• Centrale vergrendeling
• Werking van brandstofvulklepvergrendeling
• Afstelling van buitenspiegels
• Uitlezen van storingscodes
• Noteren van circuitspanning van accu
• Bedieningselementen in vloerconsole
Wielen en banden
• Aanbrengen van anti-diefstalwielmoeren
• Controleren van het aanhaalmoment van de wielmoeren
•Bandenspanningen
• Juiste montage van de banden
AY2Y-19A321-SA.book Page 2 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
A.3
Service
Proefrit
• Motor
• Transaxle
• Stuurinrichting
•Remmen
• Wielbalancering
•Schakelen
• Geluid, trillingen of stugheid
• Werking van de airconditioning
• Werking van de instrumenten
• Werking van de veiligheidsgordels en de gordelsloten
• Stuurwieluitlijning
• Werking van stabiliteitsregeling, traction control en
antiblokkeerremsysteem
Laatste controles
• Werking van de riemspanner van de aandrijfriem
• Goed vastzitten van brandstof- en remleidingen
•Brandstof- en vloeistoflekkages
• Goed vastzitten van de koelslangen
• Goed vastzitten van de katalysators
Voorbereiden voor overhandiging aan klant
• Controleren van de werking van alle sloten en voertuigsleutels
• Schoonmaken van de carrosserie en de binnenspatschermen van
de wielen
• Verwijderen van alle transportlabels
• Voertuig van binnen en van buiten schoonmaken
• Ontvetten van de voorruit
• Aanbrengen van de vloerkleden
• Verwijderen van de beschermhoezen uit het voertuig
• Controleren of de handleiding aanwezig is
• Controleren van de voertuiggereedschapsset
• Aanbrengen van de kentekenplaten
• Controleren of de bandenreparatieset aanwezig is
• Controleren of het sleepoog aanwezig is
• Op openstaande serviceacties en terugroepacties controleren
* Geplande werkingstijd.
Gratis afleveringsinspectieGratis afleveringsinspectie
*0,90 uur
Serviceacties gecontroleerd:
Afgeronde openstaande serviceacties:
Handtekening:
Datum:
(Stempel van de dealer)
AY2Y-19A321-SA.book Page 3 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
A.4
Service
Onderhoud
Onderhoudsintervallen
Servicebeurt iedere 16.000 km of 12 maanden, wat het eerst voorkomt.
• 16.000 km of 12 maanden
• 32.000 km of 24 maanden
• 48.000 km of 36 maanden
Onderhoudstabellen
AstonMartin beveelt het volgende onderhoudsschema voor dit voertuig aan. Dit schema kan zo nodig
worden gewijzigd. Neem contact op met uw Aston Martin dealer voor informatie over eventuele
wijzigingen aan het onderhoudsschema.
16.000 km
12 maanden
32.000 km
24 maanden
Voorafgaande aan het onderhoud
x x Beschermingshoezen en wielkuipafdekkingen op voertuig aanbrengen
x x Op openstaande technische bulletins, serviceacties en terugroepacties
controleren
Controle van vloeistofpeilen, filters en lekkage
x x Motorolie verversen.
x x Motoroliefilter vervangen.
x x Controleren op motorolielekkage.
Iedere 64.000 km of vier jaar Luchtfilterelement vervangen
x x Transmissie op lekkage controleren. Indien nodig, bijvullen.
Iedere 64.000 km of vier jaar Transmissieoliepeil controleren. Indien nodig, bijvullen.
- - Differentieel op lekkages controleren en, indien nodig, bijvullen.
160.000 km, dan iedere 97.000 km Motorkoelvloeistof verversen en concentratie controleren.
x x Motorkoelvloeistofpeil controleren. Indien nodig bijvullen.
x x Koel- en verwarmingssysteem op lekkages controleren
x x Slangen, leidingen en verbindingen van brandstofsysteem controleren op
lekkages, goed vastzitten en schade.
-xRemvloeistof verversen.
x x Slangen, leidingen en verbindingen van remsysteem controleren op lekkage,
goed vastzitten en schade.
x x Schokdempers op lekkages controleren
x x Voorruitsproeierreservoir bijvullen
x x Uitlaatsysteem op lekkages controleren
x x Klimaatregeling op lekkages controleren.
- x Pollenfilter vervangen.
Mechanische controles
x x Alle portiersloten en scharnieren smeren.
x x Motorkapvergrendeling smeren
x x Controleren of de motorkapvergrendeling goed blijft vastzitten
16.000 km
12 maanden
32.000 km
24 maanden
AY2Y-19A321-SA.book Page 4 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
A.5
Service
x x Spanning van aandrijfriem voor accessoires controleren en afstellen. Indien
nodig vervangen.
x x Controleren of parkeerrem goed is bevestigd.
x x Slijtage van remblokken en toestand van remschijven en klauwen
controleren. Remblokken vervangen als ze voor 60% versleten zijn. De
beschermplaten van de voorremschijven controleren op metaalmoeheid, en
afstand tot de schijven.
x - Inzetstukken van ruitenwissers controleren. Indien nodig vervangen.
- x Ruitenwissers vervangen.
x x Koelradiateur en condensor van airconditioning, en koeler van transmissie
inspecteren. Indien nodig reinigen.
x x Toestand en werking van alle veiligheidsgordels controleren.
x x Controleren of uitlaatophangingen en hitteschilden goed vastzitten.
x x Controleren of koelslangen goed vastzitten en in goede staat verkeren.
x x Controleren of slangen van airconditioning goed vastzitten en in goede staat
verkeren.
x x Controleren of fuseekogels, stofkappen en bussen van ophanging goed
vastzitten en in goede staat verkeren.
- x Aanhaalmoment van aandrijfasbouten controleren
x x Controleren of buitenspiegels goed vastzitten en goed werken.
- x Onderkant van voertuig en binnenspatschermen van wielen controleren.
16.000 km
12 maanden
32.000 km
24 maanden
Elektrische controles
97.000 km Bougies vervangen.
x x Accuspanning controleren en noteren.
x x Accupolen schoonmaken en, indien nodig, smeren.
- x Uitlijning van koplampen controleren. Indien nodig aanpassen.
x x Werking van alle lichten controleren.
x x Werking van alle waarschuwingssymbolen controleren.
x x Alle geluidssignalen controleren, inclusief die van beveiligingssysteem.
x x Werking van claxon controleren.
x x Werking van ruitenwissers controleren.
x x De ruitensproeiers controleren
x x Controleren of buitenspiegels goed vastzitten en goed werken.
x x Elektrisch inklapbare buitenspiegels controleren en bedienen.
x x Elektrische ruiten controleren en bedienen.
x x Waarschuwingsbericht voor periodieke onderhoudsbeurt controleren.
Terugstellen.
- x Batterij van voertuigsleutel vervangen.
16.000 km
12 maanden
32.000 km
24 maanden
AY2Y-19A321-SA.book Page 5 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
A.6
Service
Controle van wielen en banden
x x Bandenmaten, -typen en montageposities controleren.
x x Bandprofieldiepte controleren en noteren.
x x Banden op ongelijkmatige of overmatige slijtage of beschadigingen
controleren.
x x Bandenspanningen controleren en aanpassen.
x x Aanhaalmoment van wielmoeren controleren.
x x Velgen controleren op schade aan binnen- en buitenkant.
x x Uiterste gebruiksdatum van bandenreparatieset controleren.
Roestinspectie
x x Carrosserie en chassis op roest (exclusief steenslag) controleren; van binnen
naar buiten werken.
Schakelfuncties
xxRijden
xxAchteruit
x x Sportstand
xxBraking
16.000 km
12 maanden
32.000 km
24 maanden
Laatste controles
x x Voorruit ontvetten
x x Proefrituit voeren - inclusief werking controleren van alle schakelfuncties
x x Werking van ABS en aandrijfslipregeling controleren.
x x Werking van alle veiligheidsgordels en gordelsloten controleren
x x Controleren of er geen regenwater in vulnek van brandstoftank is gelekt.
16.000 km
12 maanden
32.000 km
24 maanden
AY2Y-19A321-SA.book Page 6 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
A.7
Service
Onderhoudsverslag
Hier staan de onderhoudsbeurten vermeld die moeten worden
uitgevoerd om de 16.000 km of 12 maanden, afhankelijk van wat
zich eerder voordoet. Zorg ervoor dat dit gedeelte na afloop van elke
onderhoudsbeurt wordt afgestempeld en ondertekend.
Chassisnummer (VIN)::
Afleverdatum::
* Geplande werkingstijd.
16.000 km of 12 maanden
*0,50 uur
Serviceacties gecontroleerd:
Afgeronde openstaande serviceacties:
Handtekening:
Datum: Kilometertellerstand:
(Stempel van de dealer)
32.000 km of 24 maanden
*1,20 uur
Serviceacties gecontroleerd:
Afgeronde openstaande serviceacties:
Handtekening:
Datum: Kilometertellerstand:
(Stempel van de dealer)
48.000 km of 3 jaar
*0,50 uur
Serviceacties gecontroleerd:
Afgeronde openstaande serviceacties:
Handtekening:
Datum: Kilometertellerstand:
(Stempel van de dealer)
64.000 km of 4 jaar
*1,20 uur
Serviceacties gecontroleerd:
Afgeronde openstaande serviceacties:
Handtekening:
Datum: Kilometertellerstand:
(Stempel van de dealer)
80.000 km of 5 jaar
*0,50 uur
Serviceacties gecontroleerd:
Afgeronde openstaande serviceacties:
Handtekening:
Datum: Kilometertellerstand:
(Stempel van de dealer)
AY2Y-19A321-SA.book Page 7 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
A.8
Service
97.000 km of 6 jaar
*2,20 uur
Serviceacties gecontroleerd:
Afgeronde openstaande serviceacties:
Handtekening:
Datum: Kilometertellerstand:
(Stempel van de dealer)
113.000 km of 7 jaar
*0,50 uur
Serviceacties gecontroleerd:
Afgeronde openstaande serviceacties:
Handtekening:
Datum: Kilometertellerstand:
(Stempel van de dealer)
129.000 km of 8 jaar
*1,20 uur
Serviceacties gecontroleerd:
Afgeronde openstaande serviceacties:
Handtekening:
Datum: Kilometertellerstand:
(Stempel van de dealer)
145.000 km of 9 jaar
*0,50 uur
Serviceacties gecontroleerd:
Afgeronde openstaande serviceacties:
Handtekening:
Datum: Kilometertellerstand:
(Stempel van de dealer)
161.000 km of 10 jaar
*1,30 uur
Serviceacties gecontroleerd:
Afgeronde openstaande serviceacties:
Handtekening:
Datum: Kilometertellerstand:
(Stempel van de dealer)
AY2Y-19A321-SA.book Page 8 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
A.9
Service
Roestinspectie
Roestinspectie 1e jaar
Handtekening:
Datum:
Kilometertellerstand:
(Stempel van de dealer)
Roestinspectie 2e jaar
Handtekening:
Datum:
Kilometertellerstand:
(Stempel van de dealer)
Roestinspectie 3e jaar
Handtekening:
Datum:
Kilometertellerstand:
(Stempel van de dealer)
Roestinspectie 4e jaar
Handtekening:
Datum:
Kilometertellerstand:
(Stempel van de dealer)
Roestinspectie 5e jaar
Handtekening:
Datum:
Kilometertellerstand:
(Stempel van de dealer)
Roestinspectie 6e jaar
Handtekening:
Datum:
Kilometertellerstand:
(Stempel van de dealer)
AY2Y-19A321-SA.book Page 9 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
A.10
Service
Vervanging van airbags
Iedere tien jaar vanaf de datum van voertuigregistratie moeten alle
airbags vervangen worden. Vanwege veiligheidsoverwegingen en om
dit correct te laten gebeuren, moet deze vervanging worden
uitgevoerd door een Aston Martin dealer.
Roestinspectie 7e jaar
Handtekening:
Datum:
Kilometertellerstand:
(Stempel van de dealer)
Roestinspectie 8e jaar
Handtekening:
Datum:
Kilometertellerstand:
(Stempel van de dealer)
Roestinspectie 9e jaar
Handtekening:
Datum:
Kilometertellerstand:
(Stempel van de dealer)
Roestinspectie 10e jaar
Handtekening:
Datum:
Kilometertellerstand:
(Stempel van de dealer)
Vervanging van de airbags 10e jaar
Handtekening:
Datum:
Kilometertellerstand:
(Stempel van de dealer)
AY2Y-19A321-SA.book Page 10 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
A.11
Service
Vervanging van gordelvoorspanners
Iedere tien jaar vanaf de datum van voertuigregistratie moeten alle
gordelvoorspanners worden vervangen. Vanwege
veiligheidsoverwegingen en om dit correct te laten gebeuren, moet
deze vervanging worden uitgevoerd door een Aston Martin dealer.
Serviceacties
Vervanging van gordelvoorspanners 10e jaar
Handtekening:
Datum:
Kilometertellerstand:
(Stempel van de dealer)
Actienr. Datum Dealer Actienr. Datum Dealer
AY2Y-19A321-SA.book Page 11 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
A.12
Service
Terugroepacties
Actienr. Datum Dealer Terugroepnr. Datum Dealer Actienr. Datum Dealer
AY2Y-19A321-SA.book Page 12 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
Aston Martin Assistance
Hulp bij pech onderweg............................................................ B.2
Voordelen................................................................................. B.3
Alternatieve reisplannen............................................................ B.4
Wat u in een noodgeval moet doen .......................................... B.7
Beperkingen op Europese snelwegen......................................... B.7
Uitsluitingen.............................................................................. B.8
Schema - in aanmerking komende voertuigen ......................... B.11
AY2Y-19A321-SA.book Page 1 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
B.2
Aston Martin Assistance
Hulp bij pech onderweg
Als eigenaar van een Aston Martin moet u kunnen genieten van
lekker rijden zonder problemen. Mocht het onverwachte zich echter
toch voordoen dan staat ons wereldwijde dealernetwerk klaar om u
te helpen. Meer informatie en telefoonnummers vindt u in de
dealerdirectory. In het Verenigd Koninkrijk en in bepaalde landen op
het Europese vasteland leveren wij een extra hulpdienst bij
noodgevallen (de Aston Marton Emergency Service), die u en uw
passagiers snel en efficiënt de benodigde hulp geeft als er sprake is
van pech onderweg
1
.
Voertuigen die onder de dekking vallen
De voordelen van de Aston Martin Emergency Assistance zijn van
toepassing op nieuwe en/of gebruikte Aston Martin voertuigen die
zijn gekocht bij een erkende Aston Martin dealer in een van de
volgende landen: België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Italië,
Kroatië, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, Rusland,
Spanje, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk, Zweden, en Zwitserland.
Na aankoop van het voertuig registreert de Aston Martin dealer deze
voor de Aston Martin Emergency Assistance. Vanaf het moment dat
uw wagen is geregistreerd, heeft deze recht op de Aston Martin
Emergency Assistance (het "voertuig"). Voor meer informatie over
wat een 'in aamerking komend voertuig' is, kunt u het schema
raadplegen.
Een in aanmerking komend voertuig heeft gedurende 36 maanden
vanaf de registratie recht op hulp van de Aston Martin Emergency
Service. Eigenaars van in aanmerking komende voertuigen hebben
ook recht op de Aston Martin Emergency Assistance wanneer zij
tijdelijk buiten hun eigen land rijden
2
, binnen Europa.
Europa wordt als volgt gedefinieerd:
Andorra, België, Bosnië-Herzegovina, Bulgarije, Denemarken,
Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Gibraltar, Griekenland,
Hongarije, Ierse Republiek, Italië, Kreta, Kroatië, Letland,
Liechtenstein, Litauen, Luxemburg, Monaco, Nederland,
Noorwegen, Oekraïne, Oostenrijk, Polen, Portugal (niet Madeira),
Roemenië, Rusland, San Marino, Slovakije, Slovenië, Spanje
(waaronder de Balearische eilanden en de Kanarische Eilanden),
Tsjechië, Turkije (Europees deel), Vaticaanstad, Zweden en
Zwitserland.
Het Verenigd Koninkrijk (VK) wordt als volgt gedefinieerd:
Engeland, Schotland, Wales, Noord-Ierland, Kanaaleilanden en de
Isle of Man.
1.
Pech onderweg verwijst naar een gebeurtenis tijdens welke een in
aanmerking komend voertuig niet verder kan rijden vanwege een defect
onder omstandigheden waarop het recht bestaat op de Aston Martin
Emergency Assistance, waaronder pech op uw eigen erf, brand, gebroken
ruiten, ongeval, diefstal of vandalisme. Verder biedt de Aston Martin
Emergency Assistance dekking in geval van defecten die met de veiligheid te
maken hebben en waardoor er wettelijk gezien niet verder mag worden
gereden met het voertuig. Deze defecten hebben bijvoorbeeld betrekking op
veiligheidsgordels, voorruitenwissers, richtingaanwijzers, voor- en
achterlichten die niet meer werken.
2.
'Land' verwijst naar het land, waarin uw voertuig staat geregistreerd.
AY2Y-19A321-SA.book Page 2 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
B.3
Aston Martin Assistance
Voordelen
De serviceprovider die door Aston Martin is aangewezen om de
benodigde Aston Martin Emergency Assistance services uit te voeren
(de 'serviceprovider') biedt de volgende voordelen afhankelijk van de
vereisten aan in aanmerking komende voertuigen in het thuisland en
Europa (zie definitie).
Roadside Assistance
Het voertuig van de serviceprovider moet al snel nadat u hebt gebeld
bij u aankomen. U kunt ook een reservering maken voor een tijd die
u schikt.
De Aston Martin Emergency Service geeft altijd door hoe laat het
servicevoertuig wordt verwacht en doet dit via de
communicatiemethode waaraan u de voorkeur geeft.
Als u bij pech onderweg in een gedekt gebied u uw reis niet kunt
voorzetten en indien uw voertuig niet ter plaatse kan worden
gerepareerd, dan regelt Aston Martin Emergency Service dat uw
voertuig, inclusief de bagage die zich op dat moment in het voertuig
bevindt, wordt opgehaald. Uw voertuig en bagage worden naar de
dichtstbijzijnde Aston Martin dealer gebracht, zonder financiële of
afstandsbeperkingen.
Als het voertuig niet binnen een redelijke tijd (45 minuten) langs de
weg of op uw thuisadres kan worden gerepareerd, brengt het
servicevoertuig u, uw wagen en uw passagiers naar de
dichtstbijzijnde Aston Martin dealer. Mocht u (of uw passagier) een
belangrijke afspraak hebben, dan wordt u daarheen gebracht,
voordat uw voertuig naar de gewenste bestemming wordt
getransporteerd.
Mocht u buiten openingstijden te maken krijgen met pech onderweg,
dan regelt Aston Martin Emergency Service dat uw voertuig tot de
volgende dag veilig wordt gestald. Uw voertuig wordt de volgende
dag naar de dealer gebracht en wel binnen twee uur nadat het bedrijf
opent.
Als de dichtstbijzijnde dealer waar het in aanmerking komende
voertuig heen is gesleept, de reparaties in de eigen werkplaats kan
uitvoeren, dan wordt het voertuig daar gerepareerd.
Zodra het voertuig voor reparatie bij een dealer staat, houdt de Aston
Martin Emergency Service contact met de dealer om het verloop van
de reparatie te volgen. Indien nodig, zorgen zij ook samen met de
Aston Martin klantenservice voor een vervangend voertuig
Home Start
De Aston Martin Emergency Assistance biedt alle voordelen van
Roadside Assistance op het adres waar de wagen is geregistreerd.
Ophalen
Als de Aston Martin Emergency Assistance er niet in slaagt uw wagen
langs de weg te repareren, zorgt de serviceprovider ervoor dat u en
uw voertuig naar de dichtstbijzijnde Aston Martin dealer worden
gebracht.
Als uw voertuig bij een ongeval betrokken is geweest en van de weg
is geraakt en eerst veilig moet worden geborgen, voordat hij kan
worden weggesleept, brengt de Aston Martin Emergency Service u de
gemaakte kosten in rekening. U kunt deze mogelijk bij uw
verzekering terugclaimen
U bent gedekt voor de kosten van het ophalen en wegslepen, maar
u kunnen wel kosten in rekening worden gebracht indien het
voertuig bijvoorbeeld door overstromingen of sneeuw op de weg in
zand of modder is komen te steken of niet gemakkelijk bereikbaar is.
AY2Y-19A321-SA.book Page 3 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
B.4
Aston Martin Assistance
Relay Plus
Als uw voertuig niet kan worden gerepareerd en/of deze wordt naar
een Aston Martin dealer gebracht, dan organiseert de serviceprovider
alternatieve reisopties voor u. U hebt recht op een van de volgende
aanvullende diensten:
Een vervangend voertuig gedurende maximaal twee werkdagen in
uw eigen land of 14 dagen als de pech onderweg in het buitenland
plaatsvond (een ophaal- en afleverdienst, of vergelijkbaar, is
beschikbaar bij bepaalde leveranciers, afhankelijk van
beschikbaarheid en de voorwaarden en bepalingen van de
leverancier);
b) Vervoer naar uw plaats van bestemming; of
c) Onderdak voor de nacht.
Afhalen van het voertuig na de reparatie
Na voltooiing van de reparaties die door de Aston Martin Emergency
Service zijn geregeld, wordt er een eersteklas treinkaartje of (als een
treinreis langer dan zes uur duurt) een vliegticket (business class)
geregeld, zodat u of iemand die u daarvoor aanwijst het
gerepareerde voertuig kan ophalen. U kunt er ook voor kiezen uw
voertuig naar uw thuisadres of zakelijk adres terug te laten brengen,
wat het dichtste bij uw dealer ligt waar de reparatie zal worden
uitgevoerd. Ook kunnen andere adressen dichter bij deze dealer in
overweging worden genomen.
Alternatieve reisplannen
Als de serviceprovider inschat dat de reparaties aan uw voertuig meer
dan acht uur in beslag zullen nemen, dan dekt de Aston Martin
Emergency Service uw redelijke kosten voor uw verdere reis, inclusief
de kosten voor uw passagiers.
Redelijke aanvullende uitgaven zullen worden gedekt voor een of
een combinatie van de volgende opties:
• Kosten voor een vervangend voertuig voor maximaal twee
werkdagen in uw eigen land en maximaal 14 dagen in het
buitenland.
• Vliegtickets (business class)
• Treinkaartjes (eersteklas)
• Lokale taxikosten
• Ander transport equivalent aan eersteklas treinkaartjes
Vervangend vervoer
Indien bij pech onderweg:
• uw voertuig niet verder kan rijden
• reparatie langs de weg niet lukt
• uw voertuig niet op dezelfde dag als deze naar de dealer is
gesleept, kan worden gerepareerd.
AY2Y-19A321-SA.book Page 4 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
B.5
Aston Martin Assistance
De Aston Martin Emergency Assistance organiseert kosteloos een
vervangend voertuig voor u tot de reparatie is uitgevoerd. Het
vervangende voertuig omvat een volledige verzekering
1
, waarbij u de
optie heeft een aparte aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten
(indien van toepassing in het land waarin het voertuig is
geregistreerd).
U kunt dit vervangend voertuig maximaal twee werkdagen lenen (in
uw eigen land) of, als de pech onderweg in het buitenland
plaatsvond, 14 dagen plus twee werkdagen nadat u naar uw eigen
land bent teruggekeerd.
De Aston Martin Emergency Assistance probeert een vervangend
voertuig te vinden dat geschikt is voor u. Als prioriteit voor de keuze
van vervangend voertuig is een huurauto uit de categorie G of
equivalent, indien beschikbaar. Er worden geen speciaal aangepaste
vervangende voertuigen aangeboden.
Het vervangende voertuig wordt zo mogelijk naar u toe gebracht.
Indien u hier echter de voorkeur aan geeft, kunt u het voertuig zelf
ophalen. De taxikosten voor het ophalen worden door de Aston
Martin Emergency Service vergoed
U bent verantwoordelijk voor het tanken en het standaardonderhoud
aan het vervangende voertuig, zolang u hier gebruikt van maakt. Ook
bent u verantwoordelijk voor het betalen van de waarborgsom die
door het verhuurbedrijf wordt gevraagd.
Zodra uw voertuig is gerepareerd, brengt u het vervangende voertuig
terug naar het verhuurbedrijf of wordt dit, indien mogelijk, op uw
verzoek opgehaald.
Als u het vervangende voertuig langer dan de toegestane leenperiode
(zie hierboven) gebruikt, dient u zelf op te komen voor alle kosten die
voor die verlengde periode worden opgedaan. Indien u niet aan de
voorwaarden en bepalingen voor de autohuur kunt voldoen, of als u
door omstandigheden niet in aanmerking komt voor de huur van een
voertuig, en alternatieve verplaatsingsregelingen zijn geschikter, dan
wordt een reisregeling of hotelovernachtingen geregeld. De
autohuurovereenkomst is tussen u en de verhuurder en is
onderworpen aan de voorwaarden en bepalingen van de
verhuurder. Deze omvatten gewoonlijk onder andere:
• het overleggen van een geldig rijbewijs wanneer u de huurauto
ophaalt
• beperkingen op acceptabele onderschrijvingen
• beperkingen op de beschikbaarheid en/of de motor inhoud van
het vervangende voertuig
• een waarborgsom, bijvoorbeeld voor brandstof
• afhankelijk van het land moet de bestuurder minimaal 18 of 21
jaar oud zijn en al ten minste 12 maanden een rijbewijs hebben.
Verdere reis naar de bestemming of naar huis
Als bij pech onderweg op een plaats verder dan 80 km van uw
woonplaats uw voertuig niet langs de weg kan worden gerepareerd
op dezelfde dag als de pech plaatsvond, dan dekt de Aston Martin
Emergency Assistance het volgende:
• De kosten van de reis vanaf de plaats waar de pech optrad tot aan
de dichtstbijzijnde dealer.
• De kosten van een vervangend voertuig, zoals hierboven
beschreven.
• Indien nodig, de taxikosten voor één rit naar het dichtstbijzijnde
treinstation of vliegveld voor u en uw passagier(s).
1.
Tenzij de bestuurder jonger is dan 21 jaar, in welk geval er een extra toeslag
kan worden berekend.
AY2Y-19A321-SA.book Page 5 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
B.6
Aston Martin Assistance
• Indien nodig, de kosten van een eersteklas treinkaartje voor u en
uw passagier(s). Als de treinreis langer dan zes uur in beslag
neemt, de kosten van een vliegreis (business class) voor u en uw
passagier(s).
De Aston Martin Emergency Assistance vergoedt alle redelijke kosten
die met het bovenstaande samenhangen na ontvangst van een
claimbrief van u, met daarin de omstandigheden voor de claim en de
bonnetjes voor alle geclaime transportkosten. Alle claimbrieven
moeten worden gericht aan Aston Martin Emergency Assistance at
The AA, Relay Plus Claims, Aston Martin Emergency Assistance,
Fanum House, Basingstoke, Hampshire RG21 4EA, Verenigd
Koninkrijk. Alleen de kosten die rechtstreeks samenhangen met de
pech onderweg-situatie worden gedekt.
De terugbetalingsprocedure wordt geregeld door de Aston Martin
Emergency Assistance.
Aflevering van gerepareerd voertuig
De Aston Martin Emergency Assistance probeert binnen 24 uur na
het uitvoeren van de reparaties bij de dealer met u een afspraak te
maken voor het afleveren van uw gerepareerde voertuig bij u thuis of
op het werk. Ook kunnen andere adressen dichter bij deze dealer in
overweging worden genomen.
Hotel
Als bij pech onderweg op een plaats verder dan 80 km van uw
woonplaats uw voertuig niet langs de weg kan worden gerepareerd
op dezelfde dag als de pech plaatsvond, dan worden de
overnachtingskosten voor u en uw passagier(s) gedekt voor de duur
van de reparatie, met een maximum van twee nachten als de pech
onderweg zich in uw eigen land voordeed, of zeven nachten als dit
in het buitenland gebeurde. U bent verantwoordelijk voor eventuele
extra kosten.
Repatriëring van een niet-gerepareerd voertuig
Als het voertuig niet binnen een afgesproken tijd (drie werkdagen)
door Aston Martin Emergency Assistance kan worden gerepareerd,
worden de kosten voor het transport van het voertuig en de inhoud
ervan vanaf de dealer naar de dealer in het thuisland gedekt door de
Aston Martin Emergency Assistance.
De Aston Martin Emergency Assistance regelt de veilige repatriëring
van het voertuig tegen de laagste kosten, maar houdt daarbij tevens
rekening met het feit dat het voertuig binnen 10 opeenvolgende
dagen bij de dealer in het thuisland moet worden afgeleverd.
De Aston Martin Emergency Assistance dekt de kosten voor het
parkeren van het voertuig in afwachting van repartriëring of import.
Het kan nodig zijn dat de Aston Martin Emergency Assistance een
caravan of aanhanger die ten tijde van de pech-onderwegsituatie
werd getrokken, samen met het voertuig moet repatriëren indien het
voertuig niet voor uw terugkeerdatum in het buitenland kan worden
gerepareerd.
AY2Y-19A321-SA.book Page 6 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
B.7
Aston Martin Assistance
Wat u in een noodgeval moet doen
In het onwaarschijnlijke geval dat u te maken krijgt met pech
onderweg, kunt u de hulp van de Aston Martin Emergency Assistance
inroepen door te bellen naar het relevante telefoonnummer
hieronder. U dient erop te letten dat u het juiste nummer belt indien
u hulp nodig hebt.
U kunt de relevante telefoonnummers in het telefoonboek van uw
telefoon opslaan.
UK: 0800 316 1178
1
Europa : 00 800 28 86 28 86
1.
Europa: 00 33 472 172 508
U wordt gevraagd zelf geen maatregelen te treffen, aangezien de
Aston Martin Emergency Assistance u deze kosten niet zal kunnen
vergoeden. Als u hulp nodig hebt in een afgelegen gebied, kan het
iets langer duren voordat de hulp u bereikt vanwege de afstand of
plaatselijke belemmeringen.
Voertuigidentificatie en locatie
Om vertragingen te beperken dient u ervoor te zorgen dat u het
volgende voorhanden hebt:
•Uw naam
• Uw Aston Martin model
• Het voertuigidentificatienummer (VIN). De laatste zes tekens van
het VIN-label zijn in het vloerpaneel onder de rechtervoorstoel
gestanst.
• Waar het voertuig zich bevindt
• Het kenteken en de kleur van het voertuig
• Het telefoonnummer waarop u bereikt kunt worden
• Een omschrijving van het probleem
Beperkingen op Europese snelwegen
Als hulp benodigd is op een snelweg (autoroute) in Frankrijk of op
bepaalde snelwegen in andere Europese landen, moet u de officiële
praatpalen langs de weg gebruiken om de wegenwacht of een
sleepdienst in te schakelen. Omdat deze wegen in privébezit zijn,
wordt u verbonden met de erkende noodhulporganisatie. Noch de
Aston Martin Emergency Assistance noch enige andere
noodhulporganisatie mag u op deze wegen bijstaan.
Zodra uw Aston Martin van deze snelweg is verwijderd, dient u zo
snel mogelijk contact op te nemen met de Aston Martin Emergency
Assistance, zodat zij verdere regelingen voor u kunnen treffen.
De Aston Martin Emergency Assistance adviseert u hoe u de door u
in een dergelijk geval gemaakte kosten kunt laten vergoeden.
1.
Telefoongesprekken vanaf vaste lijnen zijn gratis. Voor oproepen vanaf
mobiele telefoons worden de standaardtarieven van het mobiele netwerk in
rekening gebracht.
AY2Y-19A321-SA.book Page 7 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
B.8
Aston Martin Assistance
Uitsluitingen
De Aston Martin Emergency Assistance is gedegen en alomvattend,
maar u kunt geen claims indienen die voortkomen uit het volgende:
1. Als u of iemand anders namens u een reparatie laat uitvoeren
of hulp inroept zonder toestemming (en een dossiernummer)
van de Aston Martin Emergency Assistance.
2. Als verlies, diefstal, schade, dood, letsel, kosten of uitgaven niet
direct voortvloeit uit het incident waarvoor u een claim hebt
ingediend, tenzij expliciet aangegeven in deze polis.
3. Als de pech-onderwegsituatie veroorzaakt is door brand,
diefstal, een ongeval of vandalisme, worden uw kosten niet
gedekt door de Aston Martin Emergency Assistance, maar door
een verzekering door een derde die het ongeval dekt.
4. Schade of letsel dat expres door u is veroorzaakt of het resultaat
is van uw deelname aan een misdrijf.
5. Als uw Aston Martin niet in een rijvaardige staat gehandhaafd
wordt of niet wordt onderhouden volgens de aanbevelingen van
de fabrikant.
6. Alle kosten die door u betaald moeten worden, zoals benzine,
tolgelden, parkeerkosten, eten en drinken, telefoontjes en/of
kranten of alle andere kosten waarvan niet specifiek wordt
aangegeven dat ze door Aston Marton Emergency Assistance
worden gedekt, die kunnen zijn opgelopen door u en/of de
andere leden van uw groep als gevolg van en/of in verband met
de pech-onderwegsituatie.
7. Vrijgavekosten: Als uw voertuig wordt gestolen en vervolgens
door de politie wordt gevonden, moet u misschien
vrijgavekosten betalen voordat wij uw voertuig naar een
erkende Aston Martin dealer kunnen vervoeren.
8. Specialistische kosten: Als er gespecialiseerde apparatuur nodig
is om uw voertuig te bergen, bijvoorbeeld als het van de weg af
is geraakt, in een goot ligt, op zachte grond, zand, grind, in
water of op sneeuw staat of geïmmobiliseerd is omdat de wielen
zijn verwijderd, zullen wij de berging organiseren, maar worden
de kosten van eventueel benodigde speciale apparatuur bij u in
rekening gebracht. Deze kosten kunt u mogelijk terugvorderen
via uw motorrijtuigverzekering.
9. Slechte weersomstandigheden: Bij slechte
weersomstandigheden, zoals harde wind, sneeuw of
overstroming, zijn externe hulpmiddelen vaak schaars en
kunnen sommige handelingen niet uitgevoerd worden tot de
weersomstandigheden zijn verbeterd. Als dit het geval is, is het
voor ons eerst zaak om u en uw passagiers in veiligheid te
brengen. Uw voertuig kan wellicht pas geborgen worden
wanneer het weer dit toestaat
10. Problemen met het voertuig die door de klant zijn veroorzaakt,
worden niet gedekt onder de Aston Martin Emergency
Assistance. Aston Martin en de serviceprovider zullen u echter,
naar eigen goeddunken, helpen als u hierom vraagt. Wij zijn
echter niet verplicht om hulp te bieden en u bent
verantwoordelijk voor alle kosten die voortvloeien uit enigerlei
hulp die wordt gegeven voor een probleem dat door de klant
zelf werd veroorzaakt. In dergelijke omstandigheden is het
mogelijk dat de serviceprovider u vraagt een waarborgsom te
betalen met uw creditcard. Hulp in dergelijke omstandigheden
omvat geen aanvullende voordelen (vervangend voertuig,
voortzetting van de reis, hotelovernachtingen). Problemen die
door de klant worden veroorzaakt zijn bijvoorbeeld:
• buitensluiting/verlies van sleutels
AY2Y-19A321-SA.book Page 8 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
B.9
Aston Martin Assistance
•gebroken sleutels
• lege accu
• tank leeg
• verkeerde brandstof gebruikt (geen vervanging ter plaatse,
alleen wegslepen)
•bandenschade
• ongelukken
11. Buitensluiting/verlies van sleutels: Wij zullen altijd proberen op
de meest praktische manier hulp te bieden als u geen toegang
tot uw voertuig kunt krijgen. Moderne beveiligingssystemen
maken dit echter erg moeilijk als er geen reservesleutel
voorhanden is Als toegang tot het voertuig moet worden
geforceerd, wordt u gevraagd een verklaring te ondertekenen
dat u toestemming daarvoor geeft en dat alle kosten die
voortvloeien uit gevolgschade door uzelf gedragen zullen
worden.
12. De Aston Martin Emergency Assistance hoeft onder de volgende
omstandigheden geen diensten aan te bieden:
a) indien er geen geldige licentie achter de ruit zit (in de landen
waar dit van toepassing is);
b) als in aanmerking komende voertuigen op privégrond staan
(bijvoorbeeld in een garage) tenzij u Aston Martin Emergency
Assistance kunt aantonen dat de eigenaar toestemming heeft
gegeven;
c) onderhoud of montage van het voertuig wanneer dit nodig is
als gevolg van verwaarlozing of mislukte werkzaamheden aan
het voertuig die niet door de serviceprovider of zijn
vertegenwoordigers zijn uitgevoerd;
d) het ophalen van voertuigen met commerciële nummerplaten
of voertuigen waarvan de Aston Martin Emergency Assistance
reden heeft om aan te nemen dat ze net zijn geïmporteerd of
op een veiling zijn gekocht;
e) het transport van geïmmobiliseerde voertuigen als Aston
Martin Emergency Assistance ervanuit gaat dat dit deel uitmaakt
van een commerciële activiteit;
f) hulp voor voertuigen met pech die het gevolg is van deelname
aan een 'motorsportevenement', waaronder, zonder beperking,
motorraces, rally's, snelheids- of duurtesten of het oefenen
hiervoor, behendigheidsritten (met of zonder tijdcontrole),
autotests (behalve autotests die zijn uitgevoerd door de klant
met voertuigen die geschikt zijn voor verkeersdeelname en op
de openbare weg), maar met uitzondering van 'Concours
d'elegance' evenementen, rallydagen voor voertuigen die
geschikt zijn voor verkeersdeelname of rally's die exclusief
worden gehouden op geopende openbare wegen, waarbij
deelnemers moeten voldoen aan de normale verkeersregels
(behalve voor door Aston Martin georganiseerde rallydagen);
g) waarbij de politie, Rijkswaterstaat en/of een andere
hulpdienst uw voertuig door een derde moeten laten weghalen;
AY2Y-19A321-SA.book Page 9 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
B.10
Aston Martin Assistance
h) als uw recht op de Aston Martin Emergency Assistance vervalt
of als uw voertuig niet langer in aanmerking komt voor de Aston
Martin Emergency Assistance, kan de serviceprovider u de
kosten voor de geleverde diensten rechtstreeks in rekening
brengen. Dergelijke kosten worden berekend op basis van de
geleverde diensten en vormen een rechtstreeks contract tussen
u en de serviceprovider. Indien wordt bepaald dat Aston Martin
foutief gehandeld heeft door het voertuig niet als een in
aanmerking zijnd voertuig te registreren, betaalt Aston Martin
voor de relevante kosten;
l) hulp voor routinematig onderhoud en reparaties van het
voertuig, zoals het repareren van defecte radio's, gloeilampen in
het interieur, en achterruitverwarmingen;
j) voor transportverzekering, die de Aston Martin Emergency
Assistance u aanraadt af te sluiten als u uw voertuig moet
repatriëren;
k) waarbij een slotenmaker, of een glas- of bandenspecialist
nodig is. De Aston Martin Emergency Assistance zal proberen
hun hulp voor u in te roepen. U bent echter zelf
verantwoordelijk voor de kosten van hun diensten. Indien
verder door de hulp van een slotenmaker of andere specialist
volgens de Aston Martin Emergency Assistance het voertuig
weer verder kan rijden, dan wordt er verder geen hulp
aangeboden voor de betreffende pech-onderwegsituatie;
l) de beslissing om een dier of huisdier te transporteren wordt
overgelaten aan de serviceprovider.
13. De serviceprovider kan de volgende kosten rechtstreeks bij u in
rekening brengen:
a) de kosten voor een geleverd vervangend onderdeel, een
smeermiddel en/of brandstof (de 'onderdelen') of
verbruiksartikelen (behalve indien Aston Martin deze
onderdelen heeft geleverd of ervoor heeft betaald);
b) voor een uitbreiding van de diensten waar u recht op hebt in
overeenstemming met deze overeenkomst, wat door de
serviceprovider (en alleen door hen) op uw verzoek zal worden
uitgevoerd;
c) het gebruik van een gespecialiseerde hef- of sleephulpdienst
die nodig is om uw voertuig te bergen als dit van de weg is
geraakt, in een greppel ligt, in zachte grond, zand of grind is
gezonken, of wanneer het voertuig vastzit in sneeuw of
overstromingswater;
AY2Y-19A321-SA.book Page 10 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
B.11
Aston Martin Assistance
d) bijkomende kosten die ontstaan als u geen reservewielen in
het voertuig hebt die aan de wettelijke bepalingen voldoen. De
Aston Martin Emergency Assistance zal proberen de hulp van
een derde voor u in te roepen, maar u bent verantwoordelijk
voor de voorrijkosten en/of de reparatiekosten;
e) de kosten van een garage of arbeid om het voertuig te
repareren, behalve dat wat is georganiseerd door de Aston
Martin Emergency Assistance tijdens de pech-onderwegsituatie;
f) alle kosten voor het aftappen of verwijderen van brandstof,
smeermiddelen of andere vloeistoffen als gevolg van het gebruik
van een ongeschikte substantie;
g) het transport van persoonlijke eigendommen, goederen,
voertuigen, boten of andere watervoertuigen op of in het
voertuig, en een aanhanger of caravan. De Aston Martin
Emergency Assistance neemt geen claims in overweging die
voortvloeien uit beschadigingen aan/verlies van een van deze
items. Zulke items vallen te allen tijde onder uw
verantwoordelijkheid.
14. Indien bij pech onderweg de serviceprovider, de door hem
aangestelde garage of onderaannemer een tijdelijke reparatie
aan uw voertuig uitvoert (voor deze doeleinden betekent een
tijdelijke reparatie tijdelijke reparaties aan het voertuig, waarbij
de onderliggende oorzaak van het probleem niet kan worden
opgelost), dan zal de serviceprovider, de door hem aangestelde
garage of onderaannemer u aanraden een dealer de reparatie
zo te laten uitvoeren dat het probleem daadwerkelijk wordt
verholpen.
Schema - in aanmerking komende voertuigen
Nieuwe voertuigen
Iedere Aston Martin die rechtstreeks door Aston Martin of door een
dealer in het Verenigd Koninkrijk of de rest van Europa is verkocht en
die eerst in het Verenigd Koninkrijk of de rest van Europa werd
geregistreerd.
Gebruikte voertuigen
De gebruikte voertuigen die in het Verenigd Koninkrijk of in de rest
van Europa zijn geregistreerd en waarvoor een aanvullende garantie
is gestart.
In alle gevallen
• Het maximale bruto voertuiggewicht (incl. caravan of aanhanger
die ten tijde van de pech-onderwegsituatie werd getrokken):
3500 kg
• Maximale voertuiglengte: 5,5 m
• Maximale voertuigbreedte (incl. caravan of aanhanger die ten
tijde van de pech-onderwegsituatie werd getrokken): 2,3 m
• Maximale voertuighoogte: 3 m
AY2Y-19A321-SA.book Page 11 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
B.12
Aston Martin Assistance
Bij bovenstaande afmetingen wordt rekening gehouden met alles wat
aan de relevante, in aanmerking komende voertuigen is bevestigd ten
tijde van de relevante pech-onderwegsituatie en iedere aanhanger of
caravan, waaronder, maar niet beperkt tot, sleepapparatuur,
imperialen of dragers (bijvoorbeeld voor fietsen of bagage) of wat er
nog aan het voertuig of de imperialen/dragers is bevestigd.
Voertuigen moeten worden gebouwd volgens de specificaties van de
fabrikant, en indien van toepassing over een certificaat van
geschiktheid voor het rijden op de openbare weg beschikken.
AY2Y-19A321-SA.book Page 12 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
Garantie van Aston Martin
Voertuiggarantie........................................................................C.2
Roestgarantie tegen doorroesten................................................C.2
Garantieperiode........................................................................C.2
Wie reparaties mag uitvoeren.................................................... C.3
Onderdelen die aan normale slijtage onderhevig zijn ................ C.3
Uitsluitingen.............................................................................. C.4
Verantwoordelijkheden van de klant ......................................... C.5
Garantiedekking in het buitenland............................................. C.5
Aanvullende garantie van Aston Martin......................................C.5
Consumentenwetgeving ............................................................C.6
Gegevens van de eigenaar......................................................... C.6
Gegevens van het voertuig.........................................................C.6
Overdracht van de garantie (3)..................................................C.7
Overdracht van de garantie (2)..................................................C.7
Overdracht van de garantie (1)..................................................C.7
Overdracht van de garantie (6)..................................................C.9
Overdracht van de garantie (5)..................................................C.9
Overdracht van de garantie (4)..................................................C.9
AY2Y-19A321-SA.book Page 1 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
C.2
Garantie van Aston Martin
Voertuiggarantie
Aston Martin garandeert dat elk nieuw Aston Martin voertuig, elk
vervangend onderdeel en elke installatie geproduceerd of geleverd
door de onderneming bij normaal gebruik en onderhoud voor de
hele garantieperiode vrij is van defecten in het materiaal en het
vakmanschap.
De banden vallen onder een aparte garantie van de
bandenfabrikant. Van de dealers wordt verwacht dat ze u helpen als
u een claim bij de bandenfabrikant wilt indienen.
Ruilonderdelen onder garantie
Nieuwe onderdelen worden alleen gebruikt bij reparaties tijdens de
afleveringsinspectie en gedurende de eerste drie maanden of 5000
km (afhankelijk van wat zich eerder voordoet) vanaf de dag waarop
het voertuig aan de eerste eigenaar wordt overgedragen. Daarna
moeten ruilonderdelen worden gebruikt, indien deze beschikbaar
zijn in het kader van het ruilonderdelenprogramma van Aston Martin.
Roestgarantie tegen doorroesten
De carrosserie van de auto valt onder een roestgarantie tegen
doorroesten. Als enig onderdeel van de carrosserie van een Aston
Martin voertuig doorgeroest is, wordt het betreffende paneel (of
panelen) gerepareerd of vervangen.
De term ‘doorgeroest’ betekent dat de roest vanaf de binnenkant
helemaal door een paneel is gedrongen en een gat heeft gemaakt.
Garantieperiode
De garantieperiode voor alle hier genoemde regelingen begint op de
dag waarop het voertuig aan de eerste eigenaar wordt overgedragen.
De voertuiggarantieperiode bedraagt drie jaar, ongeacht het
kilometeraantal.
De roestgarantieperiode bedraagt tien jaar, ongeacht het
kilometeraantal.
AY2Y-19A321-SA.book Page 2 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
C.3
Garantie van Aston Martin
Wie reparaties mag uitvoeren
Franchisehouders en erkende reparateurs die door Aston Martin zijn
aangesteld en volledige technische ondersteuning ontvangen, zijn
uitgerust voor het onderhoud van en reparaties aan Aston Martin
voertuigen. Alleen dergelijke franchisehouders en erkende
reparateurs mogen volgens deze garantie zonder kosten voor u enig
onderdeel of enige installatie repareren, vervangen of afstellen,
zolang naar tevredenheid van Aston Martin wordt aangetoond dat
het gaat om een defect in het materiaal of vakmanschap binnen de
garantieperiode.
Onderdelen die aan normale slijtage onderhevig
zijn
Onderdelen die onderhevig zijn aan normale slijtage worden
gewoonlijk onderverdeeld in twee categorieën: de onderdelen die
tijdens periodieke onderhoudsbeurten vervangen of afgesteld
moeten worden, en de onderdelen die op basis van de
gebruiksomstandigheden vervangen of afgesteld moeten worden.
Onderdelen die periodiek onderhoud vereisen
De volgende onderdelen vallen onder de voertuiggarantie tot het
moment dat ze voor het eerst vervangen of afgesteld moeten worden
tijdens een periodieke onderhoudsbeurt:
• Aandrijfriemen
•Bougies
• Olie-, lucht-, pollen- en brandstoffilters
De garantieperiode voor elk onderdeel mag de tijd en
afstandsbeperking van de voertuiggarantie niet overschrijden.
Onderdelen die aan normale slijtage onderhevig zijn
De volgende onderdelen hebben een beperkte levensduur of zijn
aan normale slijtage onderhevig. Deze onderdelen vallen echter tot
één jaar onder de voertuiggarantie of tot de eerste onderhoudsbeurt,
afhankelijk van wat zich eerder voordoet.
• Wisserbladen
•Alle gloeilampen
De gloeilampen van de HID-koplampen en de lampjes van het
instrumentenpaneel zijn voor de gehele duur van de
voertuiggarantie gedekt.
• Wieluitlijning en -balancering
• Afstelling aan, maar niet beperkt tot: koplampen en
scharnierende panelen, het vastdraaien van de ophanging, het
verstellen van de stuurgeometrie, het controleren van de emissie-
en brandstofsystemen en het afstellen van de handremkabels.
• Batterijen van de afstandsbediening
Remblokjes, remschijven en andere onderdelen die aan wrijving
blootgesteld worden, vallen niet onder de garantie als ze vervangen
moeten worden als gevolg van slijtage, maar zijn voor de duur van de
voertuiggarantie gedekt tegen fabricagefouten.
Verbruiksartikelen
Het verversen of bijvullen van vloeistoffen, zoals olie, antivries,
remvloeistof, ruitensproeiervloeistof en koelvloeistof, valt alleen
onder de garantie wanneer dit wordt gedaan als onderdeel van een
reparatie onder garantie.
AY2Y-19A321-SA.book Page 3 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
C.4
Garantie van Aston Martin
Uitsluitingen
Voertuiggarantie
AstonMartin is niet verantwoordelijk voor de reparatie of vervanging
van onderdelen als direct gevolg van het volgende:
• normale slijtage;
• het niet naar behoren onderhouden van het voertuig volgens het
onderhoudsschema en de aanwijzingen van Aston Martin;
• het niet gebruiken van onderdelen of vloeistoffen die door Aston
Martin voor een garantiereparatie zijn aangegeven (of onderdelen
van een overeenkomstige kwaliteit tijdens een reparatie die niet
onder de garantie valt);
• beschadigingen als gevolg van onachtzaamheid, een ongeluk, een
overstroming of onjuist gebruik;
• alle wijzigingen aan het voertuig of onderdelen daarvan die niet
door Aston Martin zijn goedgekeurd, inclusief wijzigingen om het
motorvermogen te verbeteren;
• tanken of bijvullen met onjuiste brandstof, bijvoorbeeld diesel in
plaats van benzine;
• het gebruik van alternatieve bio-ethanolbrandstof;
• defecten veroorzaakt als gevolg van het feit dat het voertuig is
gebruikt tijdens motorsport- of rallydagen of voor enig ander doel
dan normaal privé- of zakelijk gebruik.
• het wijzigen of verwijderen van het voertuigidentificatienummer,
of het op onwettige wijze wijzigen van de kilometertellerstand.
Roestgarantie en garantie op gelakte oppervlakken
Aston Martin is niet verantwoordelijk voor de reparatie of vervanging
van onderdelen als direct gevolg van het volgende:
• het niet naar behoren onderhouden van het lakwerk en de
carrosserie door deze regelmatig schoon te maken volgens de
aanwijzingen van Aston Martin;
• factoren waar Aston Martin geen controle over heeft, zoals
milieugevaren (inclusief industriële neerslag, stormschade, zure
regen) en schade (inclusief steenslag, krassen en het gebruik van
ongeschikte reinigingsmiddelen);
• reparaties na een ongeluk met materialen of methodes die niet
door Aston Martin zijn goedgekeurd;
• alle wijzigingen van het voertuig die afwijken van de originele
specificaties van Aston Martin.
• het niet tijdig verhelpen van lakwerkbeschadigingen of roest die
door de dealer tijdens de jaarlijkse inspectie in de
voertuigdocumentatie wordt vastgelegd.
Overige uitsluitingen
De garantie van Aston Martin geldt niet voor verloren tijd, ongemak,
verlies van vervoer of alle overige incidentele of gevolgschade die u
(of iemand anders) hebt te lijden als gevolg van een defect dat wel
door deze garantie wordt gedekt.
AY2Y-19A321-SA.book Page 4 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
C.5
Garantie van Aston Martin
Verantwoordelijkheden van de klant
In de voertuigdocumentatie staat beschreven hoe het voertuig naar
behoren moet worden onderhouden en gebruikt. Het naar behoren
onderhouden en gebruiken voorkomt kostbare reparaties als gevolg
van misbruik, veronachtzaming of onzorgvuldig onderhoud en kan
de inruil- of doorverkoopwaarde van het voertuig verhogen.
U bent verantwoordelijk voor het volgende:
• Zorg ervoor dat het voertuig wordt onderhouden volgens de
onderhoudsaanwijzingen in de voertuigdocumentatie.
Als geen onderhoud wordt uitgevoerd volgens de door Aston
Martin aanbevolen periodieke onderhoudsbeurten, zal de
garantie op de betreffende onderdelen komen te vervallen.
• Nadat een defect is opgemerkt, moet u het voertuig zo snel
mogelijk naar een dealer brengen voor het laten uitvoeren van
een garantiereparatie.
• Zorg ervoor dat het onderhoudsschema door de dealer wordt
afgestempeld na afloop van een periodieke onderhoudsbeurt.
• Zorg ervoor dat het lakwerk en de carrosserie in goede staat
worden gehouden door het voertuig regelmatig schoon te maken
volgens de aanwijzingen van de fabrikant.
• Zorg ervoor dat de chassispanelen elk jaar door een erkende
Aston Martin dealer worden geïnspecteerd en dat deze inspectie
in de handleiding voor de eigenaar wordt genoteerd.
Garantiedekking in het buitenland
Aston Martin beschikt over een uitgebreid dealernetwerk in
nagenoeg alle delen van de wereld. Elke erkende Aston Martin dealer
mag garantiereparaties uitvoeren. Onder normale omstandigheden
hoeft u niet te betalen voor garantiereparaties die door een Aston
Martin dealer worden uitgevoerd.
Het is uw verantwoordelijkheid om het garantiebewijs te overleggen
dat bij het nieuwe voertuig werd geleverd. Dit geeft u het recht op
het gebruik van de garantieregelingen en de bijbehorende
onderhoudsverslagen. Als u geen garantiebewijs kunt voorleggen,
moet de dealer advies inwinnen bij Aston Martin.
Aanvullende garantie van Aston Martin
De aanvullende garantie van Aston Martin is specifiek bedoeld om u
een eersteklas after-sales bescherming te bieden tegen onverwachte
reparatiekosten wanneer de voertuiggarantie is verlopen, waarbij u
weet dat uw Aston Martin wordt gerepareerd door getrainde
monteurs die alleen met originele Aston Martin onderdelen werken.
Neem contact op met uw Aston Martin dealer voor verdere
informatie over de voordelen en de bescherming die worden
geboden door de aanvullende garantie van Aston Martin.
AY2Y-19A321-SA.book Page 5 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
C.6
Garantie van Aston Martin
Consumentenwetgeving
De garantie van Aston Martin is een fabrieksgarantie die een
aanvulling is op, maar geen inbreuk maakt op uw wettelijke rechten
volgens de koopovereenkomst met de verkopende dealer of volgens
de geldende nationale wetgeving die geldt voor de verkoop van
consumentengoederen.
Gegevens van de eigenaar
Naam:
Adres:
:
:
Postcode:
Gegevens van het voertuig
Kenteken:
Chassisnummer (VIN):
Motornummer:
Begindatum van de garantie:
Als u het voertuig doorverkoopt, kan de garantie aan de nieuwe
eigenaar worden overgedragen als deze nog niet is vervallen.
De nieuwe eigenaar moet het geperforeerde blad op de volgende
bladzijde invullen en opsturen naar:
Aston Martin Warranty Department
Aston Martin Lagonda Limited
Banbury Road
Gaydon
WARWICK
Warwickshire
CV35 0DB
Engeland
Handtekening:
Datum:
(Stempel van de dealer)
AY2Y-19A321-SA.book Page 6 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
C.7
Garantie van Aston Martin
Overdracht van de garantie (3)
Kenteken:
Chassisnummer (VIN):
Kilometertellerstand:
Aankoopdatum:
Naam:
Adres:
:
:
:
Postcode:
Telefoonnummer:
Handtekening:
Datum:
Overdracht van de garantie (2)
Kenteken:
Chassisnummer (VIN):
Kilometertellerstand:
Aankoopdatum:
Naam:
Adres:
:
:
:
Postcode:
Telefoonnummer:
Handtekening:
Datum:
Overdracht van de garantie (1)
Kenteken:
Chassisnummer (VIN):
Kilometertellerstand:
Aankoopdatum:
Naam:
Adres:
:
:
:
Postcode:
Telefoonnummer:
Handtekening:
Datum:
AY2Y-19A321-SA.book Page 7 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
C.8
Garantie van Aston Martin
AY2Y-19A321-SA.book Page 8 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
C.9
Garantie van Aston Martin
Overdracht van de garantie (6)
Kenteken:
Chassisnummer (VIN):
Kilometertellerstand:
Aankoopdatum:
Naam:
Adres:
:
:
:
Postcode:
Telefoonnummer:
Handtekening:
Datum:
Overdracht van de garantie (5)
Kenteken:
Chassisnummer (VIN):
Kilometertellerstand:
Aankoopdatum:
Naam:
Adres:
:
:
:
Postcode:
Telefoonnummer:
Handtekening:
Datum:
Overdracht van de garantie (4)
Kenteken:
Chassisnummer (VIN):
Kilometertellerstand:
Aankoopdatum:
Naam:
Adres:
:
:
:
Postcode:
Telefoonnummer:
Handtekening:
Datum:
AY2Y-19A321-SA.book Page 9 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
C.10
Garantie van Aston Martin
AY2Y-19A321-SA.book Page 10 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
Alfabetische index
A
Aanhaalmoment wielmoer ......................................................11.4
Aanvullend beveiligingssysteem voor inzittenden
.....................3.12
Accessoirestekkerdoos
............................................................3.26
Accu
.....................................................................................10.22
Onderhoud
.......................................................................10.24
Accu weggooien
...................................................................10.24
Acculading
............................................................................10.24
Achterklep
................................................................................2.5
Airbags
...................................................................................3.12
Uitschakelingsschakelaar voor passagiersairbag
....................3.16
Alarm
.......................................................................................2.6
Antiblokkeersysteem
.................................................................5.6
Aston Martin Assistance
........................................................... B.1
Audio
.......................................................................................7.1
Onderdelen
..........................................................................7.2
Automatische transmissie
..........................................................5.4
B
Bandenreparatieset ...............................................................10.14
Bedieningselementen
Informatie- en waarschuwingssymbolen
................................4.3
Instrumentengroep
................................................................4.3
Stuurkolomhendels
.............................................................4.11
Binnenspiegels
..........................................................................3.7
Boordcomputer
........................................................................4.6
Brandstof
Katalysators
.........................................................................5.13
Buitenspiegels
...........................................................................3.7
C
Claxon ....................................................................................4.13
Climate control
Automatische werking
...........................................................6.7
bedieningselmenten
..............................................................6.3
bedieningstips
.......................................................................6.2
Handmatige bediening
..........................................................6.7
Condensatie, Koplampen
......................................................10.33
E
Elektrisch bediende ruiten .......................................................3.26
G
Garantie van Aston Martin .......................................................C.1
Gegevens opslaan
.....................................................................1.5
Gevaarlijke stoffen
..................................................................10.4
Gloeilamp koplamp
............................................................. 10.33
H
Handgeschakelde transmissie ....................................................5.5
Hands-free bellen
.....................................................................8.1
Een telefoon verwijderen
......................................................8.5
Verbinden van een telefoon
..................................................8.3
Hands-free belsysteem
Een telefoon gebruiken
.........................................................8.6
Het voertuig ontgrendelen
........................................................2.3
Het voertuig vergrendelen
.........................................................2.4
Hoofdvergrendelschakelaar
.......................................................2.4
I
Interne lampen .................................................................... 10.37
AY2Y-19A321-SA.book Page 1 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
D.2
Alfabetische index
K
Katalysators .............................................................................5.13
Kinderzitjes
.............................................................................3.19
Uitschakeling passagiersairbag
.............................................3.16
Koplampcondensatie
............................................................10.33
M
Media-apparatuur ...................................................................3.25
Motorkapontgrendeling
..........................................................10.6
O
Onderhoud .......................................................... 10.1, 10.5, A.4
Voertuig opkrikken
.............................................................10.3
Onderhoudspunten
Gereedschapset
..................................................................10.6
Ontdooien en ontwasemen
Automatisch
..........................................................................6.7
Handmatig
............................................................................6.8
Opbergruimte in het interieur
.................................................3.23
P
Parkeerrem ...............................................................................5.7
Passief antidiefstalsysteem
.........................................................2.7
Pech onderweg
.....................................................................10.20
R
Rapport van airbagvervanging ................................................ A.10
Rapport van vervanging gordelvoorspanners
........................... A.11
Remblokken inlopen
.............................................................10.12
Remmen
Antiblokkeersysteem
.............................................................5.6
Rijtechnieken
..........................................................................5.14
Roestinspectie
.......................................................................... A.9
Ruit terugstellen
....................................................................10.37
S
Satellietnavigatie .......................................................................9.1
Kaartupdates
.........................................................................9.3
Software-updates
..................................................................9.3
Systeembedieningselementen
...............................................9.4
Specificaties
............................................................................11.1
Spiegels
Binnen
..................................................................................3.7
spiegels
Elektrisch in-/uitklappen (buitenspiegels)
...............................3.8
Starten met hulpstartkabels
...................................................10.21
Stoelen
Temperatuurregeling
.............................................................3.6
Stoelen met temperatuurregeling
..............................................3.6
Stoelverstelling
..........................................................................3.2
Stuurwiel
..................................................................................3.6
T
Tanken ...................................................................................5.12
V
Veiligheidsgordels .....................................................................3.9
Kind
....................................................................................3.12
Verzorging en onderhoud
.................................................10.39
Veiligheidsmankementen - doorgeven
......................................1.5
Veiligheidssysteem
....................................................................3.8
Bepalen of het systeem gebruiksklaar is
.................................3.8
Vloeistofniveaus
......................................................................10.8
Voertuigidentificatie
..................................................................1.4
Voertuigsleutel
..........................................................................2.2
Voertuigstabiliteitsregeling
.........................................................5.8
Voertuigstalling
.....................................................................10.40
Voetrem
...................................................................................5.6
Voorruitwisserblad vervangen
...............................................10.11
W
Wissers
Wisserhendel
......................................................................4.12
AY2Y-19A321-SA.book Page 2 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
D.3
Alfabetische index
Z
Zekeringkasten .....................................................................10.24
AY2Y-19A321-SA.book Page 3 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM
D.4
Alfabetische index
AY2Y-19A321-SA.book Page 4 Tuesday, March 8, 2011 11:06 AM